Josja Pruis
Harm De Jonge
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Goor, cop. 2011 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : IK EN DE WERELD : VERHALEN : DEJO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Goor, cop. 2011 |
JEUGD : VERHALEN BLAUW (12-14 J.) : DEJO |
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Goor, cop. 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DEJO |
Magazijn |
Van Goor, cop. 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GROTE LETTER JONG |
Niet beschikbaar |
Van Goor, cop. 2011 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GROTE LETTER SAMS |
31/12/2011
Vriendschap als tijdbom
Motto’s zijn meestal veelbetekenend. Dat is zeker het geval bij Vuurbom, het nieuwe boek van Harm de Jonge. De twee motto’s van Queen leggen meteen een tijdbom onder het verhaal. Ze bepalen het lot van de twee hoofdrolspelers: ‘I’m just a poor boy, I need no sympathy. Because I’m easy come, easy go.’ (Queen, Freddie Mercury, ‘Bohemian Rhapsody’, 1975) en ‘Yeah, I’m a rocket ship on my way to Mars. On a collision course. I am a satellite, I’m out of control.’ (Queen, ‘Don’t stop me now’, 1979). Het eerste citaat duikt als een leidmotief meermaals op. En dat de botsing uit het tweede citaat onvermijdelijk is, wordt verklaard op de tegenoverliggende bladzijde. Aristoteles’ wet van oorzaak en gevolg wordt er geconcretiseerd in ‘De wet van de kleine oorzaak en het grote gevolg’ van Bram Bodaar, de jongen die het verhaal onafwendbaar naar een dramatisch hoogtepunt voert en die de vriend is van Jimmie, de ik-verteller.
Jimmie Prins ligt in het ziekenhuis, zijn hoofd helemaal ingepakt, alleen zijn neus en mond zijn nog vrij. Hij weet dat hij Bram gedood heeft, maar wat er precies gebeurd is, herinnert hij zich niet meer. Daar probeert Ratelbuis, een politieagent, achter te komen. Zijn lastige vragen roepen pijnlijke ‘hersenratels’ bij Jimmie op, flarden van emoties en gedachten die hem helemaal overstuur maken. Gelukkig is er Agnes, de lieve verpleegster uit de Molukken, die hem tot rust kan brengen en zo beetje bij beetje en met de hulp van een ‘magische’ dondersteen, Jimmies herinneringen aan die vreselijke laatste dag met Bram naar boven weet te krijgen. Die herinneringen wisselen af met de dagboekbladzijden in het ziekenhuis en zijn in een ander lettertype gedrukt. Ze beginnen op een vrijdagmiddag in juni, wanneer Jimmie en Bram elkaar ontmoeten.
Meteen in de eerste flard herinneringen wordt De Jonges sterkste kant duidelijk: door scherpe observaties van gedragingen weet hij elk personage raak te typeren in wat hen bijzonder maakt. De volgende omschrijving, met naam en uitroepteken, maakt duidelijk wat Jimmie voor Orli voelt: ‘We hadden die middag gezwommen in het kanaal en het zoemde nog wat in mijn hoofd. Dat kwam natuurlijk omdat ik zo lang heel dicht bij Orli was geweest. Zwemmen was daar heel geschikt voor: als je een rode kop kreeg dook je gewoon even onder water. Orli Augustijn! Ze had één keer gelachen, toen ik zei dat ze wel een dolfijn leek.’ Maar ook de sportieve durfal Joerie en de stille Olivier komen meteen tot leven en dat geldt later ook voor Anna uit de Sodomwijk met haar brutale bek en harde vuisten, de gevaarlijke eenzaat Slikkie Spaan en de leerkrachten, vooral dan de neurotische mevrouw Asnevoer.
Ook Bram wordt meteen een memorabel personage door zijn bijzondere gedrag: ‘Hij greep mijn hand en zwengelde die wild op en neer. Raar, natuurlijk. Jongens als wij geven elkaar geen hand. Dat doe je hoogstens bij ooms en tantes als ze op visite komen.’ Bram heeft een vreemd hoofd, dat later een punthoofd of ‘Sturmschädel’ blijkt te zijn en palmt Jimmie onmiddellijk in door hem zijn flipperkast te laten zien. Die kast is heel bijzonder omdat ze duidelijk maakt wat Bram het meest fascineert: dat je met één kleine beweging heel veel kunt laten veranderen.
Die ‘wet’ beheerst Brams doen en laten. Als een bezetene wil hij nagaan hoe mensen reageren op kleine veranderingen die hij bewerkstelligt. Door zijn enthousiasme weet hij Jimmy tot handlanger te maken bij zijn experimenten. Die zijn aanvankelijk leuk en onschuldig, maar dat verandert als hij medeleerlingen persoonlijk raakt in wat hen het dierbaarst is. Zo laat hij Anna’s dagboek verdwijnen en Oliviers medaillon met de foto van zijn overleden moeder. Bram gaat steeds driester te werk, tot de waarheid aan het licht komt en de klas zich tegen hem keert. Hij belooft alle gestolen spullen terug te geven en nodigt iedereen uit in het zomerhuis. De lezer weet intussen dat het slecht zal aflopen, want Bram vroeg Jimmie om de brandbom te halen die ze samen maakten en verstopten in het bos. De verschillende spelers komen samen in een dramatische ontknoping die een mix is van een detective en een klassieke tragedie. Intussen was Jimmie al tot het besef gekomen dat zijn vriendschap met Bram geen echte vriendschap was. In het ziekenhuis verwoordt hij zijn groeiende twijfels met drie vragen: ‘Bewonderde ik Bram toen nog wel? Was hij de vriend die je niet kon verraden? Of was ik gewoon bang dat hij iets vreselijks zou doen als hij merkte dat ik het niet met hem eens was?’ Hij weet dat Bram hem gebruikte doordat hij zijn zwakke plek kende: hij had de neiging zichzelf altijd weg te cijferen, hij kan niet vechten, ‘altijd is er het medelijden met de ander’. Als hij, net voor die dramatische middag, Bram nog een laatste keer wil zien, doet hij dat ‘om te bewijzen dat ik mezelf kon zijn.’ In de kern is Vuurbom een verhaal dat de diepmenselijke vraag stelt naar het wezen van de vriendschap. Daarin doet het denken aan Big van Mireille Geus.
Vriendschap is een van de centrale thema’s in het hele werk van De Jonge, waarbij de vriend steeds als heel bijzonder wordt getypeerd, zoals Brakker uit Tijgers huilen niet (1997), die nooit zijn pet afzet, Josja Pruis die beweert twee stel hersens te hebben of Charlie uit Flessenpost (2010), die zichzelf voorstelt als een prinses uit Yucatucan. Nieuw in Vuurbom zijn de vragen die opgeroepen worden over de grenzen tussen vriendschap en machtsmisbruik en over schuld en de bronnen van haat, over het al dan niet verantwoord zijn van wraak en geweld en over voorbestemd zijn en zelfbeschikking. Ook door deze gelaagdheid is Vuurbom een typisch De Jonge-boek. Dat is het ook door de vele motieven die het verhaal verbinden met eerdere verhalen van de auteur: de aantrekkingskracht van een meisje uit verre oorden en de bijzondere rol van postzegels en muziek (de mondharmonica). Zelfs het personage Slikkie dook al in eerdere verhalen op.
Ook de plot doet denken aan eerder werk. Zo was De Jonges debuut Steenkuib is een rat (1989) al opgebouwd als een detective die speelde op een middelbare school. Die ingrediënten uit de detective zorgen natuurlijk voor spanning, maar dreigen tegelijk de geloofwaardigheid aan te tasten. Naar het einde toe, wanneer alle draden samenkomen, merk je te sterk de hand van de auteur die alle puzzelstukjes op hun plaats legt. De wraakgedachten van de verschillende ‘slachtoffers’ zijn begrijpelijk, maar dat ze allen op hetzelfde moment geweld gebruiken, lijkt op de ontknoping van een spelletje cluedo. Die ontknoping verrast ook niet echt meer, behalve misschien de rol daarin van de leerkracht Frans, al lijkt dit staartje er uiteindelijk te los of te opzettelijk aangeplakt.
Deze bedenkingen doen echter weinig af aan de beklemmende en beklijvende indruk die deze geschiedenis van een vriendschap, met zijn bijzondere personages, maakt. Dat die indruk zo sterk is, is vooral te danken aan de stijl van de auteur, die de kracht van de suggestie kent. Doordat Jimmie door het verband niets kan zien, is hij aangewezen op zijn gehoor, zijn reuk- en zijn tastzin. De Jonges taal is hierdoor intens zintuiglijk en beeldend. De stem van Agnes ‘wipt als een vogeltje om mijn hoofd’ of klinkt ‘zacht als een poetsdoekje’. Ze geurt naar vanille, helemaal anders dan de garagelucht van de vervelende Ratelbuis. Ook gedachten worden vaak in originele beelden verwoord: ‘Gek die ratels. Het zijn geen dromen: ze komen immers ook als ik wakker ben. Al het afschuwelijke dat in hersendoosjes zit, rolt eruit. Het kruipt door de kieren in mijn hoofd en perst zich naar buiten.’ Om te verwoorden dat hij zijn herinneringen probeert op te roepen, zegt Jimmie: ‘Ik probeer mijn herinneringen over de drempel te duwen en neem een nieuwe aanloop.’ Typerend zijn ook de volgende regels, waarin de bevreemding pas opgelost raakt zodra je te weten komt dat het over postzegels gaat: ‘In de blauwe mammoettanker van Cuba zat een vouw. En ook de Belgische vogels waren in mijn broekzak niet zonder kreuk gebleven. Gelukkig maakte Bram zich niet druk om een rimpeltje meer of minder.’ En dan zijn er nog de neologismen waarmee de auteur zoveel meer kan oproepen dan met versleten woorden. Je hoort de ‘schoenboink’ van Ratelbuis en kunt dromen over de ‘beloftemeisjes’ op het plein. Dit laatste woord met zijn mengeling van spanning, mysterie en emotie roept precies op wat dit boek bijzonder maakt.
[Jan Van Coillie]
S. van Bruinisse
Jimmie (13) ligt in het ziekenhuis. Hij herinnert zich niets meer van wat er gebeurd is, maar is wel zeker van het feit dat zijn vriend Bram dood is door zijn schuld. Hij heeft immers de vuurbom gegooid. Jimmie vertelt aan Agnes, een verpleegster, over zijn vriendschap met Bram, zijn klasgenoten en juffrouw Asnevoer. Het wordt steeds duidelijker dat Bram Jimmie gebruikte voor zijn spelletjes en experimenten. Aangrijpend en spannend verhaal, waarin langzaamaan steeds meer duidelijk wordt over wat er precies gebeurd is en wat eraan vooraf ging. Het wordt mooi verteld en wekt nieuwsgierigheid naar het einde van het verhaal. Korte wisselende hoofdstukken tussen het heden en verleden, typografisch duidelijk van elkaar onderscheiden. Prettig leesbaar, ruime bladspiegel. Het omslag is minder aantrekkelijk, maar wel passend bij het verhaal. Zilveren Griffel 2012. Vanaf ca. 10 jaar.
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Jimmie ligt in het ziekenhuis, met zijn hoofd in het verband als een mummie, met snerpende hoofdpijn, brandwonden, beschadigde ogen, pijn overal. Elke dag komt politieman Ratelbuis hem ondervragen over de gebeurentissen die hieraan vooraf gingen, maar het is eigenlijk vooral aan de Molukse verpleegster Agnes dat Jimmie zijn verhaal doet. Het verhaal over zijn vriend Bram die op een dag in zijn leven kwam en daar een steeds meer overheersende plaats ging innemen. In het begin ervaart Jimmie dit als positief; Bram heeft interessante theorieën, geweldige invallen, durft alles en is nooit saai. Maar gaandeweg ontdekt Jimmie de duistere kant van Bram en zijn obsessie voor de Wet van het Gevolg: hoe een kleine actie zoals een steen door iemands ruit gooien een groot gevolg kan hebben. Of zien hoe mensen reageren, wanneer je hen iets afpakt wat hen dierbaar is bijvoorbeeld. Bram is zo gehaaid dat het lang duurt voor zijn klasgenoten, leerkrachten en zelfs zijn beste vriend hem doorhebben, maar dan is hun wraak ook genadeloos.
De structuur waarin het boek opgebouwd is, geeft het verhaal een extra dimensie: elk hoofdstuk in het heden, met pijn, ondervraging, hersenratels, en verlossende gesprekken met Agnes, wordt afgewisseld met één uit het verleden, dat zelfs in lettertype onderscheidend is. Zo kom je beetje bij beetje de waarheid te weten en krijg je als lezer vooral ook de tijd mee te gaan in de weg die Jimmie zelf heeft afgelegd. Anderzijds vertraagt dit procedé ook het verhaal, en werkt de herhaling ook wel de verveling in de hand. De hoofdfiguren Bram, Jimmie en ook wel Agnes zijn goed uitgewerkte personages, al blijft het me een raadsel waarom Agnes van in het begin zo fel en overtuigd de verdediging en bescherming van Jimmie op zich neemt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.