Aan zee : taferelen uit de kinderjaren
Eric de Kuyper
Eric de Kuyper (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
SUN, cop. 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KUYP |
Annick Schreuder
il/pr/19 a
Zet een Belg en een Nederlander aan de onderhandelingstafel en kijk wat er gebeurt. De Belg zal zo weinig mogelijk praten over het te bespreken onderwerp, en als het dan uiteindelijk, op het einde (van de maaltijd), ter sprake komt, zal hij zich door een soort symbolische wending akkoord verklaren en de details voor een later gesprek reserveren, dat er vervolgens niet komt. De Nederlander zal alles tot in detail willen bespreken, de voor- en nadelen onderzoeken, zijn oprechtheid en eerlijkheid willen bewijzen en de goede bedoelingen van de tegenpartij toetsen. Ik ontleen deze fictieve, maar zeer voorstelbare, situatie aan Eric de Kuyper (Brussel, 1942) in Een vis verdrinken . De titel is een letterlijke vertaling van het eigenlijk onvertaalbare noyer le poisson , en betekent zoiets als het versnipperen van problemen om ze niet hoeven aan te pakken, totdat alles verwatert, verdampt en het probleem zichzelf heeft opgelost. In een notendop geeft dit de visie van De Kuyper op Nederland weer, waarmee de teneur van zijn nieuwste boek meteen duidelijk is.
In Een vis verdrinken neemt De Kuyper de Nederlanders op de korrel. Nederlanders, zegt De Kuyper, zijn geobsedeerd door maakbaarheid en tolerantie, en hebben een blind vertrouwen in de overheid. De horeca-service is er belabberd en de wooncultuur troosteloos. Nederland is ,,een land met zoveel pretenties, dat alles wil regelen, ja, als voorbeeld wil dienen voor de wereld als het op sociale voorzieningen aankomt, en dat tegelijkertijd van grote koppigheid getuigt wanneer het zijn ideeën wil doorzetten, en daarbij niet de minste zin voor souplesse aan de dag legt, en dat kost wat het kost wil vasthouden aan een bepaalde norm. Dit alles maakt het dagelijks leven in Nederland soms lastig en vaak onprettig.'' Je vraagt je af hoe Eric de Kuyper het er uithoudt, want hij woont er al bijna 25 jaar.
Een vis verdrinken is een litanie over Nederland, soms tegen Nederland. Desondanks bevat het een aantal interessante observaties, mede door zijn jarenlange allochtone perspectief, neem ik aan. De Kuyper poogt ,,een mentaliteit te vatten, die niet alleen het resultaat is van een 'volkskarakter'.'' Hij wil proberen ,,een levensstijl ('lifestyle made in Holland') in al haar tegenspraken te begrijpen.''
En tegenspraken zijn er genoeg in Nederland. Het probleem is alleen hoe die te verwoorden, want ,,kritische opmerkingen van een buitenstaander worden als ongewenste bemoeizucht ervaren.'' Ik maak mij sterk dat dit in België, juist in België, niet anders zou zijn, zeker als die kritiek van een Nederlander komt, maar dat terzijde. Het heeft te maken met het ,,mythische zelfbeeld'' van de Nederlanders, zoals De Kuyper zegt. Hij schuwt de clichés daarbij niet, niet omdat ze waar of onwaar zouden zijn, noch om ,,wat ze verbergen of verhullen'', maar omdat ze een belangrijk deel van dat zelfbeeld van de Nederlanders vormen. Nederlanders zijn ,,zelfverzekerd'', misschien zelfs wel ,,zelfgenoegzaam'' en hun ,,gebrek aan inlevingsvermogen'' over de grens, in een andere cultuur, is ,,soms gewoonweg potsierlijk''. De Kuyper hekelt vervolgens - ook hij ontkomt er niet aan - de zogenaamde typisch Nederlandse eigenschappen als ,,gezelligheid, tolerantie, vooruitstrevendheid, koopmansgeest, zuinigheid, schijnheiligheid''. En hoe zit het met de fel beleden tolerantie in Nederland, vraagt De Kuyper zich af. Zijn ze wel zo tolerant als ze zelf zeggen, of hebben ze er hun mond van vol omdat ze vínden dat ze tolerant (zouden moeten) zijn?
Veel van zijn observaties zijn denkoefeningen (,,ik probeer het maar'') en zijn eenzijdig (zoals wanneer hij het grote aantal parttime - tegenover fulltime - werkende moeders verklaart vanuit de beperkte schooltijden) en/of niet uitgewerkt. Zo heeft hij het over de Nederlandse ,,diep verborgen weigering om de stadscultuur te accepteren'' (vrij naar Roland Barthes, zijn leermeester), die moet verklaren waarom Nederland zich zo moeilijk kan vinden in een aanpassing van de winkelsluitingstijden. Betwistbaar, en door de volgende toevoeging tamelijk ongenuanceerd: ,,In een grote stad gaat het leven vierentwintig uur per dag door [sic]. Daar heeft de Nederlander geen greep op. En iets waarop hij geen vat heeft, maakt hem onzeker, angstig.'' Me dunkt dat dat niet alleen voor Nederlanders geldt. En zijn bemerkingen over het in Nederland veelvuldig gebruikte verkleinwoordje, zijn net zo vaag als het ,,schuldgevoel'' dat hij daarmee in verband brengt. De Kuyper is niet uitsluitend negatief over Nederland (over de kazen en de bloemen is hij zelfs erg te spreken, evenals over de vriendelijke en behulpzame manier waarop men te woord gestaan wordt bij overheidsdiensten), al blijven andere Nederlandse eigenheden voor De Kuyper eerder eigenaardigheden. Het trakteren van alle collega's op het werk op ,,iets lekkers'' bij een verjaardag bijvoorbeeld, of de hype rond Sinterklaas en de Mattheuspassion (,,let op,'' waarschuwt De Kuyper, ,,spreek uit: pasjoon''), of het voorbarige vieren van een overwinning (als gevolg waarvan menige krantenverkoper met oranje plastic zakjes blijft zitten). Raak zijn zijn opmerkingen over het inventieve Nederlandse gebruik van eufemismen (,,Nederlanders hoeden zich ervoor het woord corruptie te gebruiken, althans voor binnenlandse aangelegenheden. Corrupt is men immers vooral in het buitenland.''). Mis en aanmatigend lijkt mij de manier waarop hij het woord ,,opvang'', als in ,,naschoolse opvang'', interpreteert, ,,nog zo'n uitdrukking die ik niet kan uitstaan en die veel verraadt over de mentaliteit hoe men over kinderen denkt. Zoals men in het circus de trapeze-artisten [sic] opvangt!'' Benieuwd wat de semioticus De Kuyper vindt van het hier vigerende ,,nabewaking''.
Als ik De Kuypers mening over Nederlanders in één regel zou moeten samenvatten, dan zou ik dat doen met de door hem aangehaalde uitdrukking ,,het moet kunnen''. Daarin ligt zowel de vermeende tolerantie besloten, als het dwingende karakter ervan. ,,Als ze zelf eens zouden beseffen dat hun 'gewoon doen' verbergt hoe ongewoon ze zijn en doen... Hoe intolerant hun tolerantie kan zijn, hoe dwangmatig hun gedogen is, hoe krampachtig hun gewoondoenerij.''
Hoe veel vleiender was het oordeel dat Joris-Karl Huysmans (1848-1907) ruim een eeuw geleden velde toen hij een reis langs verschillende Nederlandse steden maakte. ,,De Hollanders zelf zijn voorkomende, beminnelijke lieden, minder log en koel dan je zou verwachten...'' Natuurlijk, zijn eerste reisverslag schreef Huysmans in 1877 (zijn tweede, naar aanleiding van dezelfde reis, tien jaar later), in een tijd dat Nederlanders nog ,,bijna allemaal extreem preuts'' waren. In een tijd dat de Nederlanders nog uitvoerig tafelden (vier keer per dag), al heeft Huysmans, zoon van een Nederlandse vader en Franse moeder, en opgegroeid in Parijs, zijn bedenkingen over de kwaliteit en combinatie van bepaalde gerechten. ,,Ik werd ineens heel angstig en vroeg aan de man, die Frans sprak, hoe dit gerecht heette. Hij glimlachte, boog voorover en fluisterde: rode kool gevuld met honing. Ach hemel! Ik proefde ervan en sprong omhoog op mijn stoel. Een stroom geel, mierzoet vet, vloeide uit het binnenste van die kool. Ik werd spuugmisselijk, wendde voor dat ik een afspraak had en vertrok.'' Ook de Hollandse meisjes ,,zijn vreemd. [...] Ze zijn bijna altijd te zwaar van postuur, hun hals is dik en gedrongen. Zelfs de magere meisjes hebben geen delicaat gestel, geen elegantie, zijn niet toegerust met de zwier, de chic die een gewone volksmeid in Parijs weet te creëren.'' Maar van middelmatigheid en te veel eigendunk van de Nederlanders is nog niets te bespeuren. Daarom, én vanwege zijn lyrische beschrijvingen over de Nederlandse kunstschatten, is In Holland van Huysmans als pendant van Een vis verdrinken van De Kuyper van harte aanbevolen.
31/12/2001
Eric de Kuyper, een Brusselse Vlaming met Oostendse en zelfs verre Nederlandse wortels, woont inmiddels bijna 25 jaar in Nederland. Zijn ambivalente houding tegenover en verwondering over dit tweede vaderland kwamen vorig jaar al enigszins aan bod in zijn bundel Met gemengde gevoelens. In Een vis verdrinken wijdt hij deze keer een heel boek aan de stereotypen, de mentaliteit en vooral de complexiteit van onze noorderburen. Die complexiteit van de Nederlandse natie stemt echter niet overeen met het beeld dat de inwoners over zichzelf hebben, zo pareert De Kuyper onmiddellijk de mogelijke kritiek van zijn 'nieuwe medelanders' op zijn soms weinig flaterende beschouwingen: "Het probleem is dat de Nederlanders alles verfoeien wat naar complexiteit ruikt; ze begrijpen niet wat paradoxen zijn en zien ook de rijkdom ervan niet in; anders zouden ze wel anders omspringen met hun paradoxale geaardheid."
Het gangbare beeld over de Nederlanders wordt nog het meest van al door henzelf uitgedragen, verdedigd en geloofd ("Wat vooral verbaast, is dat het buitenlandse beeld ook het 'zelfbeeld' van de Nederlander blijkt te zijn!"), terwijl -- aldus De Kuyper -- dat zelfverklaard imago slechts ten dele en soms helemaal niet accordeert met de alledaagse werkelijkheid. Zo merkt hij op dat het zogenaamde Nederlandse individualisme pure schijn is die het heersende conformisme moet trachten te verhullen: "En wie nonconformistisch (sic) wil zijn, moet dat op een bepaalde, vastomlijnde conformerende manier zijn." Hij beweert bovendien dat onze noorderburen geobsedeerd zijn door maakbaarheid ("Ook wanneer de feiten hun ongelijk geven: het moet en het zal.") en vasthouden aan opgelegde normen en regels, waarbij ze niet de minste zin voor souplesse aan de dag leggen. De Nederlander weet anderzijds zijn geloof in de ogenschijnlijk rimpelloze maatschappij wel perfect te verkopen. De Kuyper legt hier o.a. een verband met het creatieve en spitsvondige gebruik van het eufemisme (zowel door de politici als door de media), en de valse eerlijkheid of hypocrisie van de Nederlander: "ik heb geleerd de Nederlandse objectiviteit en eerlijkheid te nemen voor wat ze zijn; altijd met een korrel zout. Met enige scepsis, met betrekking dus tot wat niet wordt gezegd, wat op het achterste van de tong is blijven liggen."
Naast een genadeloze lijst van minpunten wijst De Kuyper uiteraard ook op de aantrekkelijkheid en charme van het land dat hem sedert jaren huisvest en voedt. Die positieve kanttekeningen (zoals de efficiënte loketcultuur, de nationale trots kaas en bloemen, het soms inventieve taalgebruik...) vallen al bij al nogal magertjes uit en lijken bijna altijd onlosmakelijk verbonden te worden met negatieve keerzijden. De allochtone scepticus onderkent dat sommige van zijn beschouwingen speculatief en gezocht zijn, maar hij verschuilt zich hiervoor iets te makkelijk achter zijn leermeester-semioticus Roland Barthes. De Kuyper slaagt er soms in om deelaspecten van de Nederlander of van de Nederlandse samenleving op een rake en verhelderende wijze te analyseren en sommige van de weetjes -- die hij kwistig rondstrooit -- zijn voor een buitenstaander ronduit hilarisch (zoals de Nijmeegse haagplicht). Toch mist het boek in zijn geheel de nodige samenhang en zijn de beschouwingen ongelijk van kwaliteit. De chaotische structuur, het bricolage-effect, mag ondertussen dan wel het handelsmerk geworden zijn van Eric de Kuyper, je verwacht toch op zijn minst een zekere afbakening van het onderwerp. Verontschuldigend schermen met termen als 'complexiteit' en 'tegenstellingen' is in dit geval een beetje storend en goedkoop. Bovendien bezondigt de auteur zich al te dikwijls aan onaffe redeneringen, geraakt hij soms niet verder dan denkoefeningen, durven zijn bevindingen wel eens weinig doordacht en eenzijdig te zijn en verliest hij zich herhaaldelijk in oeverloze en weinig relevante opsommingen.
Een vis verdrinken weet het stereotiepe beeld van de Nederlanders bijwijlen verrassend te nuanceren, maar het verwijt dat het onze taalgenoten fundamenteel ontbreekt aan kritische zelfreflectie, had De Kuyper bij de eindredactie van zijn tekst ook consequenter voor zichzelf ter harte mogen nemen. [Jan Bettens]
Drs. J.G. Heymans
Vrij kort na zijn boek 'Met gemengde gevoelens'*, over de etnografie van de volkeren van West-Europa en de politiek in Nederland en België, publiceert de in België geboren schrijver (1942) dit boek van een analoge strekking. Maar in onderscheid met het eerdere boek staan nu de Nederlanders centraal, niet onder het opzicht van de politiek, maar naar hun zelfbeeld in de alledaagse omgeving en levensstijl. Er komen dan ook onderwerpen aan de orde als eetcultuur, gezelligheid, taalgebruik, heimwee naar het ludieke en obsessie door het gewone. Dit alles is volgens de auteur doortrokken van een door het calvinisme gekleurde stroefheid ('zo hoort het'), die haar uitdrukking vindt in overlegcultuur, schijnheiligheid en dubbelzinnige tolerantie. Terwijl de lezer zich voortdurend vragen zal stellen over de juistheid van de waarnemingen van de schrijver - zijn boek is meer een journalistiek essay dan een sociologisch betoog - zal hij geïnteresseerd door blijven lezen vanwege de herkenbaarheid van de beschreven waarnemingen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.