Molenbeek/Maalbeek : een Brusselse vertelling
Sven Gatz
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff/Manteau, 2008 |
BRABANT 987 BRUSSEL |
31/12/2009
Misschien ben ik wel in de helft van mijn leven en is het tijd om terug te blikken". De 41-jarige Brusselse politicus Sven Gatz ? ex-Volksunie en nu liberale fractieleider in het Vlaams Parlement ? publiceert een warm boek over zijn geboorte- en leefstad Brussel. Bastaard verscheen tegelijkertijd in het Frans (Le 'bastaard' bruxellois). Sinds Arm Brussel van Geert Van Istendael ? dat voor het eerst in 1992 verscheen ? werd Brussel niet meer zo knap essayistisch beschreven. Van Istendaels benadering is redelijk historisch, Sven Gatz heeft meer oog voor de actualiteit en is wat persoonlijker. Het vlot geschreven boek combineert persoonlijke verhalen en beschouwingen over de stad met een aantal sociologische analyses en opvallende beleidsvoorstellen, die niet altijd stroken met het officiële Vlaamse discours over onze hoofdstad.
Gatz vertelt uitgebreid over zijn prille jeugd in Molenbeek en Sint-Agatha-Berchem. Hij beschrijft hoe in de jaren '60 geleidelijk aan de middenklasse begon weg te trekken uit de hoofdstad. Vanuit Molenbeek trok ze naar Dilbeek of Lennik, vanuit Schaarbeek naar Zaventem, vanuit Sint-Gillis naar Beersel en vanuit Etterbeek naar Tervuren en Overijse. Op dat ogenblik kwam de migratiestroom uit de Maghrebijnse landen op gang: "Vanop mijn driewielertje zag ik de eerste Maghrebijntjes spelen op het Leugenaarspleintje". Zoals de Belgische middenklasse haar levensomstandigheden verbeterde door naar de groene Rand te verhuizen, konden de migranten hun levenskwaliteit gevoelig verbeteren door vanuit het Rifgebergte of Emirdag naar Molenbeek of Sint-Joost af te zakken. "Wij zien te weinig in dat de sociale vooruitgang die we onze ouders en onszelf gunden en gunnen niet erg verschilt van de vooruitgang die migranten voor zichzelf opbouwden in onze steden [...] In feite is er in Molenbeek op sociaal vlak dus niet zo gek veel veranderd. Ben ik naïef als ik zeg dat de ketjes aan de Parvis (het Sint-Jan-Baptist-Voorplein) en de Gentsesteenweg gewoon wat donkerder van huidskleur geworden zijn?" De eerste generatie migranten was economisch geïntegreerd, maar niet cultureel; de derde generatie is beter cultureel geïntegreerd, maar niet langer economisch (dramatisch hoge werkloosheid bij Brusselse allochtonen). De sociaal-liberale Gatz is geen multiculturele dromer. Anders dan zijn ex-partijgenoot Bert Anciaux hemelt hij de interculturaliteit niet op. "Het is daar gewoon, zoals het leven zelf".
Gatz stelt vast dat Brussel geleidelijk wegschuift van Vlaanderen én Wallonië. "Brussel is elke dag een stukje minder België en elke dag een beetje meer Europa en de wereld". Hij vergelijkt Brussel met New York, dat qua mentaliteit in weinig opzichten te vergelijken valt met de rest van de Verenigde Staten. De 11 juli-viering in Brussel lijkt op de viering van Saint Patrick's Day in New York. Hij stelt Vlaanderen of Wallonië niet verantwoordelijk voor die vervreemding. Hij vindt dat de Vlaamse en Franse Gemeenschap de toonaangevende rol mogen blijven spelen op het vlak van onderwijs, cultuur en welzijn. Daarnaast moet er echter ook een Brusselse identiteit kunnen groeien, die zou kunnen worden gesymboliseerd door een burgerschapskaart voor alle Brusselaars, die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt uitgereikt. In het kader van dat burgerschap pleit Gatz voor een veel actiever Brussels inburgeringsbeleid: "Waar wacht het Brussels Hoofdstedelijk Gewest eigenlijk op om samen met de Franse en de Vlaamse Gemeenschap voor elke allochtone nieuwkomer een inburgeringscursus te organiseren?" Gatz is er ? net zoals de meeste Vlaamse politici ? van overtuigd dat er dringend een Brussels kerntakendebat moet worden gehouden. De bevoegdheden rond ruimtelijke ordening, politie en armoedebestrijding moeten exclusief door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden uitgeoefend. "Het is niet langer te verantwoorden dat de Brusselse gemeentebesturen als autonome instellingen blijven functioneren en de broodnodige gewestelijke coördinatie in de weg staan. Ze dreigen de ontwikkeling van Brussel ernstig in gevaar te brengen".
Gatz houdt een overtuigend pleidooi voor verdere investeringen in het Nederlandstalige Brussels onderwijs om ethische, strategische en economische redenen. Over meertalig onderwijs is hij voorzichtig positief. Anders dan bv. Geert Van Istendael, die radicaal tegen is, vindt Gatz dat de scholen een aantal vakken in een andere taal mogen aanbieden. Zijn pleidooi is niet ideologisch, maar pragmatisch. Taalverwerving is niet alleen een kwestie van kennis, maar ook van emotie. "Een Turks kind zal sneller Nederlands leren als het het gevoel heeft dat zijn moedertaal er op school op de een of andere manier toe doet, met taalspelletjes bijvoorbeeld". Gatz wijkt ook op andere punten af van het klassieke Vlaamse standpunt over Brussel. Zo pleit hij voor het doorbreken van de tweeledigheid Frans-Nederlands door het aanbieden van administratieve diensten in het Engels, de Europese lingua franca. Ook hier is zijn pleidooi niet ideologisch, maar puur praktisch van aard. Gatz wil meer rekening houden met het "Brussels Feit". Hij geeft toe geen pasklare antwoorden te hebben, maar wil het debat op gang brengen. Bevoegdheden als cultuur, onderwijs en sport moeten "Brussels worden verankerd en niet alleen voor de gemeenschappen worden voorbehouden". Zo doet Gatz een oproep om te komen tot één Brussels cultuurpunt, één Uitbureau dat de globale cultuurcommunicatie overkoepelt en aanstuurt. Hij wil ook een gezamenlijk beheerde Brusselse cultuurpot, waar de Vlaamse en de Franse Gemeenschap een deel van hun middelen in stoppen, die dan worden verdeeld over tweetalige Brusselse culturele organisaties zoals Zinneke. Een aparte Brusselse Gemeenschap ? zoals voorgesteld door de Manifestogroep ? vindt hij een stap te ver. Hij past voor een nieuw en kunstmatig geconstrueerd Brussels nationalisme. Opvallend is ook zijn voorstel om de Brusselse bevolking bij de gewestelijke verkiezingen een tweede stem te geven: naast een stem voor de kandidaat uit de eigen taalgroep, zou een tweede stem kunnen worden uitgebracht voor een kandidaat van een andere taalgroep.
Als fervent fietser kent Gatz de Rand rond Brussel goed. "Ik hou van Brussel als van een vrouw van wie ik elke vertrouwde ronding ken, maar het Pajottenland is mijn maîtresse, die me gedurende enkele uurtjes in het weekend graag mag opwinden". In een interessant hoofdstuk over de relatie tussen Brussel en zijn hinterland stelt hij dat de verhouding tussen Brussel en de Rand geen idylle is, maar bikkelharde concurrentie. Hij pleit voor een vaste samenwerkingscommissie met leden van de Brusselse en de Vlaamse Regering en de provincie Vlaams-Brabant, die maandelijks over gemeenschappelijke dossiers vergadert, bv. over het luchthavendossier of het dossier van de verbreding van de Ring rond Brussel.
Sven Gatz voelt zich een bastaard, een zinneke, een mengproduct: Vlaming én Brusselaar, links én liberaal, individualist én groepsmens, levensbeschouwelijk op de breuklijn tussen katholicisme en vrijzinnigheid. Hij spreekt met kennis van zaken én met veel buikgevoel over onze hoofdstad. Hij ontpopt zich als een pragmatische politicus, die de geschiedenis van Brussel door en door kent, maar niet wil blijven vastzitten in ideologische uitgangspunten uit het verleden. "De geschiedenis mag geen rem zijn op de toekomst". Gatz steekt zijn nek uit en doet heel wat beleidsvoorstellen, het ene al wat haalbaarder dan het andere. Bastaard is in ieder geval een verademing te midden van de vele manke analyses en kreupele redeneringen van vele Vlaamse en Waalse politici die Brussel nauwelijks kennen. [Gunter Bousset]
Drs. Jef Abbeel
Sven Gatz is een Vlaamse Brusselaar, liberaal volksvertegenwoordiger in het Vlaamse parlement en gemeenteraadslid in Jette, een van de negentien gemeenten van Brussel. Door de ingewikkelde staatsstructuur van België en doordat ook Brussel een eigen regering heeft, is het voor niet-ingewijden niet duidelijk of een Brusselaar een Vlaming, Waal, Belg of Europeaan is. Gatz noemt zichzelf een bastaard, die het beste haalt uit de rijkdom van de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa. Hij vertelt hoe Brussel en m.n. het onderwijs evolueerden naar een multiculturele samenleving, hoe de relatie is met het achterland, waarom vele mensen de stad ontvluchten naar de randgemeenten, hoe de verfransing en de verengelsing verlopen. Verder heeft hij het over werkgelegenheid (650.000 banen) en het rijke culturele aanbod. Hij doet dit met kennis van zaken en zonder pretentie. Door zijn positieve kijk leest het boek aangenaam. Het richt zich tot mensen die het leven in Brussel beter willen begrijpen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.