Een nieuwe structuurverandering van het publieke domein
Jürgen Habermas
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, cop. 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 157.2 HABE |
31/12/2010
De religie in de seculiere samenleving.
De ruwe actualiteit dwingt denkers tot reflectie over breukpunten. De terreuraanslagen van 9/11 tegen het hart van het kapitalisme betekenden een radicale verandering in de zelfperceptie van de westerse wereld en een groeiend zelfbewustzijn in de islam. In welke mate kan religie nog een actieve rol vervullen op het maatschappelijke veld? Is religie een vormende kracht die de solidariteit tussen mensen kan bevorderen? Of is religie een donkere macht die ontwrichtend functioneert?
De filosoof en de kardinaal
Op 19 januari 2004 organiseerde de Katholische Akademie te München een dialoog over de 'Voor-politieke morele grondslagen van een op vrijheid gerichte staat'. Is de politiek de realisatie van een niet-politieke waarde ? bijvoorbeeld een religieuze levensbeschouwing of een moreel ideaal? De sprekers waren twee tenoren van de Duitse intelligentsia: de seculiere verlichtingsfilosoof Jürgen Habermas en de gelovige theoloog Joseph Ratzinger.
De jonge Habermas verdiepte zich in de idealistische wijsbegeerte van Schelling en kwam in contact met Horkheimer en Adorno. Zijn theorie over het communicatieve handelen geldt als een ijkpunt in de filosofie. Later dacht hij uitdrukkelijk na over politieke macht en volkssoevereiniteit, de plaats van religieuze argumenten in de publieke sfeer, de legitimiteit van het recht, van transnationale organen en constitutioneel patriottisme. Sinds de aanslagen in New York reflecteert Habermas over de mogelijke betekenis van de religie voor de samenleving.
Ratzinger begon zijn academische carrière met een studie over de kerkvader Augustinus en de middeleeuwse theoloog Bonaventura. Hij publiceerde zeer veel boeken, waarvan een deel in het Nederlands is vertaald. Als adviseur van de progressieve aartsbisschop Frings nam hij deel aan het Tweede Vaticaans Concilie, waarna hij het nogal conservatieve tijdschrift Communio oprichtte. Een constant element in zijn denken is de intieme verhouding tussen geloof en rede. Zoals bekend werd de kardinaal hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer en bekleedt hij nu als Benedictus XVI het Petrusambt.
De verschillende intellectuele achtergrond en oriëntatie houden de belofte in van een boeiende confrontatie. Habermas stelt dat de politiek haar grondslag in zichzelf vindt; Ratzinger meent dat voorpolitieke waarden de politiek funderen.
Het postseculiere denken
De eerste protagonist begrijpt de vraag naar de voorpolitieke morele grondslagen van de staat als de vraag of de seculiere staat steunt op externe vooronderstellingen. Een positief antwoord betekent dat de neutraliteit van de staat besmet is door particuliere wereldbeschouwelijke en religieuze tradities. Habermas werkt zijn argumentatie uit in vijf stappen.
De staatsorde is niet gebaseerd op kosmologische of heilshistorische vooronderstellingen. Het middeleeuwse metafysische en religieuze denken is volledig overwonnen. Ook is het staatsrecht niet de uitdrukking van een zedelijke substantie. De constitutionele staat vindt daarentegen haar oorsprong in de eigen wettelijke principes. Ze is autoreferentieel. De grondslag van de democratische staat is te vinden in de wettelijke procedures die democratisch tot stand komen. Alle nadenkende burgers moeten deze procedures redelijkerwijze aanvaarden. Deze stelling heeft grote gevolgen. Ik illustreer even vanuit de problematiek van de mensenrechten. De mensenrechten, los van afkomst, ras, religie, geslacht enz. gaan niet vooraf aan de politieke orde, maar zijn gelijkoorspronkelijk en ontstaan in het gebeuren van de politieke democratie zelf. Hierdoor kan vanuit de mensenrechten moeilijk kritiek op de democratie worden geformuleerd.
Het fundament van de politiek is in de politiek te vinden. Binnen de liberale democratie wordt van de burger als ontvanger van de wet gehoorzaamheid verwacht. Maar de burger is ook medeauteur. Het engagement tot politieke deugd en gerichtheid op het algemeen belang kunnen echter niet worden afgedwongen. De politieke deugd is de vrucht van een socialiseringsproces binnen een vrije politieke cultuur. De motivatie tot deze deugdzaamheid veronderstelt meer dan een abstract solidariteitsprincipe. Er is nood aan een gemeenschappelijk religieus erfgoed, een gemeenschappelijke taal en een nationaal bewustzijn. Binnen dit weefsel van cultureel bepaalde oriëntaties kan de solidariteit concreet worden beleefd.
Nochtans kan de solidariteit breken. Het individualisme en het eigenbelang zijn nefast voor de politiek. De globalisatie van de wereldeconomie neemt de regulerende functies van de politiek over en de hoop op een politieke wereldorde lijkt ijdel. Postmoderne denkers zien in de depolitisering van de wereldorde een gevolg van het failliet van de politieke rede. Ze pleiten voor een ander referentiepunt. De religie kan de lege plaats van de failliete rede innemen.
Vanuit zijn radicale en lucide rationalisme weigert Habermas deze optie. Hij pleit voor een vernieuwde dialoog tussen rationaliteit en religie. De rede kan leren van de religieuze interpretaties van bijvoorbeeld mislukking en verlossing, bevrijdende uittocht en heilloos ervaren leven. De rijke intuïties
zijn de voedingsbodem voor concepten als verantwoordelijkheid, autonomie, kritische herinnering, individualiteit, gemeenschap enz. Ze kunnen worden vertaald, geactualiseerd en geassimileerd in de rede. De reflexieve transformatie betekent niet dat de rede steunt op een extern punt, maar wel dat ze de rijkdom van de religie in zich opneemt.
Dit alles heeft gevolgen voor de burgers in de neutrale staat. De gelovige burger en gemeenschap kunnen invloed uitoefenen op het publieke gebeuren door het aanreiken van narratief argumentatieve clusters die de autonoom gefundeerde seculiere gerechtigheid van extra motivatie voorzien. Hun invloed wordt echter beperkt door de grenzen van de tolerantie. De religieus onmuzikale burger hoeft de epistemologische redelijkheid van religieuze argumenten te aanvaarden.
Met zijn compacte redenering reikt Habermas een model aan waarin hij de constitutionele liberale democratie verbindt met de mogelijkheden van het religieuze spreken. Meestal komt een liberaal denken enkel tot een formele tolerantie waarbij de religie wordt verbannen naar de privésfeer. Volgens Habermas hebben de religies wel een plaats op het publieke forum.
De gelovige rationaliteit
Ratzinger ziet de verhouding tussen geloof en rede anders. Geloof en rede zijn intiem met elkaar verbonden. Gevolg is dat de politieke rationaliteit onmogelijk haar eigen bron van waarheid kan zijn, maar afhankelijk is van andere inhouden. Er bestaat een voorpolitieke bron die wordt gevonden in de Grieks-christelijke erfenis van het natuurrecht en in de mensenrechten.
De kardinaal opent zijn reflectie met het oproepen van drie historische veranderingen: het ontstaan van een wereldgemeenschap waarin politiek, economie en cultuur elkaar raken en doorkruisen; de ontwikkeling van de menselijke macht om te vervaardigen en te vernietigen, en de desintegratie van de ethische zekerheden. Het is onduidelijk wat het goede is en waarom het moet worden gedaan. De drievoudige opening suggereert een ander uitgangspunt dan bij Habermas. De maatschappelijke orde heeft niet genoeg aan zichzelf, maar heeft een externe grondslag nodig. Van hieruit ontwikkelt Ratzinger een vijfledige redenering.
De fundamentele taak van de politiek bestaat in het binden van de macht aan het recht. Enkel door het recht kan de willekeur van de macht worden verbannen en kan de vrijheid ervaren worden als een gedeelde vrijheid. De argwaan tegen het recht ontstaat wanneer het recht niet meer verschijnt als de uitdrukking van gerechtigheid, maar als het product van willekeur. De morele gerechtigheid is de externe oorsprong van het recht. Deze vormt ook de garantie dat minderheden niet democratisch worden uitgesloten.
Het belang van deze waarden blijkt uit nieuwe uitdagingen. De mogelijkheid van de nucleaire zelfvernietiging werd getemd door de vrees voor het eigen overleven. Momenteel is er de angst voor de anonieme krachten van de terreur, die zichzelf minstens gedeeltelijk religieus en moreel verantwoordt. Is religie hier een reddende of een gevaarlijke kracht? Ten slotte zijn er de biotechnologische ontwikkelingen waardoor de mens een product van zichzelf wordt. Moet de rede hier niet onder toezicht worden geplaatst?
Vervolgens reflecteert Ratzinger op de vooronderstellingen van de wet. In het oude Griekenland ontstond de gedachte dat er tegenover het positieve recht dat onrechtvaardig kan zijn, een wet bestaat die uit het wezen van de mens zelf voortkomt. Door de ontdekkingsreizen en de nieuwe religies ontwikkelde zich verder de gedachte van een volkerenrecht en een natuurrecht waarvan de grondbeginselen in de natuur en de menselijke rede zijn neergelegd. Het natuurrecht is de mogelijkheid het gesprek over de ethische principes van het recht in een pluralistische maatschappij te voeren. Probleem is echter dat dit instrument bot is geworden. De redelijkheid van het natuurbegrip is teloorgegaan met de evolutietheorie. Nochtans blijven er de mensenrechten, die voorafgaan aan elke politieke orde.
Het nadenken over de grondslagen van het recht kan niet alleen gebeuren vanuit de westerse rationaliteit en de christelijke traditie. Ratzinger reikt hier duidelijk de hand naar de islam, de Indische cultuur en de tribale culturen in Latijns-Amerika en Afrika. Hun interpretaties tonen dat de rationaliteit niet voor elke rede inzichtelijk is, maar cultureel is gebonden. Dit is tevens een sneer naar het project 'wereldethos' van Hans Küng.
De kardinaal besluit met twee oproepen. Er is de noodzakelijke wisselwerking tussen rede en geloof. Rede en geloof worden opgeroepen tot wederzijdse reiniging en heling. Dit gesprek gebeurt in een polyfone wisselwerking met meerdere culturen. Hierdoor kunnen de wezenlijke waarden en normen die door alle mensen op een of andere manier worden gekend of aangevoeld, opnieuw schitteren en als een werkzame kracht de wereld samenhouden.
Kritisch verder denken?
De auteurs nemen beiden een uitgesproken standpunt in. Ze verhelderen een problematiek, maar reiken tevens nieuwe vragen aan. Volgens Habermas steunt de politiek niet op externe vooronderstellingen. Dit opent de mogelijkheid van de neutraliteit van de staat, maar stelt tevens een externe kritiek op de staatsorde buiten de kantlijnen van het politieke spel. Een groot probleem is dat van de democratische tolerantie ten opzichte van democratisch verkozen intolerante politici. Het beroep op een ethisch of religieus extern standpunt kan in dit geval de legitimatie vormen van een abdicatie van de machtshebbers. Dit is het aloude probleem van de tirannenmoord. Een variant ervan leest men in Sofokles' Antigone.
Maar ook het standpunt van Ratzinger heeft een keerzijde. Indien de politiek de uitdrukking hoort te zijn van gerechtigheid, blijft de vraag hoe deze gerechtigheid kan worden begrepen in een tolerante, democratische en pluralistische samenleving. De merkwaardige suggestie dat het natuurrecht niet meer kan voldoen, maar dat de mensenrechten valide blijven, heft de vraag van het universele karakter van de mensenrechten niet op. Bijkomend is er de vraag naar de acceptatie door andersdenkenden van de zogenaamd universele waarden van een particuliere traditie. Beide auteurs nemen een waardevol standpunt in om terecht bepaalde aspecten van het politieke gebeuren te beschermen, maar moeten daarbij iets waardevols toegeven. In elk geval opent de dialoog die in deze opvallend goede publicatie is opgetekend, brede perspectieven om verder over de aangereikte vragen na te denken.
Verder reflecteren?
Uitstekende redevoeringen zijn helder en beknopt, met weinig woorden wordt veel opgeroepen. De vraag kan dan ook ontstaan naar een verdere uitdieping. Daarom enkele beknopte lectuursuggesties.
Ratzinger heeft veel gepubliceerd. Als kennismaking met zijn centrale inzichten als theoloog is er het boek De kern van ons geloof, verschenen in 1970, maar herdrukt in 2006. Ratzinger bespreekt er in de uitvoerige inleiding de plaats van het geloof in de huidige wereld en de kerkelijke vormgeving van het geloof. De eerste sectie is gewijd aan godsvragen. Centraal staat het Bijbelse en trinitaire godsgeloof en de verhouding tot de god van de filosofen. De tweede sectie bespreekt de figuur van Christus en de fundamentele christologische vragen. De derde sectie gaat over de Geest. Het gedegen boek is klassiek opgebouwd en blijft zeer lezenswaardig. Over de verhouding tussen geloof en rede is er de fameuze redevoering van 12 september 2006. Ratzinger wekte er commotie met zijn citaat over de islam ontleend aan de Byzantijnse keizer Manuel II Paleologos. Nochtans was dit niet de inzet van de toespraak.
Habermas evolueerde van een strikt rationaliteitsfilosoof naar een denker die openstaat voor de positieve betekenis van religie. Jammer genoeg zijn er van Habermas weinig teksten in het Nederlands vertaald. Onlangs verscheen de lijvige bundel Geloven en weten. Deze kan perfect gelezen worden als achtergrond bij de besproken thematiek. De bundel bevat uitsluitend latere teksten van Habermas over het pluralisme, het postmoderne liberalisme, de toekomst van de democratie, de constitutie van een wereldmaatschappij, de plaats van de religie in de publieke ruimte... Bijzondere aandacht verdient de centrale tekst 'Geloven en weten'. Habermas pleit onder meer voor de gelijke afstand die onze politieke cultuur moet behouden ten opzichte van zowel seculiere als religieuze denkbeelden. Tevens werkt hij er het begrip van de postseculiere samenleving uit. Extra vermelding verdient het gedegen interview waarmee het boek afsluit. Zoals de dialoog met Ratzinger is ook dit boek aanleiding tot hoogstaand intellectueel genot.
[Luc Anckaert]
Dr. D.G. van der Steen
Jürgen Habermas (1929) is al bijna een halve eeuw niet weg te denken uit de westerse wijsbegeerte. Bij alle fasen die hij in zijn denken heeft doorlopen, is zijn doel steeds hetzelfde gebleven: met grote gedrevenheid vecht hij voor het scheppen van een mondiale samenleving die gekenmerkt wordt door vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Recente ontwikkelingen maken dat project er niet eenvoudiger op: we leven in een postmoderne, postnationale en postseculiere wereld, en de problemen van fundamentalisme en terreur, religie en rationaliteit, mondialisering en multiculturele polarisering vragen dringend om doordenking, om visie en om democratisch debat. Deze bundel levert daar een uiterst waardevolle bijdrage aan. Hij bevat zeven recente artikelen van Habermas, plus een samenvatting en een interview. Veel eindnoten, geen index. Moeilijk tot zeer moeilijk, zoals bijna alles wat Habermas schrijft. Misschien verklaart dat waarom er nog maar zo weinig van hem in het Nederlands is vertaald.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.