Bladgrond
Roland Jooris
Roland Jooris (Auteur), Carl De Strycker (Inleider), Bart Van der Straeten (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Poëziecentrum, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : JOOR |
Paul Demets
te/ep/17 s
Met de bloemlezing Sculpturen heeft Roland Jooris (°1936) samen met dichter en criticus Bart Van der Straeten een scherp afgewogen selectie uit zijn gedichten gemaakt. Hij deed dat al eerder, met Gedichten 1958-1978 uit 1978. Net zoals in die bloemlezing, maakte het duo een strenge selectie uit het werk en voegde er enkele nieuwe gedichten aan toe. In beide gevallen putte Jooris vooral uit zijn recentste bundels.
Het is duidelijk dat Roland Jooris niet alleen het beste uit zijn werk voor de lezer wil voorbehouden, maar dat hij ook de beeldvorming wil helpen bepalen. Daar is niets mis mee, integendeel. Het is net boeiend om te bekijken hoe een dichter de evolutie in zijn werk interpreteert en het beeld van zijn werk eventueel wil bijsturen.
Reflectie centraal
Zoals Carl de Strycker in zijn verhelderende inleiding bij Sculpturen terecht opmerkt: 'Precies zoals hij in 1978 het publiek niet wilde herinneren aan de neo-experimentele poëzie uit zijn eerste twee bundels, wil hij nu niet langer (enkel) geboekstaafd staan als de vertegenwoordiger bij uitstek van de Nieuw Realistische Poëzie in Vlaanderen.'
In 1968 verkocht Roland Jooris op de poëziemarkt in Wetteren Een verpakte gedachte, een doos die schilder Raoul De Keyser had ontworpen, met daarin tien kaarten met gedichten van Jooris. Twee jaar later kreeg Jooris een plaats in de bloemlezing Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen van het tijdschrift Kreatief. Andere tijden dan nu, duidelijk.
Toch is Jooris nooit bezig geweest met een ongecompliceerde reconstructie van de werkelijkheid. De poëticale reflectie stond centraal. Goed dus dat Jooris en Van der Straeten de bloemlezing Sculpturen met de regels 'In woorden zijn vogels/ genaderd' laten beginnen.
Jooris was in zijn zogeheten 'nieuw-realistische' periode bezig met het landschappelijke binnen te brengen in zijn manier van schrijven. Het ging niet om voorstelling of afbeelding, maar om de creatie van het landelijke en landschappelijke in taal. Jooris is nooit echt bezig geweest met het direct communicatieve dat de nieuw-realisten beoogden.
De evolutie in Roland Jooris' poëzie wordt vaak geschetst als een evolutie naar meer autonomie en abstractie. Maar die twee elementen hebben zijn werk altijd bepaald. In dat opzicht is zijn poëzie vooral verwant met die van Hans Faverey en Gerrit Kouwenaar en in het Franse taalgebied met die van André du Bouchet.
In Jooris' poëzie zit een sterk verlangen naar het ascetische. Hij hongert de werkelijkheid uit met zijn taal, zodat ze een sterke graad van abstractie bereikt, zonder dat ze onleesbaar wordt. Abstractie wordt in zijn poëzie op een intrigerende manier met het concrete vermengd. Abstracte woorden krijgen daardoor een beeldende lading.
Tactiel
Jooris' gedichten hebben een sterke sensualiteit. Ze zijn bijna tactiel. Je hebt het gevoel dat je zijn woorden kunt aanraken, dat je hun smaak proeft op je tong. Hij schrijft vanuit een soort bezetenheid om de dingen in taal aanwezig te maken, weliswaar vanuit het besef dat dit onmogelijk is.
Voor mij is Roland Jooris in ons taalgebied de dichter van de fragielste gedachtestreep. Zijn gedichten lijken wel met potlood geschreven. Hij is een tekenaar met woorden. Je voelt de lichamelijke act van het schrijven die zich in zijn gedichten vertaalt. Met de taal als materie gaat hij op zoek naar de juiste vorm. Het is 'een zich bevlogen/ aan klanken bezeren', zoals in het gedicht dat ik koos, dat we poëticaal zouden kunnen interpreteren. Jooris' woorden schrijnen. Dat maakt zijn werk tijdloos en uniek.
Roland Jooris, Sculpturen, Poëziecentrum, Gent, 128 p., 22,50 euro
---
Geluiden
Eensluidend oneens
een zich bevlogen aan
klanken bezeren
een kuchen
eenkennig, een schutterig
vegen op het geheugen
van snaren gestreken
een inval
schudt
zijn veren
als op een drempel
verloren
in de vroegte
Roland Jooris
PAUL DEMETS ■
T. van Deel
Roland Jooris (1936), al vijfenvijftig jaar dichter, heeft naam en faam gemaakt als Vlaamse neorealist, maar blijkt zich in de loop van al die jaren toch steeds meer en in steeds pregnantere zin te hebben ontwikkeld in een meer autonome richting, waarin het gedicht geen afbeelding meer is van de werkelijkheid, maar een eigen werkelijkheid schept louter en alleen met behulp van de taal. Die taal is dan ook, zoals bij de beeldhouwer het marmer, het materiaal van de dichter: hij hakt zoveel weg uit de taal dat er een taalsculptuur overblijft. Jooris' gedichten zijn op die manier uitgespaarde woordbeeldingen, mager maar effectief van woordkeus, neigend naar vaak op het dichten zelf geconcentreerde dichters als Hans Faverey. 'Niets geen neorealist die de werkelijkheid in taal tracht te vatten, maar een metafysisch dichter die met taal de onzichtbare wereld vatbaar maakt', aldus Carl De Strycker in zijn essay vooraf aan deze door Jooris mede samengestelde en geautoriseerde bloemlezing uit zijn oeuvre, met toevoeging van tien 'Nieuwe gedichten' (2014). Deze keuze is fraai verzorgd uitgegeven door het Gentse PoëzieCentrum en onderstreept nog eens te meer de opvallende en vasthoudende rol die Roland Jooris tot op heden in de nederlandstalige poëzie speelt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.