Agaat
Marlene Van Niekerk
Marlene Van Niekerk (Auteur), Henda Strydom (Vertaler), Adriaen Coorte (Illustrator), Jan Mankes (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VANN |
Jeroen Dera
us/ug/31 a
efaamd bij de gemiddelde museumtoerist zijn ze niet, maar onder dichters hebben Adriaen Coorte (ca. 1665-1707/1710) en Jan Mankes (1889-1920) zo hun aanbidders. De laatste, door zijn beroemde collega Richard Roland Holst 'Hollands meest verstilde schilder' genoemd, oogstte de lof van zijn dorpsgenoot Willem de Mérode, wiens woorden in de openbare ruimte van Eerbeek vereeuwigd zijn: 'Hij liet zijn teerheid als verhelderingen / In oogen stralen, om een mond verdroomen'. De stillevens van Coorte, die al vroeg in zijn carrière van het vanitasmotief afstapte, eisen op hun beurt een prominente plaats op in Hans Favereys bundel Lichtval (1981). Faverey interpreteerde Coortes schilderijen van onder meer mispels en asperges als een verzet tegen de voortschrijdende tijd: door bederfelijke vruchten en groenten in al hun kleur te laten oplichten tegen de pikzwarte achtergrond van zijn schilderijen, bevroor Coorte als het ware het rottingsproces dat deze vruchten van nature doormaken.
Bij De Mérode en Faverey voegt zich nu de Zuid-Afrikaanse auteur Marlene van Niekerk. Vorig jaar publiceerde zij de bundel In de stille achterkamer al in haar moedertaal; nu zijn de Gedichten bij schilderijen van Adriaen Coorte en Jan Mankes ook in het Nederlands beschikbaar. De bundel, prachtig uitgegeven door Querido, levert een leeservaring in drie stappen op. Eerst aanschouwt de lezer steeds een schilderij van Coorte of Mankes, dan volgt het bijbehorende gedicht in het Afrikaans en ten slotte is er de Nederlandse vertaling - waarvoor Van Niekerk zelf zorggedragen heeft, in samenwerking met Henda Strydom. Deze drietrap leidt ertoe dat je als lezer voortdurend tussen schilderij, Afrikaans en vertaling schakelt, wat op zichzelf al een interessante exercitie (en vooral kruisbestuiving) is.
In veel gedichten zou Van Niekerks werkwijze, met een term uit de literatuurwetenschap, 'ekfrastisch' genoemd kunnen worden: ze probeert in woorden te vangen wat er op het schilderij te zien is. Dat doet ze in bijzonder muzikale taal, die in vertaling jammer genoeg weleens verloren gaat. De Afrikaanse woorden 'sodat een ligkolom die skoorsteenlys met ledigheid beskyn' klinken na het wegvallen van 'lys' nogal stug: 'opdat een zuil van licht de schouw met ledigheid beschijnt'. Zo nu en dan hebben Van Niekerks en Strydoms vertaalkeuzes ook inhoudelijke consequenties. Van ''n koel omarming van iets volledig onomarmbaars' luidt de vertaling bijvoorbeeld 'een koele greep op wat volledig onbegrijpelijk is'. Aan de ene kant is dat een mooie vondst, vanwege de verwantschap tussen 'greep' en 'grijp', maar er treedt hier wel een minder gelukkige betekenisverschuiving op. Het 'omarmen' van het onbegrijpelijke betekent namelijk dat je erkent dat iets niet te vatten is, terwijl 'greep hebben' suggereert dat je nu net wel controle over dat onbegrijpelijke hebt.
Poreus
Onmiskenbaar is intussen Van Niekerks greep op haar eigen project. Haar commentaren op Coorte en Mankes tekent ze op met veel oog voor detail, en fascinerend genoeg zijn ze ook enigszins favereyaans. Net als Faverey wijst Van Niekerk op de conserverende kracht van het stilleven, waarin een 'verraad van sterfelijkheid' mogelijk is, bijvoorbeeld via 'de ingelijste adem van oud gras'. Slechts zelden zijn Van Niekerks gedichten een poëtisch praatje bij een plaatje: de schilderijen zijn het uitgangspunt van de poëzie, geen excuus daarvoor. Van Niekerk noemt Mankes letterlijk 'een soort verwant', en geregeld schrijft ze dan ook heel persoonlijk over wat ze ziet. De grens tussen schilder en dichter blijkt daarbij bijzonder poreus.
Mankes' schilderij Kraai op berkenboom (1913) levert bijvoorbeeld een opmerkelijke reflectie op over de kleur van de boom, met 'witte stammen van een vervlogen vaderland'. Gezien zijn biografie ligt het niet voor de hand dat dit op Mankes slaat: het is eerder Van Niekerk die via haar associaties met haar eigen vaderland wordt geconfronteerd. Nog duidelijker wordt dat in het gedicht bij Parelhoen (1917). In de merkwaardige kam van Mankes' vogel herkent Van Niekerk een bergtop, die ze vervolgens in verband brengt met de beroemde Leeuwenkop die samen met de Tafelberg het fenomenale aangezicht van Kaapstad bepaalt. Het vaderland uit Kraai op berkenboom krijgt dan een heel specifieke invulling: 'Het is een tumult / van olifanten, dat vaderland van mij, / een stuk bedrog en razernij, ongestelpt / sedert het bloed en machteloze hulpgeroep / van slaven'. In die regels krijgt de persoonlijke beleving van de verstilde schilderijen een politiek karakter, en wordt eens te meer duidelijk dat kunst ontstaat in de perceptie van de kijker.
Over Adriaen Coorte vraagt Van Niekerk zich af wat er gebeurd zou zijn 'als iemand / trachtte jou te werven als een slagveld- / of portretschilder'. Op zichzelf is dat al een boeiende denkoefening, zeker in het geval van een schilder over wie we nagenoeg niets weten. Boeiender nog is Van Niekerks antwoord op de opgeworpen vraag: 'Ik stel me voor hoe jij de punten / van je kraag platstrijkt en naar / je eigen plannen ginder staart'. Waar Van Niekerk zich vooral met Mankes lijkt te identificeren omdat hij hanen schilderde die zij als kind ook had, is haar verwantschap met Coorte eerder poëticaal. Net als Coorte is de Zuid-Afrikaanse auteur uitdrukkelijk geen handlanger van de werkelijkheid. Zoals de zeventiende-eeuwse schilder de felle strijd van zijn tijd terzijde schoof door in zijn stillevens een tijdelijk alternatief te bieden voor het slagveld van de Tachtigjarige Oorlog ('het kruit verzoet in abrikozen van illusie', aldus In de stille achterkamer), zo biedt Van Niekerk in deze bundel een onderkomen voor de lezers van nu - gelukkig nooit zonder 'dat vaderland van mij' uit het oog te verliezen.
Querido, 124 blz., 18,99 €. Oorspronkelijke titel: 'In die stille agterkamer'.
O.W. Dubois
Adriaen Coorte (ca. 1659-1707) schilderde stillevens van uitzonderlijke kwaliteit. Jan Mankes (1889-1920) was schilder van dieren, stillevens, landschappen, (zelf)portretten. Zijn werken, aldus de Winkler Prins, maken een dromerige, verfijnde en vaak melancholieke indruk. De Zuid-Afrikaanse dichteres Marlene van Niekerk schreef gedichten – waarvan na de Afrikaanse tekst de Nederlandse vertaling wordt gegeven – bij een twaalftal schilderstukken van Coorte en een veertiental van Mankes. Haar poëzie, waarbij zij zich rechtstreeks tot de schilders zelf richt en zich volledig in hen inleeft, getuigt van een uiterst verfijnde zielswaarneming. Die geeft nog eens een bijzondere betekenis aan de schoonheid die de stillevens al in zichzelf bezitten. Bij een stilleven van Coorte: 'Een zomermorgen / en je zet de luiken open / opdat een zuil van licht de schouw / met ledigheid beschijnt'. Evenals de stillevens zelf, waar het oog zich niet genoeg aan verzadigen kan, is deze verstilde poëzie van grote innerlijke rijkdom. Prachtig uitgegeven. Unieke combinatie van poëzie en schilderkunst. Een juweeltje!
Janita Monna
i /un/09 j
Toen ik 'Agaat', de monumentale roman van de Zuid-Afrikaanse Marlene van Niekerk, onlangs uit de kast pakte, viel er een oud interview uit het boek. Van Niekerk kreeg de vraag voorgelegd in hoeverre haar verhaal over de witte Milla die op haar sterfbed volledig afhankelijk wordt van haar zwarte hulp Agaat, nu eigenlijk politiek was. De schrijfster antwoordde dat zelfs al schreef ze over de linker achterpoot van een meikever, dan nog zou dat politiek zijn: "Juist omdat de politiek in het leven van de meikever schittert door afwezigheid."
Vergelijkbare woorden zijn van toepassing op 'In de stille achterkamer', Van Niekerks eerste dichtbundel sinds lang. De schrijfster die onder meer ook in haar roman 'Triomf' de schurende werkelijkheid en de angst van de blanke Zuid-Afrikaanse onderklasse liet zien, zoekt in haar poëziedebuut de stilte. Of, zoals ze ergens schrijft: "Zal men in een pauze tussen / oorsprong en bestemming, door de stampij aan beide / kusten uit het lood geslagen, de lichtval op twee / Coorte-schelpen herkennen als soelaas?"
Van Niekerk schreef gedichten bij beeldend werk van twee Nederlandse kunstenaars, bij schilderijen van Adriaen Coorte en Jan Mankes. En ze is niet de eerste dichter die geraakt is door de serene, haast doorschijnende stillevens van Coorte; door de stilte die uitgaat van de portretten, vogels en stillevens van Mankes. Rutger Kopland ging haar voor, Willem Jan Otten, Willem de Mérode, om enkelen te noemen, en zeker ook Hans Faverey, die voor Coorte's secure taferelen even scherpe woorden vond: "Windstilte, het wegzijn / van iets: gestadig kloppend // in kruisbes, framboos, / romigste asperges."
De Zeeuwse Coorte schilderde in de tweede helft van de zeventiende eeuw, Jan Mankes leefde van 1889 tot 1920, toch is hun werk verwant: kijken naar een schaaltje aardbeien of een olieflesje, tilt de toeschouwer even uit de tijd.
En zo zijn ook de gedichten van Van Niekerk van alledaagse werkelijkheid ontdaan. Lang zal ze naar de uilen, kraai, de vleermuis van Mankes gekeken hebben, naar de mispels, aardbeien en 'appelkose' van Coorte. Om door te dringen in wat de schilders bewoog. Een 'gezant van mispels' noemt ze Coorte, die pas halverwege de vorige eeuw werd herontdekt. Een kunstenaar die via de zwijgende kleintjes het heelal laat spreken, met licht dat zelfs de 'binnengloed in druiven' zichtbaar maakt.
Voor de schittering van dat licht vindt Van Niekerk dan ook weer delicate woorden. Aardbeien zijn 'geschitterstipt'. Maar als de dichter in het verenkleed van een parelhoen van Jan Mankes 'nacht- en sterrenwildernis' ziet, sijpelt ook de wereld weer binnen. De dagelijkse, Zuid-Afrikaanse.
Van Niekerk zoekt verbinding, tussen talen, werelden, tussen toen en nu. Via de kunst. En zoals Mankes in woorden van de dichter aandacht had voor de 'stilte van een merelnest', leiden ook Van Niekerks aangenaam trage regels, even af van wat vluchtig is. Poëzie als een kleine adempauze in een kolkende wereld.
Vert. Henda Strydom / Marlene van Niekerk. Querido; 128 blz. € 18,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.