Dit gaat niet over grasmaaien : hoe lees je poëzie
Ellen Deckwitz
Ellen Deckwitz (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2016 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 828.1 DECK |
Charlotte Van Hacht
us/ug/17 a
Zeg nu eens eerlijk, hebt u ooit een gedicht geschreven? Een onbeantwoorde liefdesbrief misschien of een kort versje over iets onbenulligs? Een papiertje dat u daarna wegmoffelde, maar niet weggooide, omdat u ergens toch trots was op uw pennenvrucht?
Maakt u zich geen zorgen, u bent niet alleen. Volgens de inleiding van Olijven moet je leren lezen schrijven meer dan één miljoen Nederlanders en Vlamingen regelmatig een gedicht. Het enige probleem, zo merkt poëet Ellen Deckwitz op, is dat het genre in de Lage Landen haast meer makers dan lezers heeft. Na haar boek Zo word je een geweldige dichter is het dus hoog tijd voor een handleiding poëzie lezen.
De Nederlandse slam-poetrykampioene is daarbij niet te beroerd om vragen te beantwoorden als 'Waarom zegt de dichter niet gewoon wat hij bedoelt?', 'Wat is het nut van poëzie?' en 'Waarom rijmen er tegenwoordig zo weinig gedichten?'
Deckwitz gaat in haar boek het geprek aan met een fictieve poëzie-leek en behandelt één vraag per hoofdstuk. Een van de wapens die de Nederlandse daarbij in de strijd gooit, is humor. Haar teksten verschenen eerst als columns in nrc.next en de eerste alinea's zijn gemaakt om de aandacht van de lezer vast te grabbelen. Zo leidt ze het hoofdstuk 'Waarom kan een gedicht niet alles betekenen?' in met een anekdote over haar pogingen om een klas pubers de liefde voor het gedicht bij te brengen.
"Duh', zegt dan de leerling met bril, 'een gedicht kan alles betekenen.' De hele klas knikt mee, terwijl ik een kort moment verlang naar de herinvoering van het Spaanse riet."
Dat Deckwitz zelf kan schrijven, helpt ook om je als lezer bij de les te houden. De dichteres won met haar bundel De steen vreest mij de C. Buddingh-prijs voor het beste poëziedebuut en pende ondertussen drie dichtbundels bij elkaar. Ze maakt vergelijkingen als: "Voor poëzie lezen, geldt hetzelfde als voor fietsen of verliefd worden: hoe vaker je het doet, hoe minder eng het wordt."
Voor elk hoofdstuk staat een gedicht gedrukt en in haar selectie toont Deckwitz zich een lezende veelvraat. Ze kan evengoed genieten van een haiku door Basho als van de jonge dichteres Vicky Francken. Deckwitz begrijpt dat het beste argument om meer poëzie te gaan lezen vooral de poëzie zelf is, en vertaalt voor de gelegenheid poëzie van Emily Dickinson en Voor Jane van Charles Bukowski. Dat laatste is een liefdesgedicht dat zelfs de grootste droogstoppel niet onberoerd kan laten. Want, zo waarschuwt Deckwitz haar lezers: "Poëzie is niet ongevaarlijk. Ze kan je vrolijk maken, maar ook somber. Verdrietig. Opeens zie je gevoelens verwoord die je eerder niet kon uitdrukken en dus ook niet verwerken."
Naast dat soort tips gaat de dichteres ook technische termen als enjambementen en klinkerrijm niet uit de weg. Hier en daar voegt ze een vleugje geschiedenis toe.
Hoopje botten met acne
Maar Deckwitz schrijft duidelijk met haar lezer in het achterhoofd en probeert de toon luchtig en de tekst licht verteerbaar te houden. Daarbij vergelijkt ze poëzie op een gegeven moment met de serie Seinfeld. Of zegt ze dat een gedicht ook zonder eindrijm even goed kan bekken als 'een tekst van Iggy Azalea'. Ze verwijst zelfs naar het vluchtige hitje 'Drank en drugs' dat vorige zomer onze noorderburen terroriseerde. Bij die alinea's merkt de lezer dat dit boek ooit als krantenstukje was bedoeld.
Vraag blijft hoe herkenbaar deze referenties nog zullen zijn over pakweg vijf jaar. Deckwitz heeft ze ook niet nodig. Haar kennis en vlotte pen zorgen ervoor dat dit non-fictieboek leest als een pageturner.
Dan liever de alinea's waarin de dichteres ons in haar eigen leven laat gluren. Ze beschrijft zichzelf als 14-jarige, "toen ik er op mijn best uitzag als een hoopje botten met acne". In de schoolbibliotheek stuit ze op de Zweedse dichter Tomas Tranströmer en raakt gefascineerd door zijn taal. De Nederlandse vertelt hoe herkenbaar zijn woorden voor haar zijn en hoe hij iets aanraakte wat ze al eerder wist, maar nooit in taal kon vatten. Het zijn dit soort momenten van eerlijkheid waarin je Deckwitz' liefde voor haar vak voelt die het boek vooruitstuwen en ervoor zorgen dat de tekst niet belerend aanvoelt.
Deckwitz moedigt lezers aan om gedichten die onbegrijpelijk lijken een tijd later opnieuw te bekijken, om zo mogelijk iets nieuws te ontdekken. Immers: "Iedereen haalt iets anders uit een gedicht, want we maken verschillende dingen mee. Wie een gedicht leest, leest ook zichzelf."
We kunnen alleen maar hopen dat Deckwitz niet alleen voor haar eigen kerk predikt, maar een paar nieuwe zieltjes wint voor de poëzie.
Atlas Contact, 160 blz., 14,99 euro.
Charlotte Van Hacht
us/ug/17 a
Zeg nu eens eerlijk, hebt u ooit een gedicht geschreven? Een onbeantwoorde liefdesbrief misschien of een kort versje over iets onbenulligs? Een papiertje dat u daarna wegmoffelde, maar niet weggooide, omdat u ergens toch trots was op uw pennenvrucht?
Maakt u zich geen zorgen, u bent niet alleen. Volgens de inleiding van Olijven moet je leren lezen schrijven meer dan één miljoen Nederlanders en Vlamingen regelmatig een gedicht. Het enige probleem, zo merkt poëet Ellen Deckwitz op, is dat het genre in de Lage Landen haast meer makers dan lezers heeft. Na haar boek Zo word je een geweldige dichter is het dus hoog tijd voor een handleiding poëzie lezen.
De Nederlandse slam-poetrykampioene is daarbij niet te beroerd om vragen te beantwoorden als 'Waarom zegt de dichter niet gewoon wat hij bedoelt?', 'Wat is het nut van poëzie?' en 'Waarom rijmen er tegenwoordig zo weinig gedichten?'
Deckwitz gaat in haar boek het geprek aan met een fictieve poëzie-leek en behandelt één vraag per hoofdstuk. Een van de wapens die de Nederlandse daarbij in de strijd gooit, is humor. Haar teksten verschenen eerst als columns in nrc.next en de eerste alinea's zijn gemaakt om de aandacht van de lezer vast te grabbelen. Zo leidt ze het hoofdstuk 'Waarom kan een gedicht niet alles betekenen?' in met een anekdote over haar pogingen om een klas pubers de liefde voor het gedicht bij te brengen.
"Duh', zegt dan de leerling met bril, 'een gedicht kan alles betekenen.' De hele klas knikt mee, terwijl ik een kort moment verlang naar de herinvoering van het Spaanse riet."
Dat Deckwitz zelf kan schrijven, helpt ook om je als lezer bij de les te houden. De dichteres won met haar bundel De steen vreest mij de C. Buddingh-prijs voor het beste poëziedebuut en pende ondertussen drie dichtbundels bij elkaar. Ze maakt vergelijkingen als: "Voor poëzie lezen, geldt hetzelfde als voor fietsen of verliefd worden: hoe vaker je het doet, hoe minder eng het wordt."
Voor elk hoofdstuk staat een gedicht gedrukt en in haar selectie toont Deckwitz zich een lezende veelvraat. Ze kan evengoed genieten van een haiku door Basho als van de jonge dichteres Vicky Francken. Deckwitz begrijpt dat het beste argument om meer poëzie te gaan lezen vooral de poëzie zelf is, en vertaalt voor de gelegenheid poëzie van Emily Dickinson en Voor Jane van Charles Bukowski. Dat laatste is een liefdesgedicht dat zelfs de grootste droogstoppel niet onberoerd kan laten. Want, zo waarschuwt Deckwitz haar lezers: "Poëzie is niet ongevaarlijk. Ze kan je vrolijk maken, maar ook somber. Verdrietig. Opeens zie je gevoelens verwoord die je eerder niet kon uitdrukken en dus ook niet verwerken."
Naast dat soort tips gaat de dichteres ook technische termen als enjambementen en klinkerrijm niet uit de weg. Hier en daar voegt ze een vleugje geschiedenis toe.
Hoopje botten met acne
Maar Deckwitz schrijft duidelijk met haar lezer in het achterhoofd en probeert de toon luchtig en de tekst licht verteerbaar te houden. Daarbij vergelijkt ze poëzie op een gegeven moment met de serie Seinfeld. Of zegt ze dat een gedicht ook zonder eindrijm even goed kan bekken als 'een tekst van Iggy Azalea'. Ze verwijst zelfs naar het vluchtige hitje 'Drank en drugs' dat vorige zomer onze noorderburen terroriseerde. Bij die alinea's merkt de lezer dat dit boek ooit als krantenstukje was bedoeld.
Vraag blijft hoe herkenbaar deze referenties nog zullen zijn over pakweg vijf jaar. Deckwitz heeft ze ook niet nodig. Haar kennis en vlotte pen zorgen ervoor dat dit non-fictieboek leest als een pageturner.
Dan liever de alinea's waarin de dichteres ons in haar eigen leven laat gluren. Ze beschrijft zichzelf als 14-jarige, "toen ik er op mijn best uitzag als een hoopje botten met acne". In de schoolbibliotheek stuit ze op de Zweedse dichter Tomas Tranströmer en raakt gefascineerd door zijn taal. De Nederlandse vertelt hoe herkenbaar zijn woorden voor haar zijn en hoe hij iets aanraakte wat ze al eerder wist, maar nooit in taal kon vatten. Het zijn dit soort momenten van eerlijkheid waarin je Deckwitz' liefde voor haar vak voelt die het boek vooruitstuwen en ervoor zorgen dat de tekst niet belerend aanvoelt.
Deckwitz moedigt lezers aan om gedichten die onbegrijpelijk lijken een tijd later opnieuw te bekijken, om zo mogelijk iets nieuws te ontdekken. Immers: "Iedereen haalt iets anders uit een gedicht, want we maken verschillende dingen mee. Wie een gedicht leest, leest ook zichzelf."
We kunnen alleen maar hopen dat Deckwitz niet alleen voor haar eigen kerk predikt, maar een paar nieuwe zieltjes wint voor de poëzie.
Ellen Deckwitz,Olijven moet je leren lezen. Een cursus genieten van poëzie, Atlas Contact, 160 blz., 14,99 euro.
Louis Smit
Een leuke introductie tot het lezen van poëzie. De auteur (1982) is zelf dichteres. Zij won de C. Buddingh'-prijs voor het beste debuut. Zij treedt op literaire podia op, promoot dichtkunst op televisie en is NRC-columniste. Zij toont wat je mist als je geen gedichten leest. Volgens haar leert het huidige literatuuronderwijs niet hoe je poëzie moet lezen. Het boek is vlot geschreven, aanstekelijk enthousiasme spat van de bladzijden. Intrigerende tekeningen van Jenna Arts. Centraal staat moderne poëzie. Beetje jammer is dat de oudere, prachtige, rijmende poëzie van bijvoorbeeld Martinus Nijhoff en J.C. Bloem en het werk van de Vijftigers onderbelicht blijven. Het boek lijkt vooral bedoeld voor een jong publiek. Ook inspiratie voor leraren Nederlands. Vervolglectuur zou kunnen zijn de laagdrempelige gedichtenselectie 'Waarom ben je niet bij mij' van Arie Boomsma en de grote bloemlezing van Gerrit Komrij.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.