Jakob von Gunten : een dagboek
Robert Walser
Robert Walser (Auteur), Machteld Bokhove (Vertaler), Cyrille Offermans (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Parrèsia, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10877 |
Hans Cottyn
ua/an/03 j
Franz Kafka, Thomas Bernhard, Hans Magnus Enzensberger, Peter Handke, W.G. Sebald, J.M. Coetzee, Hermann Hesse, Robert Musil, Walter Benjamin. Allemaal vonden ze Robert Walser een van de grootste Duitse schrijvers. Als je eenwriter's writer zoekt, hier heb je er een. Maar waarom was er tot voor kort van Walser niets in vertaling te vinden? Waarom kennen we hem nauwelijks?
Eind de jaren 70 stak Jeroen Brouwers zijn nek uit door enkele van Walsers boeken in het Nederlands te vertalen. In 1979 verscheen de debuutromanFritz Kocher z'n opstellen, een jaar later een selectie van korte verhalen inDe kuise nacht, het 'dagboek'Jakob von Gunten en de korte romanDe bediende. Het werd weer stil, alle inspanningen van Brouwers ten spijt. Walser bleef de geheimtip die hij altijd was geweest.
De kleine Nederlandse uitgeverij Parrèsia waagt nu een nieuwe poging om die kennelijk gemakkelijk te vergeten Walser weer op het voorplan te duwen. De publicatie in het Nederlands van een klein deel van Walsers kort proza was zonder twijfel het beste literaire idee van 2013. Want Walser verdient zijn plaats in de canon, zo blijkt maar weer eens uitDe vrouw op het balkon en andere prozastukjes. Walser schreef meer dan duizend van die prozastukjes. Het zijn geen cursiefjes, geen columns, geen journalistieke teksten, geen korte verhalen met herkenbare, invoelbare personages. Het zijn stukjes proza, niets meer, niets minder. De onderwerpen zijn alledaags en herkenbaar. Een man bestelt een pils. Een man stapt op de tram. Een man gaat naar de kapper. Een man schrijft een sollicitatiebrief. 'Mijn verstand is helder; maar het weigert veel of al te veel te begrijpen, daar heeft het een afschuw van.'
Als ether
In de 'Brief van een vader aan zijn zoon' weerlegt de vader het verwijt van de zoon als zou hij hem gebrekkig hebben opgevoed. 'Wees blij, mijn zoon, dat jij zult mogen ademen zonder steeds maar aan hogerop komen te hoeven denken. Jouw gebrekkige opvoeding verplicht je niet tot spookbeelden, tot voorbeeldigheid, tot het angstaanjagende in-ieder-opzicht-moeten-uitblinken. Vrij zul je zijn. Een zoon van de natuur, een zoon van de wereld zul je zijn. Je zult mogen ademen en leven. Mensen die voorbeeldig zijn die leven niet.'
Wandelen troostte Walser. 'Ik liep, en terwijl ik liep stelde ik mezelf de vraag of het niet beter was om mij om te draaien en naar huis te gaan. Maar iets onbestemds trok aan me en ik vervolgde mijn weg door al deze duistere noodlottigheid. Ik schepte genoegen in de eindeloze treurigheid die hier alom heerste', noteert hij in 'Het landschap'. Het stukje eindigt, zoals veel andere, met een soort van verlossing: 'Toen, meteen daarna, was alles, alles weer goed, en ik liep met een onuitsprekelijk vredige ziel verder door de mooie, vrome duisternis.'
Het is aarzelend proza dat je meteen vergeet, dat vervliegt als ether. Walsers stukjes verkruimelen terwijl je ze leest. Maar tegelijk zijn ze helder, intiem en doortastend. Waardoor je ze steeds opnieuw kunt lezen, en er weer dingen in ziet die eerder verborgen waren.
Walser is een biechtvader van de slapelozen, de ondergedokenen, de wispelturigen, de twijfelaars, de ontredderden, de eenzamen. Zijn absolutie ligt in hoekige humor, fonkelende stijl, haarscherpe waarneming. Walser brengt de wereld dichterbij. 'Je hoeft niet veel bijzonders te zien. Je ziet zo al veel', schrijft hij in 'Kleine voettocht'. Walser lezen is bevrijdend.
Afstandelijk
Hoe verscheiden de onderwerpen ook, per saldo gaat alle proza van Walser over Walser zelf. Zijn leven, en zijn werk, was een aaneenschakeling van zwerftochten, kleine wanen, ontgoochelingen, schamele vluchtpogingen, kleinburgerlijke illusies. Walser had zijn kans gewaagd als schrijver in Berlijn. Dat lukte aanvankelijk, geholpen door zijn oudere broer Karl, een tekenaar en schilder. Zijn eerste boeken waren bescheiden successen, maar Walser bleek toch te onaangepast voor het literaire centrum. In 1913 keerde hij naar Zwitserland terug. Hij sukkelde van baantje naar baantje, probeerde schuchter de liefde. Hij schreef zijn hele leven brieven naar een vrouw die hij nooit ontmoette. Hij zou altijd en overal afstandelijk blijven, een menslievende misantroop.
Walser werd in 1933 opgenomen in een psychiatrische inrichting in Herisau, die afstandelijkheid tot het uiterste gedreven. Hij zou er, zonder nog een letter te schrijven, drieëntwintig jaar blijven. Dagelijks ondernam hij er kilometerslange wandelingen in de Appenzeller bergen, in een verschroeiend tempo. Hij werd op kerstdag 1956 gevonden in de sneeuw, gestorven aan een hartaanval tijdens een van die bergtochten. In het verhaal 'Oskar' schreef hij: 'Hij was nu eenmaal begonnen aan het waagstuk zonderling te zijn, en zo moest het verdergaan, bijna buiten zijn wil om.'
ROBERT WALSER
De vrouw op het balkon en andere prozastukjes.
Vertaald door Machteld Bokhove, met een nawoord van Cyrille Offermans, Parrèsia, 157 blz., 15,95 ?.
De auteur: Duitstalige Zwitserse schrijver van romans, verhalen, toneelstukken en poëzie. Walser (1878-1956) bracht een groot deel van zijn leven in de psychiatrie door.
Het boek: een selectie van kort proza: miniaturen van rusteloze zielen.
ONS OORDEEL: ongrijpbaar maar bevrijdend. Als 2014 één goed voornemen mag hebben: lees dit boek.
¨¨¨¨¨
Hans Cottyn ■
31/05/2014
In juli 1918 is Robert Walser veertig en huurt hij een dienstbodenkamertje in het hotel Blaues Kreuz in het Zwitserse Biel. Die maand werkt hij aan een stukje waarvoor de Neue Zürcher Zeitung hem misschien iets zal betalen. Het is een rumoerige tijd. Zelfs in Biel kun je soms de kanonnen horen bulderen, zelfs in Zwitserland zorgt de Russische Oktoberrevolutie voor sociale onrust, met massademonstraties van ontevreden arbeiders. Walsers stukje heeft een haast uitdagend banale titel — ‘Een bos bloemen’. De eerste zinnen: ‘Boven op de bergweide waar een hölderliniaanse vrijheid heerst, heb ik een bos bloemen geplukt die ik in mijn tas mee naar huis droeg.’ Walser zet de bloemen in een melkblikje ‘in de strafkamer of kerker, in de cel of krappe kluizenaarswoning, dat wil zeggen op mijn kamer of in mijn koffer’ — een typisch Walseriaanse opeenhoping van voortglijdende verduidelijkingen — en hij begint ze te beschrijven. Gaandeweg associeert hij ze met deugden die hij belangrijk vindt — nutteloze schoonheid, bescheidenheid, inschikkelijke dienstvaardigheid.
Als Walser de kwetsbaarheid van de bloemen beschrijft, merk je dat hij niet doof is voor het tumult van de tijd. Vergeleken met een massademonstratie, schrijft hij, valt zijn boeket in het niet. Voor Walser vormt hun nutteloze nietigheid net een reden om ze te bewonderen en om na te gaan waarom ze samen zo’n aanlokkelijk boeket vormen. Dat heeft te maken met een gelukkige combinatie van orde en vrijheid. Het boeketje verzinnebeeldt een esthetisch ideaal, dat Walser peinzend uitspint tot een eigenzinnige utopie.
De veelsoortige, ongelijke bloemen vormen samen een ‘vrolijke saamhorigheid’. Zo vormen ze tegelijk het embleem van Walsers prozastukjes. Zijn veelsoortige gedachten en observaties dwingt hij niet in een samenhang. Geen ‘machthebber’ — een strakke verhaallijn, een betoog, een dominante gedachte – houdt ze in toom. Walser schrijft hoogdravend, ironisch, vertwijfeld, argeloos, slordig, geraffineerd, peinzend, gejaagd. Het plezierige is dat die toon vaak onbenoembaar blijft zweven: hij is te doortrapt om naïef te zijn, te naïef om doortrapt te zijn. Hij wiegt je in slaap met zijn zoetige adjectieven en haalt je dan plots weer onderuit. Hij strooit kwistig met maximes die tegelijk diepzinnig en burlesk klinken.
In het Duits is het werk van Robert Walser (1878-1956) allang klassiek. Hij wordt intensief vertaald. Bij ons is het nooit iets met hem geworden. In de jaren zeventig en tachtig probeerde De Arbeiderspers hem te introduceren, helaas met allesbehalve onberispelijke vertalingen, en sindsdien laten grote uitgevers hem links liggen.
Dat er eindelijk weer eens werk van Robert Walser in boekvorm verschijnt, hebben we te danken aan Machteld Bokhove, een architecte die zijn werk voor haar plezier begon te vertalen. Een keuze daaruit publiceert ze nu in De vrouw op het balkon en andere prozastukjes. Het zijn er 46 en dat is net genoeg. Walser schreef wel 1400 stukjes die bijna allemaal betoverend zijn, maar als je er te veel na elkaar leest, verliezen ze hun charme.
Dit is een abstract van een recensie van Eddy Bettens. Het is verschenen in De Leeswolf 1, 2014. [Eddy Bettens]
J. IJbema
De Zwitserse auteur (1878-1956) schreef vele korte verhaaltjes van meestal 2 à 3 bladzijden. Bewonderd door Kafka, Hesse en Musil, geldt hij nu als een geheimtip maar heeft - publiciteitsschuw als hij was - bij leven weinig succes gekend. Zijn verhalen worden door literaire fijnproevers gewaardeerd vanwege de melancholieke sfeer en de fijnzinnige, licht ironische stijl, waaraan de gebeurtenissen of pointe ondergeschikt zijn. Werk dat eigenlijk in het Duits moet worden gelezen, maar de vertaalster die het werk van Walser opnieuw onder de aandacht wil brengen heeft er een alleszins acceptabele eigentijdse vertaling van gemaakt. Met een boeiende en uitgebreide beschouwing over het werk van Walser door Cyrille Offermans. Normale druk; de regels zijn niet uitgevuld.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.