Het portret van Dorian Gray
Oscar Wilde
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BRAS |
31/12/2008
Hoe moet je leven? Altijd is er te weinig gelezen om tot een slotsom te geraken, nooit is er dan ook voor al dat lezen ? hoezeer ook te weinig ? een definitieve rechtvaardiging." Zo begint Anneke Brassinga een reeks leeskronieken in haar essayboek Bloeiend puin. Niet toevallig is het ook de eerste zin van dit zorgvuldig gecomponeerde boek: Brassinga geeft er de inzet en de urgentie van haar essays mee aan, en de intensiteit waarmee ze leest.
Lezen om te ontdekken hoe je moet leven ? het lijkt iets voor de adolescentie, het heroïsche tijdperk van de lectuur. Later vinden we die urgentie te kwetsbaar, te naiëf; als ze nog blijft nagloeien, moffelen we ze graag weg onder andere drijfveren; we consumeren onze lectuur behaaglijker en veiliger, wijzen ze een afgebakende plaats toe in ons leven. Brassinga doet dat niet: bij haar zijn lezen en leven met elkaar verweven, wortelt de leeshonger in een ongedurige onvrede met zichzelf en de wereld. Waar die onvrede vandaan komt, vertelt ze nooit expliciet, maar je kunt wel puzzelstukken verzamelen: haar kwetsbare, aan huidloosheid grenzende overgevoeligheid; haar lastig verleden (een paar keer is sprake van de tijd "toen ik gek was"); "de gebrekkigheid van de wereld"; het schuren en wringen van het maatschappelijke leven; ongeborgenheid; haar precaire maatschappelijke positie; het gevoel zich nooit op de wereld thuis te kunnen voelen; haar ouders, van wie ze de dood heeft geërfd, "zoals anderen van hun ouders warmte meekrijgen, of hebzucht, of reislust."
Wat kan lezen daaraan veranderen? De openingsparagraaf van het boek gaat verder: "De lezer, betrapt midden in het kreupelhout van zijn dolende lectuur, kan geen opheldering verschaffen, niet over wat hij zoekt noch over wat hij eigenlijk aan het doen is. Ja, hij zoekt opheldering. Waarover? Dat staat nog niet vast." Iets zoeken wat nog niet vaststaat ? zo zou je de opgave van het essay kunnen definiëren, van het dolende lezen en schrijven. Het essay is niet uit op waarheden als koeien, ontwerpt geen werelbeeld: het blijft doorvragen, probeert de vragen die het stelt op te helderen. "Aan wijsheden heb ik een hekel. Met iemand die op zoek is kan ik meegaan." En: "Alles wat betekenis heeft komt voort uit innerlijke vertraging en stilstand, uit opschorting van begrijpen." En nog: "Ik schaam me, is mijn conclusie, voor iedereen die ooit, en vooral in geschrifte, een conclusie trekt." Rustige, evenwichtige, doelgerichte beschouwingen hoeft je van Brassinga dan ook niet te verwachten, wel onrustige, gepassioneerde 'probeersels', denk- en schrijfbewegingen waarin ze toegeeft aan haar bekoring voor extremen.
In haar dolende, opschortende leeskronieken heeft Brassinga het o.m. over Cioran, Goethe, Peter Handke, Karl Ph. Moritz, Clément Rosset, Charles Fourier. Met veel plezier koppelt ze de libertijn Casanova aan de mystieke kloosterzuster Theresia van Avila. Als je deze essays te snel achter elkaar leest, willen ze wel eens irriteren, omdat ze zo richtingloos associatief blijven en een inhoudloze urgentie en intensiteit lijken te genereren. Maar op haar omzwervingen laat Brassinga de wonderlijkste citaten vallen, als broodkruimels voor de lezer die haar probeert te volgen, en schrijft ze zelf ook zeer citeerbare zinnen. Brassinga is ernstig (wat wil je van iemand die op kerstavond in haar eentje de Minima Moralia van Adorno zit te lezen), maar ook verkwikkend monter, geestig en vitaal, met een aparte, grillige humor. Wat ze over een roman van Moritz schrijft, geldt ook voor veel van haar eigen essays: ze vloeien voortdurend over in "poëtische impressies, broodnuchtere terzijdes en geëxalteerde verzuchtingen."
In Tussen vijf en twaalf, het brievenboek dat ze in 2005 samen met de fotograaf Freddy Rikken heeft gepubliceerd, onderscheidt Brassinga twee manieren om met de "materialen van je levensloop" om te springen. De "zelfvergrover" is zelfgenoegzaam en maakt desnoods een karikatuur van zichzelf om sociaal beter te scoren. Zijn tegenpool is de "zelfverfijner". Die "besteedt veel tijd aan het onder ogen zien en ordenen van de vertwijfeling die het materiaal, en bovenal het daaraan te constateren tekort, teweegbrengt. In de mischien ijdele hoop ooit een beter, completer mens te worden, leert hij in ieder geval zichzelf, en via dat specimen de mens als soort, steeds beter kennen." Je eigen grondstoffelijkheid verfijnen en verkennen, om zo iets op het spoor te komen dat ook voor andere mensen relevant is, dat is sinds Montaigne de ambitie van het persoonlijke essay. Brassinga schrijft subjectief, maar ze is eropuit om de grenzen van die subjectiviteit te verleggen. Een woord dat bij haar positief wordt opgeladen, is gezamenlijkheid. Die ziet ze spontaan gerealiseerd in een Parijs restaurant op oudejaarsavond: plagende, vrolijke obers; iedereen die lacht en praat met iedereen, "opgestuwd tot ware volle menselijkheid"; ook daarna, in de feestvreugde op straat, "een geestverruimende zindering van algehele verlossing." Maar die gedroomde gezamenlijkheid is ook een drijfveer van haar schrijven. "Er bestaat een soort bijgeloof, de nota behelzend dat de mensheid een vorm van gezamenlijkheid is, en dat wij allemaal een onzichtbare substantie bezitten die onderling naar voeling zoekt en zich onttrekt aan alle vormen van banaliteit ? variërend van pensioenzorgen tot politieke tirannie, van vakantieplannen tot snoeplust en distinctiedrang." Om die onzichtbare substantie is het haar te doen, schrijft ze ? dat ze het geloof in die gezamenlijke substantie een bijgeloof noemt, getuigt overigens van haar onuitroeibare scepticisme.
Opheldering, rijping, loutering: zulke woorden gebruikt Brassinga als ze het over het onverhoopte resultaat van haar lezen en schrijven heeft. Die loutering lijkt ze soms te vinden in het scherpe besef dat loutering onmogelijk is, voortdurend uitgesteld moet worden. Enige opheldering lijkt gevonden in het aangrijpende laatste essay, dat 'Over droefgeestigheid' heet en eigenlijk een afscheid is aan de tristesse, aan "de warme sloffen en het zelfbehoud van de weltschmerz", aan de somberheid die van zichzelf geniet. Brassinga heeft namelijk haar broer zien sterven, en in het onverbiddelijke van de dood ontdekt ze een waarheid die haar door merg en been gaat. "Het zoeken naar ophelderingen en ontraadselingen is gestuit op helderheid waarvan het raadsel me te machtig is." Dat heldere raadsel zet haar ertoe aan de afstand die het droefgeestige bepeinzen impliceert op te geven en op te gaan in een zeer stoïcijnse, door harde denkers als Lucretius en Diderot gestempelde aanvaarding: "Zichzelf ontvallend werd mijn broer deel van de brute krachten die hem velden, en hij was niet meer te deren, kon geen poging meer doen om zich te onderscheiden en af te schermen van ziekenhuisbed, drinkbeker, zonsondergang, rumoer van openbaar vervoer. Hij hield op een mens, en dus droefgeestig, te zijn. En ik voel me, nu al, de zandkorrel die onder zijn schoenzool kleefde toen hij nog als wankele man door de straten ging. Er is geen afstand meer. Hij is de aarde aan het worden waar hij zich nooit heeft thuis gevoeld, en mij betaamt het daarom hier thuis te zijn, ontwaakt en zonder tristesse."
Zo gelezen slaan de essays in deze bundel een boog: van het rusteloos zoeken naar opheldering om vaste waarheden te ontwijken, naar troosteloze aanvaarding van een harde waarheid. Maar het zou fout zijn om die boog te zwaar aan te zetten, al was het maar omdat hij erg afwisselende essays overspant. Indringende, van grote belezenheid getuigende en altijd nuttige stukken over Joyce, Diderot, Kees Ouwens, Proust en J.H. Leopold, bijvoorbeeld. Of een erg mooi Parijs Journaal, waarin vooral de achteloze brille opvalt waarmee Brassinga vluchtige observaties en denk- en gevoelsbewegingen stileert. Haar stijl is een wonder: beeldend, virtuoos jonglerend, puttend uit een eindeloos vocabulaire, soepel het register variërend.
De afgelopen 15 jaar is er niet veel intelligenter, persoonlijker, gevoeliger, indringender proza verschenen dan wat Anneke Brassinga in Hartsvanger (1993), Hapschaar (1998), Het zere been (2003) en nu Bloeiend puin heeft samengebracht. Dat haar laatste boek voor zover mij bekend in de Nederlandse en Vlaamse boekenbijlagen nauwelijks besproken werd, zal wel te maken hebben met de absurde overschatting die het romangenre te beurt valt. Maar zoveel veronachtzaming blijft moeilijk te verteren.
[Eddy Bettens]
T. van Deel
Anneke Brassinga (1948) is een moeilijk te overtreffen essayist en dat zou wel eens te maken kunnen hebben met het feit dat zij haar ‘ander proza’ en haar poëzie zo verrassend mee laat spelen in haar bespiegelend werk. Deze vierde bundel met zulke stukken is misschien wel haar beste (hoewel…vlak ‘Hartsvanger’ en ‘Hapschaar’ niet uit), in elk geval haar meest afgewogen, consistente en toch ook heel afwisselende verzameling. Voor Brassinga zijn vragen de belangrijkste drijfveer: ze zoekt niet zozeer naar antwoorden als wel naar nieuwe, volgende vragen. De beschouwing is haar een veel te nauw keurslijf, zij vat het essay letterlijk als een probeersel op, met alle taal- en levensgevoeligheid die haar eigen is. Dat levert bodemloos rijke denk- en schrijfexercities op met betrekking tot schrijvers als Diderot, Proust, Leopold, Casanova, Ouwens. Haar leeservaring is groot, maar wordt ook zeer gericht ingezet, een inzet die altijd persoonlijk van aard is. De verschillende dagboekfragmenten en de paar brieven die zij opneemt, sluiten naadloos aan bij de kwesties van leven en lezen, schrijven en waarnemen, voelen en denken waar het dikwijls over gaat. Zij citeert de prachtigste formuleringen van anderen, maar ook de hare zijn keer op keer memorabel. Een superieure bundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.