Brieven
Ludwig Wittgenstein
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Pelckmans, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 156.2 LEIL |
31/12/2005
In 2004 was het 200 jaar geleden dat Immanuel Kant overleed. Naar aanleiding daarvan werd aan de universiteit van Antwerpen een aantal conferenties gehouden, die in boekvorm werden gepubliceerd en gepresenteerd als een inleiding in zijn filosofie.
Om Kant kun je in de geschiedenis van de westerse filosofie niet heen. Zijn ideeën hebben in de verdere evolutie van het denken blijvend hun invloed uitgeoefend. Een origineel Nederlandstalige inleiding tot Kants werk was dan ook geen overbodige luxe.
De opgenomen stukken behandelen voornamelijk de zogenaamde 'kritische' periode, die aanving met dat 'monstre sacré' van de westerse filosofie, de Kritik der reinen Vernunft, waarmee de kleine filosofieprofessor uit het Oost-Pruisische Königsberg zijn tijdgenoten verbijsterde, maar ook irriteerde door de ondoordringbare, duistere stijl. Zijn vriend en collega Mozes Mendelsohn noemde het een "zenuwsapverterend werk", maar Mendelsohn vond ook dat Kant met zijn nieuwe aanpak een "allesvermorzelaar" was. Met dit resultaat van een decennium denkarbeid bracht Kant de traditionele metafysica dan ook een gevoelige klap toe. Met zijn kritiek, zo blijkt uit de eerste tekst van Geert Van Eeckert, oversteeg Kant de dominantie van rationalisme en empirisme in het verlichtingsdenken. Zowel het rationalistische geloof in het zuiver logisch-mathematische denken als de empiristische onderwaardering van het intellect in de ervaringskennis, konden volgens Kant geen metafysica funderen als streng wetenschappelijke discipline. Om aan deze impasse te ontkomen, construeerde Kant zijn imposante denksysteem.
Eric Oger beschrijft in een tweede tekst de worsteling van Kant met de paradoxen en besluiteloosheden van de rede zelf. Na de afbakening van de grenzen van de menselijke kennis, stelt Kant dat de menselijke rede de onweerstaanbare drang in zich heeft om die grenzen te overschrijden tot aan de absolute totaliteit van de 'regulatieve ideeën' van Ziel, Wereld en God, die richting geven aan de menselijke rede, maar volledig buiten de ervaarbare werkelijkheid vallen. Kants ethiek komt vervolgens aan bod in een essay van Jean Verhaeghe. Net als in zijn theoretische filosofie, zoekt Kant naar het grondbeginsel van het morele handelen in de menselijke rede zelf, los van elke externe factor, zoals verlangens, behoeften of God. Om het morele relativisme te vermijden, zoekt Kant naar een 'zuivere' grondslag van de moraal, analoog aan de 'zuivere' voorwaarden van de kennis. De grondslagen van die moraal vindt Kant in de goede wil, de plicht en zijn beroemde categorische imperatief, de formele universaliseringsregel, zonder enig inhoudelijk of positief voorschrift, zonder enige doelstelling, tenzij de mens zelf. Het laatste grote kritische geschrift van Kant gaat over het oordeelsvermogen. In deze Kritik der Urteilskraft vindt Kant de noodzakelijke verbinding tussen theoretische en praktische rede in het reflecterend oordeelsvermogen, waarmee het bijzondere wordt verbonden met het algemene. In dit werk geeft Kant een analyse van de esthetische ervaring, het schone en het sublieme, die klassiek is geworden in de kunstfilosofie en de esthetica. Bart Raymaekers besluit dat Kants reflectie over het oordeelsvermogen een nog altijd actuele mogelijkheid biedt om de verscheidenheid samen te brengen. Kant zelf schreef ook over politiek, in meerdere kortere teksten verspreid over zijn oeuvre. In het laatste essay tracht Peter Reynaert dit facet van Kants praktische filosofie te duiden. Weeral zoekt Kant een a priori-fundering, ditmaal voor recht en staat als ideeën van de praktische rede. Kant manifesteert zich hier als een liberalistische verlichtingsfilosoof die individuele rechten, zoals het privaat bezit, wil funderen op het morele recht op individuele vrijheid.
Een grondige en coherente inleiding op de denkwereld van een veeleisende filosoof. Op de achterflap lezen we dat het boek afsluit met een uitgebreide bibliografie en een namenregister. Achteraan staat echter het notenapparaat van elke tekst en de personalia. Een namenregister ontbreekt daarentegen. Wel staat na elk essay een beknopte bibliografie. [Hedwig Billiet]
Dr. D.G. van der Steen
Ter gelegenheid van het Kant-jaar 1994 werd aan de universiteit van Antwerpen een reeks lezingen over de filosoof gehouden. Die lezingen werden toen in bewerkte vorm gepubliceerd. Van deze uitgave is dit een geheel herziene herdruk. Zes filosofen bespreken centrale thema's uit het werk van Kant en geven daarmee een overzicht van diens denken. De lezer hoeft geen specialist te zijn, maar enige kennis van zaken (bijvoorbeeld uit de monografie van Roger Scruton) en enig doorzettingsvermogen (de taal van deze lezingen is vaak net zo weerbarstig als die van de meester zelf) zijn gewenst. Elk van de lezingen bevat een bibliografie; een index ontbreekt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.