Leaves of grass
Walt Whitman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11589 |
31/08/2012
De verteller van De hemelse kamer, Lino Nomellini, spreekt in de loop van de roman herhaaldelijk zijn lezer of luisteraar toe. Terwijl hij herinneringen ophaalt aan zijn jeugdliefde Inés Conde Torres raakt hij opnieuw een beetje opgewonden, en daar maakt hij geen geheim van: ‘Mijn geslacht roert zich lichtjes maar merkbaar, nu ik u dit zo beschrijf’. Hij verontschuldigt zich wel eens tegenover deze toegesproken ‘u’, of hij gebruikt de aanspreking om de structuur van zijn vertelling te expliciteren: ‘Dit detail zal u onmiddellijk aan het voorval eerder die ochtend doen denken, veronderstel ik’. Op een spannend moment lijkt Lino zelfs met deze ‘u’ in dialoog te treden: ‘“Had je dat maar wél meteen gedaan!” – Ik hoor het u zeggen.’
Toch val ik als lezer bijna van mijn stoel wanneer ik op p. 248 plots lees: ‘“Als jij mij nu helpt, help ik straks jou,” zei u.’ Vervolgens blijkt deze toegesproken ‘u’ een zekere ‘meneer Dormeel’ te zijn, een personage in het verhaal dat Lino vertelt én de persoon aan wie Lino zijn verhaal vertelt. Een auteur die na driekwart boek zijn verhaal met zo’n eenvoudige ingreep kan doen kantelen, dat moet haast Huub Beurksens zijn.
In zijn nieuwe roman bedient Beurskens zich van zijn welbekende tics en trucs: geïroniseerd (jeugd)sentiment, virtuoos maniëristische beschrijvingen en narratieve hoogstandjes. Lino Nomellini is een vierenveertigjarige Amsterdamse hoboïst die sinds enige tijd een pied à terre in Parijs heeft, waar hij een vaste stek heeft in een orkest. Hij vertelt over zijn jeugdliefde Inés, die meer dan twintig jaar geleden plots uit zijn leven verdween. Toen Lino samen met zijn moeder van vakantie terugkeerde, bleek het gezin Conde Torres naar Spanje te zijn teruggekeerd. Zoveel jaren later ontdekt Lino op internet toevallig een model dat als twee druppels water op Inés lijkt (enkel het moedervlekje blijkt van de neus naar de knie te zijn verschoven). Even toevallig spot hij de jonge vrouw, Yasmin, enkele weken later tijdens een fotoshoot, waarna ze al snel in Lino’s bed belandt. En uiteindelijk blijkt … – maar waarom zou ik het verklappen? Het is allemaal heel toevallig, en niet zo belangrijk.
De plot kan niet anders dan als over the top beschreven worden. Naderhand duiken ook nog de samenwerkende organisaties Redpop en Bastart op, die in één beweging streven naar een reductie van de wereldbevolking én ‘een volkomen rasonzuivere wereld’. Om een lang verhaal kort te maken: Yasmin overleeft een en ander niet, en Lino komt in een Brusselse cel terecht, waar hij in opdracht van de Amsterdamse rechercheur Dormeel zijn ‘levensgeschiedenis’ noteert. ‘Structureer die daarbij dan voor me als een roman’, vraagt Dormeel hem, ‘want de waarheid is gestructureerd als fictie’. In het heden van de roman, in het hoofdstuk ‘Aangekondigd bezoek’, zit Lino in Brussel te schrijven: ‘Hoeveel dagen en nachten zit ik hier? Drie, vier, vijf?’
Op dat moment is de plot goeddeels afgewerkt en kiest Beurskens ervoor om het zaakje nog een paar keer te laten kantelen. Lino schiet blijkbaar goed op met zijn tekst, want een controleur vraagt hem terwijl hij zijn ‘Wordverslag’ bekijkt om ‘(n)og één hoofdstuk’ te schrijven, ‘(h)et afsluitende’. Even later bladert Lino in zijn eigen tekst en leest hardop enkele fragmenten die de lezer herkent uit het begin van De hemelse kamer. Vervolgens begint hij ‘nodeloos hard op de toetsen G, A, R en E’ te tikken. Het volgende hoofdstuk heet, inderdaad, ‘Gare du Midi’.
De suggestie is dat we met een raamvertelling te maken hebben: alle hoofdstukken vóór ‘Aangekondigd bezoek’ plus het hoofdstuk ‘Gare du Midi’, dat erop volgt, vormen samen de roman die Lino in zijn Brusselse cel schrijft. Dat zou betekenen dat in ‘Gare du Midi’ plots de vertelsituatie verandert: alles vóór ‘Voilà: fine!’ behoort tot het ingebedde verhaal, de rest behoort tot het kaderverhaal. In de laatste regel vermeldt Lino immers dat hij ‘op de uitknop van de dictafoon’ drukt. Maar tegenover wie verontschuldigt Lino zich dan in het kaderverhaal voor ‘de verwardheid van [zijn] uiteenzetting’? En welke zijn de ‘allerlaatste woorden’ die hij nog ‘[heeft] moeten inspreken’? Want hij heeft het laatste hoofdstuk toch getypt en niet ingesproken?
In het volgende, titelloze hoofdstuk komt Dormeel aan het woord. Hij vertelt dat hij Lino’s tekstbestand, schrijfblok en dictafoon in zijn bezit kreeg en het plan opvatte om ‘van zijn verslag een samenhangend en lopend geheel te maken’. Zijn vertelling blijkt op zich ook een geschreven tekst te zijn – een nawoord bij Lino’s roman? – want Dormeel becommentarieert op een bepaald moment ‘een schrijffout’ in ‘(d)e voorafgaande zin’ die hij ‘pas na herhaald overlezen ontdekte’. De rechercheur geeft toe dat hij zich bij het bewerken van Lino’s levensgeschiedenis veel vrijheden heeft veroorloofd en ‘veel meer lacunes’ heeft ‘opgevuld dan [hij] wilde doen voorkomen’. En als uitsmijter volgt nog een naschrift waarin een auteur die tevens ‘deeltijddocent Kunst’ is – net als Huub Beurskens, had u begrepen – vertelt hoe hij een zekere Dormeel ontmoette en in diens verhaal ‘stof voor een roman vermoedde’.
Kortom, Beurskens heeft zich in deze roman helemaal laten gaan. Hij verwijst guitig naar het welbekende ‘Drostecacaoblik’, speelt vrolijk met zijn geliefde Orpheus-motief – Lino noemt zichzelf een keer ‘Linorfeo’ en Yasmin ‘Eurydice’ – en hij componeert met kinderlijk enthousiasme vertakkende, meanderende, lyrische volzinnen van tien of twintig regels. Hij wijst gezellig de toevalligheden in zijn plot aan, zoals wanneer blijkt dat zowel Yasmin als Inés zich ‘een flamingo in een dierenwinkel aan de Seine’ herinneren. Onder de categorie schaamteloos vallen Lino’s sentimentele herinneringen en een pathetische uitroep als: ‘Een beschrijving van de verschroeiende intensiteit van mijn verdriet […] kan niemand van me verwachten’. De onvermoeibare zelfreflectie neemt in de loop van de roman de vorm van een opgestoken middelvinger aan, met als climax de taxichauffeur die spreekt over 9/11 en de behoefte aan non-fictie. En toch is dit eigenlijk vooral a good read, vlot en flitsend als het ware. Gewoon lezen, zou ik zeggen. [Sven Vitse]
L.A.A. Kruse
De roman zet in als een ouderwetse jeugdliefde. De half-Italiaanse Amsterdamse puber Lino Nomellini en de half-Spaanse Inés Conde Torres worden stapelverliefd. Maar Lino’s wereld stort in als Inés spoorloos verdwijnt: ze keert niet terug van een vakantie met haar ouders in Spanje. Hij kan haar niet vergeten en blijft overal naar haar zoeken. Hij wordt rondreizend hoboïst en gaat wonen in Parijs. Daar ziet hij een foto van een 22-jarig model, Yasmin, die sprekend op Inés lijkt. Hij spoort haar op en gaat met haar naar bed. Maar dan begint een nachtmerrie: hij wordt slachtoffer van een excentrieke terreurgroep die een ontwrichtende aanslag wil plegen. In een geestige, arabeske stijl en met een fenomenale taalbeheersing speelt Beurskens op bevlogen wijze een geraffineerd spel met de lezer, die hij o.a. door wisselende vertellers verschillende keren op het verkeerde been zet en laat ronddwalen in een literair spiegelpaleis. Voor literair geïnteresseerde lezers. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.