Juf verdient een standbeeld (en de meester ook)
Laïla Koubaa
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KOUB |
Dirk Leyman
2/ei/02 m
Bart Koubaa (°1968), ooit voorman van Ze Noiz en bedrijvig in tal van artistieke aftakkingen, heeft als schrijver van meet af aan de Vlaamse kerktoren afgezworen. Koubaa haalt in zijn compacte boeken bij voorkeur de hele wereld binnen, al fictionaliseert hij telkens ook zijn woonplaats Gent op een bijzondere manier. Geduldig maar hardnekkig mag hij zich graag buigen over de valkuilen én verlokkingen van de taal. In zijn eersteling Vuur (2000), bekroond met de Debuutprijs en ook bekend gebleven als 20.000-voudig weggeefboek van Bert Anciaux, begaf Koubaa zich in de zigeunerwereld, via de fantasierijke verhalen van grootvader Kuda Bux. Vijf jaar later kwam hij met het veel meer intrigerende én doordachte Lucht. Zijn hoofdpersonage, de dichter Kudo Yamamoto, ondernam er een poging om de volledige kosmos te omspannen, met behulp van zeventien lettergrepen van een haiku. Ooit maakte Kudo als vertaler bij de FBI een minuscule fout, waardoor de atoombommen boven Nagasaki en Hiroshima werden afgeworpen. De vernietigende kracht van taal gaat hand in hand met haar hang naar schoonheid, zo suggereerde Koubaa in Lucht.
Ook in zijn nieuwe, van omvang alweer bescheiden roman Het gebied van Nevski wordt op een bijna obsessieve manier aan taalonderzoek gedaan. Het boek is een soort neurologische ijltocht, waarin een schrijver probeert te achterhalen hoe zijn gehavende hersenen hem van woorden blijven voorzien en hoe zijn geheugen herinneringen deformeert en in mootjes hakt. Het lijkt dan ook even of we in een gevalstudie van Oliver Sacks of Douwe Draaisma zijn beland. Koubaa legt de lat hoog: uiteindelijk gaat het hem om niet meer of minder dan het detecteren van het hersengebied waar de literatuur 'ontstaat'. Toch dreigt de lezer al snel ontmoedigd te raken door zijn gedurfde, maar tegelijk nogal vrijblijvende stelsel van intertekstuele verwijzingen, waarin de intellectuele koketterie te zeer aan insiders appelleert.
"Wat u nu in handen heeft, is geen streekroman of thriller, maar een hersenonderzoek waarin zonder twijfel fouten en ongeregeldheden staan, probeer ze alleen niet te verwarren met ontsporingen als gevolg van mijn aandoening", zo waarschuwt de verteller vroeg in het boek. Er staan inderdaad veel kromme en merkwaardig klinkende zinnen in Het gebied van Nevski. Dat heeft zo zijn redenen: "Ik heb me op een meer van 3.555 vierkante kilometer gewaagd alsof ik de Verlosser zelf was, met alle gevolgen van dien." Als gevolg van zijn fascinatie voor Alexander Nevski, die in 1242 het Duitse leger versloeg op een bevroren meer, is de schrijver de man achterna gereisd. Wanneer hij zich op de Russische ijsvlakte begeeft, komt hij in een wak terecht. Ternauwernood wordt hij door een soldaat uit het dodelijke water geplukt. Na verzorging in een ziekenhuis zet men de gedesoriënteerde man op de trein naar zijn thuishaven Gent. Aan het voorval houdt de schrijver een gedurig opspelende taalstoornis over: zijn 'gebied van Wernicke' is beschadigd. Koubaa heeft daarmee een uitstekend alibi om zijn verteller cryptische frasen te laten debiteren. "Ik bijvoorbeeld schrijf vloeiend maar de zinnen hebben niet altijd betekenis voor iemand met gezonde hersenen", zo verontschuldigt hij zich.
Terug in Gent roept de woordwerker de hulp in van professor Van Nieuwenhuyze, een befaamd neuroloog die hem de raad geeft zijn worstelingen op papier te zetten, om zo de vinger te leggen op de vorm van afasie waar hij mee kampt. De professor is in hoge mate geïntrigeerd door de verwoede woordvindingspogingen van de schrijver: "Je letsel is een godsgeschenk." Ondanks zijn handicap wil de verteller zich immers tegen elke prijs handhaven als auteur, al moet hij voortdurend ook de "zinloosheid van het schrijven" vaststellen.
Omdat houvast en regelmaat essentieel zijn in het genezingsproces besluit hij zesentwintig dagen lang iedere dag een paar pagina's te schrijven. Zesentwintig is het magische getal in dit boek, omdat "Gent een kluwen is van zesentwintig wijken en omdat er zesentwintig letters in ons alfabet zijn". Koubaa ordent de fragmenten volgens het principe van een azertyklavier. Zijn 'onderzoek' verricht hij vanuit de buik van een binnenschip dat aan de Gentse Van Eyckbrug dobbert. Het is zijn uitvalsbasis naar de Gentse archipel, "een netwerk van eigenzinnigheid", dat zich in allerlei gedaanten doorheen het boek mag slingeren. De verteller maakt een dagelijkse tocht naar koffiehuis Mokabon (dat qua product placement niet mag klagen), rijgt kleine geschiedenissen en stadsmythes aan elkaar en rakelt natuurlijk de mysteries over het gestolen paneel van De rechtvaardige rechters op. Zelfs de Jan-van-gent passeert de revue, waarmee Koubaa verwijst naar zijn ooit door zijn uitgever afgewezen roman De val van de Jan-van-gent.
Intussen is het niet denkbeeldig dat de lezer aan het hallucineren slaat vanwege alle erudiete luchtjes die uit de weliswaar gehavende hersenen van de verteller opkringelen. Koubaa geeft in kort bestek de encyclopedische roman een tweede adem. Qua verwerking van Wikipediakennis moet hij recentelijk enkel in Atte Jongstra (die in De tak van Salzburg ook de voetnoot herwaardeerde) zijn meerdere herkennen.
Koubaas exploratie naar de heilige graal van het schrijverschap verzandt nog al eens in een steriele vorm van mindmapping. Te vaak wordt daarbij surplace gemaakt en vervalt Koubaa in herhalingen, autobiografische inside jokes en beuzelarijen - al is dat natuurlijk debet aan het schrijven op de tast dat de verteller noodgedwongen bedrijft. Werpt het 'onderzoek' uiteindelijk zijn resultaten af? In ieder geval puurt professor Van Nieuwenhuyze uit de casestudy een artikel in Nature, waarin hij het creatieve letterbrein lokaliseert en het meteen tot 'gebied van Nevski' omdoopt. Toch zetten verder scans alles weer op de helling. Misschien hebben de hersenen nog het meest weg van het diffuse stratenplan van een stad: "Ik ben een schrijver, dus zijn ze een stad". Niet toevallig is de roman een regelrechte hommage aan Italo Calvino's De onzichtbare steden. "En zoals men beslag legt op het universum of een labyrint moet men zich een stad toe-eigenen. Soms zijn mijn hersenen Firenze of Rome, soms Novgorod of Pskov en soms een onzichtbare stad of Gent. Als ze Gent zijn, hebben ze een haven waarin dit jaar 2.797 zeeschepen aankwamen, waaruit 17.723.537 ton werd gelost en verspreid." Zo smokkelt Koubaa na 'vuur' en 'lucht' ook het element 'water' volop binnen in zijn derde roman. Bestaan hersenen ten slotte ook niet voor 80 procent uit water?
Een Kretenzische doolhof, zo staat er ergens, en dat is misschien een goede omschrijving van dit met referenties volgestouwde boekje, waarin de literaire experimenteerdrift hoogtij viert. Er trekt een illustere rij speelvogels en modernisten uit de wereldliteratuur voorbij. De bewondering voor Jorge Luis Borges, meesterfabulator van de oneindige bibliotheken, is daarbij immens. "Ware originaliteit is onleesbaar", zo citeert hij de Argentijn. Is het meer dan een relativerend grapje van Koubaa? Ook Daniil Charms, Arthur Rimbaud, Raymond Roussel en Julio Cortázar (denk vooral aan Rayuela, een hinkelspel) mogen, al dan niet gemaskerd, opdraven. Helaas doet Koubaa dat te vaak volgens het principe van de omgevallen boekenkast. Omdat zijn verteller taalgestoord is, kun je bovendien zijn stijl moeilijk op zijn merites beoordelen. Je wordt weleens korzelig van de vele zinnen, genre "de dag dat ik mijn lege maag voelde knagen, kwamen mijn hersenen weer op gang om alle onderdelen van de uiteengevallen dinges die ik was in elkaar te steken". Het gebied van Nevski is, kortom, slechts half geslaagd. Als filosofische roman over taalvinding en geheugenfratsen bijt het boek zichzelf in de staart, maar als grillige literaire plattegrond van de stad Gent biedt het dan weer een "klavier van mogelijkheden".
Bart Koubaa,
Het gebied van Nevski
Querido, Amsterdam, 127 p., 16,95 euro
Een Kretenzische doolhof is misschien een goede omschrijving van dit met referenties volgestouwde boekje, waarin de literaire experimenteerdrift hoogtij viert
Mark Cloostermans
2/ei/18 m
'Een halfjaar geleden ben ik op de grens tussen Estland en Rusland door een dichtgevroren meer gezakt waarop Alexander Nevski in 1242 het leger van de Duitse Orde had verslagen.' Zo begint het nieuwe, derde boek van Bart Koubaa. De heer Koubaa (een alter ego van de auteur) heeft aan deze ijskoude duik afasie overgehouden. Af en toe is wat hij schrijft onbegrijpelijk, omdat hij andere woorden gebruikt dan hij in gedachten heeft. Dat gaat dan van: 'Het was het meest curieuze vertrek in mijn leven zonder kip curry met bamboe.'
Het gebied van Nevski is een soort dagboek, afgewisseld met brieven aan Koubaas arts, en geannoteerd door allerlei andere artsen die zich over Koubaas ziektebeeld gebogen hebben. Het dagboek is onderverdeeld in hoofdstukjes, die niet genummerd maar geletterd zijn. Het eerste hoofdstuk heet A, het tweede Z, het derde E - en zo alle toetsen van het azertyklavier af.
Het doel van het boek is het openwrikken van de deuren in zijn geheugen die door de plens in het Peipusmeer dichtgevallen zijn. Je kan net zo goed speuren naar de Rechtvaardige Rechters . Het gestolen paneel van het Lam Gods is een van de rode draden door Koubaas notities. Komen verder nog aan bod: de vraag wie een mens zonder geheugen eigenlijk is, de eeuwige wederkeer van regendruppels, de vorm van de stad Gent, de vorm van letters in het Arabisch, de geschiedenis van de swastika, enzoverder. Is het soms al moeilijk om Koubaas springerige bedenksels te volgen, de afasie van zijn verteller maakt het er niet makkelijker op. Bij herlezing merk je dat sommige onzin onzin blijft, terwijl in andere nonsens opeens toch een lijn zit.
Het gebied van Nevski kan je zien als de rationele pendant van David Van Reybroucks Slagschaduw ( DSL 9.3.2007 ). Terwijl Van Reybrouck een verlies voelbaar wil maken, behandelt Bart Koubaa dat thema afstandelijk en rationeel. En met een zekere boosaardigheid. Koubaa daagt zijn lezers ook graag uit. 'Wie acht maanden in Firenze heeft rondgelopen, moet er toch getuige van geweest zijn dat schoonheid geen engel is die men in zijn netten kan strikken, maar een lichtinval tussen de mazen van het banale.' Het is een van de zeldzame mooie zinnen in dit enigszins dor geschreven boekje, en het maakt veel duidelijk. De lezer moet niet verwachten dat hij alles netjes op zijn bordje geschept krijgt. Hij moet zelf de witregels invullen, terugbladeren, herbeginnen, speuren naar de parels in de modder.
Bottomline: Het gebied van Nevski is uitermate taaie lectuur. Meer nog dan Lucht , Koubaas vorige, die op zijn beurt honderd keer cryptischer en taaier was dan zijn debuut Vuur . De auteur heeft een hoogst origineel kader bedacht, dat hem de vrijheid geeft om wat-dan-ook in zijn boek te verwerken. Sommige stukken kan je zo losknippen en als apart essay publiceren. Bart Koubaa, ooit bestempeld als lid van de 'neorealistische' Dertigers, is Gerrit Krol achterna aan het spurten. Dat hoeft geen bezwaar te zijn. Koubaa geeft het denken voorrang op het voelen, de bespiegeling op de vertelling. Wie Het gebied van Nevski en Slagschaduw naast elkaar legt, heeft zowel bespiegelingen over als een verbeelding van verliezen en herinneren. Het is niet gezegd dat een van die aanpakken de beste is. U moet alleen weten waar u aan begint.
BART KOUBAA
Het gebied van Nevski.
Querido, 127 blz., 16,95 euro.
Frank Hellemans
rt/aa/14 m
'Op het water schrijf je trefzekerder dan aan land.' Het hoofdpersonage in Het gebied van Nevski , de nieuwe roman van Bart Koubaa, voegt de daad bij het woord. Hij trekt zich terug op een woonboot in de omgeving van Gent om er al dobberend zijn gedachten na een hersenberoerte weer op orde te brengen. Gefascineerd door het historische personage Alexander Nevski, die de Teutoonse ridders in de dertiende eeuw tot staan bracht op een bevroren meer, trok hij ooit zelf naar de grens tussen Estland en Rusland om op het legendarische ijs te lopen. Sergei Eisenstein, de bekende Russische regisseur en montagekunstenaar, had in 1938 op uitdrukkelijk bevel van Jozef Stalin het exploot van Nevski verfilmd, kwestie van de Russen een hart onder de riem te steken in de komende strijd tegen de nazi's. Maar de persoonlijke remake van Koubaa's antiheld jaren later loopt met een sisser af. Hij komt in een wak terecht en wordt onderkoeld en verlamd uit het water getrokken. De taalhersenen zijn beschadigd en de dienstdoende neuroloog vraagt het alter ego van Koubaa om zijn bevindingen op papier te zetten. Op die manier zou het misschien mogelijk worden om het neurologische parcours van een beschadigd schrijversbrein in kaart te brengen.
Koubaa onderneemt in zijn derde roman dus een ambitieuze odyssee. Hij gaat naar niets geringers op zoek dan naar de verloren spraak én tijd van het 38-jarige hoofdpersonage. Koubaa laat er geen misverstand over bestaan dat hijzelf hier aan het woord is. Zijn vorige romans, Vuur en Lucht, waarin hij ook telkens een apart universum in kaart bracht, komen kort in beeld. Zelfs Jeroen Overstijns krijgt zonder bij naam te worden genoemd een pak voor de broek als 'chef koeken' van een bekende Vlaamse kwaliteitskrant, die de roman Lucht blijkbaar niet begreep. Dat Koubaa's echtgenote Laïla en zijn beste schrijversvriend Dr. Terrin terloops worden gegroet, verleent deze memoires nog meer autobiografisch coloriet. Trouwens, Gent, de biotoop van Koubaa, krijgt in deze roman eindelijk zijn literair standbeeld. Vooral het water, het stromende Gentse water - of is het zwarte inkt? - is voortdurend aanwezig, maar ook de jan-van-gent, Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck en een wonderlijke koffiebar zijn even zovele coördinaten van het bordspel dat Koubaa hier uittekende. Van microgeschiedenis en privéherinneringen naar de grote geschiedenis of de kosmologie is voor Koubaa slechts een kleine stap.
Inzet van dit verbale ganzenbord is de literaire verbeelding of logica zelf. Het schrijvend hoofdpersonage probeert langs diverse sluipwegen die vaak over water of langs ijs verlopen het hart van het creatieve brein te infiltreren. 'Het gebied van Nevski' is uiteindelijk de naam van het door de scan geregistreerde schrijfcentrum in de hersenen. Het lijkt op een ijsberg, aldus een wetenschapper. Maar Koubaa is natuurlijk niet voor één gat te vangen. Hij gaat vrij ver in het neurologisch omsingelen van het creatieve hersengebied waar de literatuur zou worden geboren, maar beweert een ogenblik later bij monde van een andere wetenschapper dat literatuur au fond niets meer is dan 'een seksueel gedreven soort afwijking van de evolutie': 'Taal is de staart waarmee de schrijver pronkt.'
Het dient gezegd dat Koubaa in deze roman inderdaad een pauwenstaart opzet. Het moet lang geleden zijn dat een jongere Vlaamse auteur zich met een dergelijk groot plezier op de eigen taalexperimenten stortte. De verbeelding opnieuw aan de macht! Koubaa's cerebrale spielerei heeft een groot jarenzestiggehalte. De auteur is trouwens letterlijk een achtenzestiger. Het lijkt wel alsof hij de literaire avant-garde - van Walt Whitman en Paul van Ostaijen tot Jorge Luis Borges en Daniil Charms - wil doen herrijzen. Een enkele keer verzucht de verteller dat het toch mooi moet zijn om als wapenhandelaar in een Afrikaans bordeel te eindigen, zoals die andere grote schrijver destijds. Koubaa verwijst hier naar Arthur Rimbaud, de bezieler van alle vernieuwers. Rimbaud streefde in zijn poëzie naar een magische totaaltaal die als een soort van alchemie de werkelijkheid zelf met huid en haar aanwezig zou kunnen stellen. Literatuur en leven laten samenvallen in een alomvattende vertelling die horen en zien doet vergaan. Ziedaar de bijna waanzinnige inzet van Koubaa's gedurfde fabel die de taal doet walsen op het ritme van zijn grenzeloze verbeelding.
BART KOUBAA, 'HET GEBIED VAN NEVSKI', QUERIDO, AMSTERDAM, 129 BLZ., euro16,95.
31/12/2007
Tussen Bart Koubaas eerste, zeer positief ontvangen boek Vuur, bekroond met de Debuutprijs in 2001, en de verschijning van zijn tweede boek, Lucht, gaapte een kloof van vijf jaar. De schrijver was immers danig onder de indruk van de leesbevorderingsactie van minister Bert Anciaux, die 40.000 exemplaren van Vuur gratis liet verspreiden. Door zijn grotere naamsbekendheid werd de druk plots veel groter. Niettemin loste het poëtische Lucht de verwachtingen ruimschoots in. Amper twee jaar later ligt nu Het gebied van Nevski in de boekenrekken, een ambitieuze zoektocht naar het unieke in de mens.
Polaire gedachtesprongen
Protagonist is een schrijver die aan een taalstoornis lijdt. Tijdens een reis in Rusland was hij immers door het ijs van het bevroren Perpusmeer gezakt, waaruit hij slechts ternauwernood gered kon worden. Door de onderkoeling hield hij er wel een hersenaandoening aan over. Terug in Gent laat hij zich behandelen door een neuroloog van het Universitair Ziekenhuis, die hem adviseert de eerstkomende maand elke dag iets te schrijven volgens de letters van het Azerty-klavier, dus beginnende bij de A van Alexander en eindigend bij de N van Nevski. Bij de aantasting van het gebied van Wernicke, dat een belangrijke rol speelt bij het begrijpen van taal, wordt afasie veroorzaakt. Iedere beschadiging is uniek en veroorzaakt een andere stoornis. In het geval van de schrijver heeft dat een vloeiende en zelfs overmatige taalproductie tot gevolg, vol neologismen en verbanden die er op het eerste gezicht geen zijn, of toch niet zichtbaar voor mensen met normaal functionerende hersenen. Met zijn schrijftherapie hoopt de behandelende arts op een doorbraak in zijn hersenonderzoek bij afasiepatiënten. Door de verbanden en gedachtekronkels van zijn patiënt te ontwarren, tracht hij de beschadigde hersengebieden gedetailleerd in kaart te brengen
In Het gebied van Nevski spreekt de schrijver de lezer en de neuroloog van het UZ rechtstreeks aan. Het is een compilatie van brieven en e-mailberichten die elkaar soms overlappen, soms tegenspreken. In het ongefilterde verslag vormen zijn herinneringen de rode draad: zijn reizen naar Italië, zijn ornithologische kennis, zijn passie voor koffie, fotografie, film (Eisenstein, Tarkovski) en de Arabische keuken. Op het eerste gezicht lijkt het uitgangspunt van deze roman te artificieel en zorgt de brievenstructuur eerder voor een belemmering dan voor een creatieve uitlaatklep. Koubaa slaagt er echter wonderwel in om deze handicap met sprankelend proza te overwinnen. De monoloog is zo geestig en kronkelend dat het leesplezier snel de bovenhand krijgt. Het levert knotsgekke, absurde passages op. Zoals deze frase waarbij de protagonist zich als volgt voorstelt: "Ik weet niet of ik het u al verteld heb dat ik in 1968 onder het sterrenbeeld Walvissen geboren ben [...] Ik ben niet alleen voor het grootste gedeelte samengesteld uit wat ik vergeten ben, maar besta ook voor twee derden uit water". Feiten en fantasie wisselen elkaar in hoog tempo af. Soms lijkt de verteltoon die van een licht beschonken geest die in zijn ijver om toch nog serieus genomen te worden, academisch en geagiteerd begint te spreken. Of om binnen de thematiek van het boek te blijven: iemand met benevelde hersenen die er alles aan doet om dit niet te laten merken en het daardoor des te opvallender maakt.
Maar Het gebied van Nevski laat zich ook op een ander niveau lezen, nl. als het ironische zelfportret van een twijfelende en zoekende schrijver. Door zich bloot te geven en vrijwillig op glad ijs te begeven, wil hij uit zijn 'geschreven' gevangenis van taal ontsnappen. Op een bepaald moment blijkt hij de voorkeur te geven aan de fotografie, omdat de taal te veel bedriegt. Of zoals de protagonist ? net als Bart Koubaa een Gentse schrijver van 37 jaar ? zijn visie op taal metaforisch verwoordt: "Ik wilde haar kind en ze baarde mij zorgen". Hij refereert ook aan Ambrose Bierce, die in Het duivels woordenboek noteerde dat "taal de muziek [is] waarmee wij de slangen bezweren die andermans schatten bewaren". Toch is deze postmoderne roman niet onderhevig aan pretentieuze zwaarwichtigheid, daarvoor is er te veel relativerende spielerei. Serieus bedoelde voetnoten van wetenschappers worden bv. gevolgd door een noot van Professor Zonnebloem over de twee essentiële uitvindingen van Professor Barabas, zijnde de klankentapper en de teletransfer.
Als liefdesbetuiging voor zijn half Tunesische vrouw koos de Gentse schrijver Bart Van den Bossche voor de naam Koubaa. Deze keuze verraadt echter ook een duidelijk statement: hij wilde zich als schrijver niet vastpinnen op thema's van onder de kerktoren, maar over de grote wereld schrijven. En op dit vlak is de evolutie in zijn schrijverschap het grootst. Terwijl Lucht een haikuroman was over een Japanse dichter en Vuur zich in een zigeunerkamp afspeelde, speelt de nieuwe roman zich af in het eigenste Gent. Dichter bij huis dan onder de torens van de Sint-Niklaaskerk, het Belfort en de Sint-Baafskathedraal kon Koubaa zich niet begeven, maar door Gent zo lyrisch te schetsen geeft hij de stad een universele, mythische dimensie, "waarbij schoonheid geen engel is die men in zijn netten kan strikken, maar een lichtinval tussen de mazen van het banale". De milde weemoed en de onbestemde sfeer waar de Franse schrijver Patrick Modiano zo in uitblinkt, brengt Koubaa over naar de Gentse straten en grachten. Ook hier spelen herinneringen een essentiële rol, en zijn ze ondefinieerbaar, komen ze telkens in andere vormen terug. De protagonist heeft heimwee naar het normale leven, maar weet niet meer wat 'normaal' inhoudt en snakt naar de periode van voor het ongeluk op het Russische meer, toen alles nog zonneklaar leek en niet eindeloos uitgelegd diende te worden wat woorden exact betekenen.
Met deze fascinerende 'cut and paste'-roman heeft Bart Koubaa zich weten te overtreffen en toont hij aan dat hij een thematisch uiterst veelzijdig auteur is. Pasklare antwoorden inzake het functioneren van de hersenen zal je bij Koubaa niet vinden, daarvoor lees je beter het werk van Oliver Sacks, maar met zijn associatief en poëtisch proza slaagt hij er wel in om scherts en ernst aan elkaar te koppelen en dromen weer een stap dichter bij literatuur te brengen. [Laurent Meese]
Drs. W.A. Fasel
Dit is zeer zeker geen gemakkelijk boek. Het handelt over een man die een hersenbeschadiging heeft opgelopen en nu probeert om door middel van brieven en gesprekken zijn vermogen tot het gebruiken van taal te herstellen. Daarmee speelt de schrijver een briljant spel, omdat elk woord door toeval (ten gevolge van de hersenbeschadiging) op een verkeerde plek terecht kan zijn gekomen. Soms associatief, soms bewust. En zelfs of de feiten zijn zoals ze verteld worden, is onzeker. Dat roept grote nieuwsgierigheid op naar het onderzoeken van de juistheid, de lezer wil weten wat er klopt, van geschiedkundige tot medische feiten en namen. Dat maakt deze roman ook bijzonder, de taalspelletjes, waarvan je steeds vermoedt dat het meer dan dat is, zodat je steeds nieuwsgieriger wordt. Met eenvoudige middelen wordt een wereld opgeroepen, waardoor je het gevoel hebt in het brein van een ander mens te kijken. Maar dat weet je dan toch weer niet zeker. Voor ervaren lezers een bijzonder boek. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.