Aan zee : taferelen uit de kinderjaren
Eric de Kuyper
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Vantilt, cop. 2012 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 790.3 KUYP |
Geert Van der Speeten
il/pr/06 a
Het gebeurt hoogst zelden, beseft Eric de Kuyper. Maar elke operaliefhebber hoopt altijd weer op dat unieke moment: in het rode pluche gaan zitten, en overvallen worden door een 'onverklaarbare irrationele opwelling'.
Aanstekelijk schrijft De Kuyper in zijn nieuwe opstellenbundel Applaus over ontroering. Zijn ode aan het theaterdoek, avond na avond de toegangspoort tot de magie, klinkt liefdevol. Maar hij is ook best een lastige kijker. Achter de kritische genieter duikt dan de brompot op, met zijn conservatieve trekjes.
In een van de hoofdstukken van Applaus brengt hij uitgebreid zijn haat-liefdeverhouding met de opera in kaart. Hij zingt de lof van hedendaagse ensceneringen zoals die van Peter Konwitschny, maar blijft op zijn hoede voor de nieuwste modes. De 'esthetiek van het hatelijke', de dwangmatigheid van de actualisering: ze kunnen hem danig op de zenuwen werken. En wat een pest zijn al die megalomane regisseurs die graag op het voorplan staan!
Na ettelijke Don Giovanni's en La Traviata's klinkt de conclusie onverwacht sip: opera is een kunstvorm die maar zelden bevredigt. Zo aartsmoeilijk blijft het, om op het podium alle ingrediënten perfect op elkaar af te stemmen.
Dilettant
Eric de Kuyper (1942) was beroepshalve lange tijd met film bezig. Op latere leeftijd maakte hij naam als auteur van een vijfdelige autobiografische cyclus. Die intieme jeugdherinneringen, over vakanties aan zee of zijn leerjaren in Brussel, vonden een groot publiek.
In Applaus leren we De Kuypers eerste grote liefde kennen: de podiumkunsten. Theater, dans en opera krijgen de meest uitvoerige hoofdstukken. Maar ook over de literaire canon en over architectuur laat de auteur zijn licht schijnen, in een poging om jonge mensen warm te maken voor de traditie en hoe we ermee omspringen.
Hij had modeontwerper of architect willen worden, lezen we. Het liefst nog acteur of danser. Maar zijn eerste baantje werd dat van recensent. Dat kostte hem overigens geen moeite. Als jongeman hield hij geen dagboek bij, maar louter voor zijn plezier schreef hij al kritische stukjes over zijn schouwburg- of bioscoopbezoek. Tuk op ontdekkingen ging hij naar alles kijken wat kon. Ook al moest hij ervoor naar Londen, waar het New York City Ballet te gast was.
Zijn jarenlange kijkervaring, zijn fanatieke nieuwsgierigheid en eruditie zinderen door in Applaus. Peter Zadek, Peter Stein: hij zag hun sleutelwerken in Berlijn. Béjart in Brussel: De Kuyper miste er geen seconde van. Hij slaagt er bovendien in om de choreograaf perfect te situeren in de tijdsgeest van de jaren 60 en 70.
De overschatte Ionesco, te mijden operaregisseurs als Stefan Herheim: De Kuypers oordeel valt snel. Maar om namedropping is het hem minder te doen. In deze bundel is een flaneur aan het woord, op zijn hoogstpersoonlijke trip door theaterland. Zijn minzame blik is die van de dilettant die geen hokjes duldt. De liefhebber die alles gezien heeft, maar dat ook weet te relativeren. Want theater, is dat niet vooral een subtiele vorm van spel?
Smaak
Geen voor- of nawoord dat erover rept, maar Applaus bevat grotendeels ouder materiaal. Enkele opstellen verschenen eerder in een Cahier van Antwerpen 93 of het theatertijdschrift Etcetera. Van recentere datum zijn de verslagjes van theateruitstappen in het Ruhrgebied, met een neefje of nichtje. Op de achtergrond zoemen vragen mee die ook aan dit boek ten grondslag liggen: hoe kan je jonge mensen enthousiast maken? Hoe kan je iemand helpen zijn smaak te ontwikkelen?
De Kuyper hanteert een mengvorm van evocatie, bespiegeling en verslaggeving. Zijn mijmeringen gaan de meest onverwachte richtingen uit. Schrijft hij over het oeuvre van Pina Bausch, verwacht dan geen doortimmerde analyse van haar choreografieën. Even graag weidt hij uit over parkeergarages onder de schouwburg, of over het onnavolgbare Duits van zanger en conferencier Max Raabe.
Waar kritisch portret en persoonlijke memoires moeizaam in elkaar vloeien, kan dat aardig op de zenuwen werken. Maar als De Kuyper de esthetische ervaring het dichtst op de hielen zit, klinkt zijn relaas liefdevol. Zo omschrijft hij het genot van dansvoorstelling als een fysieke suspense, die de kijker leegzuigt en toch vervuld achterlaat. 'Toen ik Margot Fonteyn in Giselle had gezien, was ik even uitgeput als zij.'
DE AUTEUR: bekend van zijn vijfdelige autobiografische cyclus.
HET BOEK: opstellenbundel over de traditie en hoe we daarmee omspringen.
ONS OORDEEL: in zijn heel eigen stijl beschrijft De Kuyper waarom podiumkunst ons kan verrassen en ontroeren.
15/09/2012
Behalve filmregisseur is Eric De Kuyper onder meer ook filmtheoreticus, auteur en recensent podiumkunsten. Hij schreef vele essays en artikels over film en podiumkunsten, en een aantal licht nostalgische autobiografische romans, zoals De hoed van tante Jeannot (1989), waarin hij ook boeiende herinneringen over zijn theaterbezoek in de jaren zestig en zeventig te Antwerpen neerschreef, toen hij recensent was van een Franstalig Belgisch dagblad. (In die tijd publiceerden zelfs de Franstalige kranten nog recensies over de podiumkunsten in Vlaanderen. Die tijd is allang voorbij, vandaag publiceren nog slechts een paar Vlaamse kwaliteitskranten recensies…
In dit boek bundelt De Kuyper een aantal essays over podiumkunsten. Om de toon te zetten opent hij met een brief aan zichzelf, aan de jongen die hij vroeger was, en die gefascineerd was door de magie van het theater, de opera, de dans. Verder bundelt hij zijn essays en overpeinzingen rond bepaalde thema’s en geeft hij aan het einde van deze bundel ook nog een aantal toegiften, zoals enkele notities over architectuur en literatuur.
Zijn eerste groep essays noemt De Kuyper ‘Theatrale beschouwingen’, waarbij hij opvallend van leer trekt tegen de volgens hem nefaste mode in het hedendaagse theater van het actualiseren. Prettig om lezen zijn de overwegingen over de diverse vormen en tradities van het applaus (die de aanleiding zijn tot de titel van het boek) en zijn ‘Ode aan het doek’, waarin hij betreurt dat de betovering van een gesloten toneeldoek, en het ‘halen’ en ‘vallen’ ervan, zogoed als verdwenen is.
Een tweede verzameling essays heeft als titel ‘Operateske’, en handelt uiteraard over de opera of het muziektheater. Hier blijkt dat De Kuyper toch geen bezwaar heeft tegen bepaalde vormen van actualiseren als die maar goed in het geheel passen, zoals in de Don Carlos-enscenering van Konwitschny (die ook in de Vlaamse Opera te zien was). Ook voor de abstrahering van een Wieland Wagner (Bayreuth) en het anachronistisch realisme van een Walter Felsenstein (Komische Oper Berlin) heeft hij waardering.
Ook in het deel ‘Dansant’ staan interessante artikels, zoals dat over de dans tijdens Expo ’58. Wat hij vertelt over Maurice Béjart en de rol die Muntdirecteur Maurice Huisman gespeeld heeft bij zijn carrière als choreograaf, is erg boeiende informatie. En in zijn verslag van en appreciatie voor bepaalde opvoeringen van Pina Bausch, die grote dame van het danstheater, gaat hij echt naar de essentie.
Eric De Kuyper slaagt erin zijn grote eruditie te verpakken in een toegankelijke, bedaarde, en charmante schrijfstijl. De paar keer dat hij wat agressief uit de hoek komt, zoals bij zijn aversie tegen het ‘actualiseren’, kijk je dan ook wat vreemd op. Bij de ‘moderne’ ensceneringen zit er beslist veel kaf tussen het koren, maar tegenover tien gratuite of ronduit mislukte actualiseringen zou je er minstens evenveel interessante en echt ‘grensverleggende’ kunnen stellen. Dit kleine bezwaar neemt niet weg dat De Kuypers overwegingen en bespiegelingen prettig lezen en bijzonder interessant zijn, al is een minimale voorkennis over de evolutie van de podiumkunsten tijdens de laatste decennia wel nuttig om de auteur goed te kunnen volgen. [Toon Brouwers]
Willem Nijssen
Eric de Kuyper is naast schrijver (van o.a. de bekende vijfdelige autobiografische romanreeks) ook docent film- en opvoeringskunsten. In die laatste kwaliteit heeft hij nu een werk geschreven (te badinerend voor een essay, te informatief en beschouwend voor een vertelling) waarin hij verschillende aspecten van de podiumkunsten bespreekt. Werkelijk alles wat daarmee te maken heeft (van het missen van openende of vallende doeken tot de benen van danseressen) komt ter sprake. Als vlot causeur kan hij zeker boeien, hier en daar raakt hij ook aan een kern, maar in veel gevallen blijft het bij vaststellingen uit (uiteraard gekleurde, en breedsprakige) herinneringen. Opera en dans krijgen veel ruimte, aan Pina Bausch besteedt hij een heel hoofdstuk. Aan het slot volgt een hoofdstuk over literatuur waarin hij o.a. het nut van canons bediscussieert. Herinneringen aan zijn jongenstijd doorspekken het geheel. Aangenaam leesbaar, interessant voor De Kuyper-fans, maar te divers en te persoonlijk om van veel belang te zijn voor een debat over podiumkunsten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.