Het portret van Dorian Gray
Oscar Wilde
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 2251 |
31/12/2002
Dat de beste lezer die een schrijver zich dromen kan, de vertaler van zijn werk is, toont Anneke Brassinga -- die niet alleen dichter maar ook vertaler is -- op een overtuigende manier aan in haar laatste essaybundel. Ze legt verbanden tussen schrijvers, ze verduidelijkt hun werk en vooral schrijft ze met zoveel enthousiasme over hen dat je dat werk direct wilt gaan lezen. Bovendien is dit boek een uitmuntend voorbeeld van waar de hedendaagse literatuur voor staat: een mengeling van essays, persoonlijke notities, poëzie. Een ode aan de vrijheid.
Het is niet toevallig die intellectuele vrijheid, die speelsheid van denken, wat Anneke Brassinga in het werk van haar geliefde schrijvers aantrekt. Het boek begint met een ode aan Denis Diderot, de grote schrijver en filosoof uit de 18e eeuw. Enkele jaren geleden heeft Brassinga zijn Brieven aan Sophie vertaald. In het eerste essay legt ze op een verrassende manier een relatie met Molloy van Samuel Beckett: beide boeken gaan nergens over, hebben geen onderwerp en zijn daarom allebei "een oerboek". De lezer wordt nl. op een rechtstreekse manier aangesproken want niet langer verleid door de logica van het verhaal. Hier wordt naar de essentie van literatuur gegaan: het verhaal belemmert niet langer het uitzicht op de taal, de literatuur en de trucs die de schrijver uithaalt om de lezer bij zijn lurven te vatten. In een ander essay legt Brassinga verbanden tussen Stefan Themerson en Denis Diderot. Beiden zijn kinderen van hun tijd en waar Diderot wilde systematiseren en Themerson de grenzen doorbreken, hebben ze toch als gezamenlijk kenmerk hun dartel denken. Voor beiden bestaat er geen stilstand, worden alle dingen.
Vanuit het werk van Diderot gaat Brassinga op zoek naar verwante geesten, ook omdat je van bewondering een beter mens wordt. Zo bv. is er het boek Gewassen vlees van Thomas Rosenboom, wiens werk vergeleken wordt met dat van Mozart en Cervantes. En ook nog: Bloem, Melville, Pierre Michon, Perec, Marcel Proust, Nijhoff. Iedere keer weer verrast Brassinga ons omdat ze het werk benadert met een bijzondere eruditie (dus van buitenaf) maar ook met een diepe betrokkenheid bij het werk zelf (van binnenuit). Deze twee bewegingen doen niet alleen het werk zinderen van intelligentie en gevoeligheid maar reveleren ook veel over de schrijver zelf.
Deze bundel bevat immers ook veel autobiografische elementen. Ze spreekt over haar jeugd, soms tussen de lijnen over de eenzaamheid en het verlaten-zijn. Ze verhaalt over de onderwijzer, mijnheer Blok, die haar Dante leerde kennen en waardoor ze besefte dat de wereld immens is, dat er zoveel meer is dan het eigen leven. Deze overweldiging ervaart ze steeds weer bij die schrijvers die ze het liefst vertaalt: zij die buiten de mainstream vallen, die het de lezer iets moeilijker maken dan wat normaal is. Haar essays over het vertalen zijn werkelijk subliem. Brassinga laat de lezer meekijken in haar interne keuken en ze is zelfs niet te beroerd om verschillende versies van een gedicht van Hart Crane te publiceren. Maar wat belangrijker is, is dat ze daarmee een pleidooi en een eerbetoon voor het vertalen geschreven heeft. Hier word je rechtstreeks geconfronteerd met wat het woord deontologie betekent: een consciëntieus zoeken naar het juiste woord, uit eerbied voor de taal en het vertaalde werk.
Dit alles -- de gedrevenheid, het persoonlijke, de liefde voor de taal, de literatuur en jawel ook voor de mensheid -- komt samen in haar schrijven over Ossip Mandelstam. Wat Brassinga hier over hem neerschrijft maakt stil, toont op een grandioze manier aan wat humanisme werkelijk betekent. Ze neemt van hem het woord 'hellenisme' over wat staat voor het erkennen van de dingen rond de mens, zijn omgeving. Het belang van huisraad -- ook de titel van een bundel uit 1998 van Brassinga -- en hoe dat een mens kan bepalen. Ze stelt twee soorten individualisme tegenover elkaar. Enerzijds dat van Proust, dat op zichzelf gericht is en de levensontgoocheling in de kunst overstijgt, en anderzijds dat van Mandelstam dat de individualiteit in een gemeenschap ziet en waar het ik overstegen wordt door de dingen die het doet. En Brassinga maakt dat duidelijk door vanuit dit werk verwijzingen te leggen naar Ovidius, Petrarca, Pindarus, Pastior, Dante, Bjely. Waarmee ze aantoont dat cultuur een levendig geheel en werkelijk ook een huis is. [Johan Velter]
Barber van de Pol
Bundel schimpende of, meestal, bewonderende korte essays over andere schrijvers of dichters, op een enkele uitzondering na heel bekend: Diderot, Themerson, Bloem, Melville, Proust, Mandelstam, Perec, Dante, Beckett. Steeds wordt zeer nadrukkelijk een vernuft aan de dag gelegd dat genots-trekjes heeft. Je kijkt je ogen uit hoe kennelijk verliteratuurd-zijn tot wellust is omgebogen. Taal- en denkwellust, maar toch. Regelmatig verraadt zich de dichter en vertaler die Brassinga ook is; het stuk 'De roze slobberdotjes' gaat trouwens over literair vertalen. De essays verschenen deels eerder in De Gids, Raster, De Revisor, Trouw en De Tweede Ronde. De schrijfster (1948) kreeg onlangs de VSB Poëzieprijs voor haar bundel 'Verschiet'; ze vertaalde werk van o.a. Vladimir Nabokov, Hermann Broch, Sylvia Plath, W.H. Auden, Herman Melville en Jean-Jacques Rousseau. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.