Het walvisoor
Bart Plouvier
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Manteau, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PLOU |
15/09/2012
De negen verhalen die Bart Plouvier heeft opgenomen in zijn bundel Genezijde voeren de lezer mee over de grens tussen leven en dood. Van het Iets naar het Niets: voor de personages van Plouvier is ergens altijd wel een reden weggelegd om de stap te zetten en van daaruit terug te kijken op dit ondermaanse. Plouvier hertekent als het ware het leven van zijn personages. Zo blikt in het openingsverhaal 'Hand in hand' een oude man op zijn appartement in Antwerpen terug op zijn leven met zijn pas gestorven vrouw Constanze. Hij heeft haar meer dan zeventig jaar eerder ontmoet, toen ze als oorlogsverpleegster vanuit Wenen naar Antwerpen was gekomen. Gaandeweg daagt het de man dat zijn vrouw de trauma's uit die tijd nooit te boven is gekomen. Het is schrijnend om vast te stellen dat Jozef nu pas, hand in hand met zijn overleden vrouw, eindelijk lijkt te beseffen dat haar droom om ooit als violiste in Wenen te kunnen spelen, nooit werd gerealiseerd. Voor hem rest nog één uitweg: de zelfgekozen dood. Het verhaal zet meteen de toon voor de hele bundel: geen vals sentiment bij Plouvier, wel een in haarscherpe — vaak in verassend mooie beelden — benadering van personages die de dood in de ogen kijken. Zo luidt het over de overleden Constanze: 'Een blikkerstreepje matwitte tanden was zichtbaar gebleven en een spuugdraad stond als een harpsnaar tussen mondhoed en schouder.' En over wat dit teweegbrengt bij Jozef: 'zijn borst voelde als gebarsten, alsof hij elk moment kon verscherven'.
De lezer die Plouvier al kent, zal allerminst verrast opkijken als hij in verhalen als 'De Grote Dood' en 'De wentelaar' weer in Gistrode en omgeving terechtkomt, waar de 'dorpers' (zo heette de laatste roman van Plouvier) hun leven van alledag doorkruist zien door de ontmoeting met de Dood. In 'De Grote Dood' komt Hieronymus Joos direct na zijn overlijden weer op de wereld om er filosofisch getinte gesprekken te voeren over het Niets. In 'De wentelaar' blijft het aanvankelijk wachten om de meerval (in Gistrode hebben ze het over een 'wentelaar') te kunnen zien, en als het dan toch gebeurt, zorgt het bij Maurice, die 'zijn eigen aan 't vergeten is', voor een hallucinerende confrontatie met beelden uit zijn verleden. Wat verder volgt, is een finale in mineur, wanneer hij onder een voorbijrijdende tractor terechtkomt. Ook al van typische Plouvier-signatuur is 'Matroos': de auteur werkte zelf jaren op een sleepboot en projecteert hier de herinneringen aan deze periode van angst en doelloze omzwervingen, in die van een matroos die de dood als enige uitweg zag. Speelser is 'Winter boven Luik', waarin een ontmoeting wordt beschreven met Georges Simenon die is teruggekeerd van 'Genezijde' en nu als gids optreedt door Luik. In zijn aandacht voor steden, de vaak gedetailleerde beschrijvingen van plaatsen en landschappen kruipt Plouvier in de huid van de reisjournalist die hij ook is. Maar eigen aan deze verhalen, en meteen ligt ook de kracht erin vervat, is de onverwachte invalshoek waaruit ze worden benaderd. De schoonheid van het Zwitserse landschap wordt in 'Het eindstation' het kader voor het definitieve afscheid van het leven voor een jonge vrouw die te horen heeft gekregen dat ze ongeneeslijk ziek is. En in 'Firenze zien', waarin de lezer meegenomen wordt op een voettocht door de stad, leiden de fysieke klachten van de hoofdfiguur tot — weer eens — het ultieme afscheid. Buitenbeentje in het geheel is 'Tusker', waarin Plouvier zijdelings het thema van de dood aanraakt, met name via zijn hoofdpersonage Jimuyu, een Keniase jongen, die de zorg voor zijn broer Kanu op zich heeft genomen en pas na diens dood ook echt voor zichzelf durft te kiezen. Genezijde is allerminst een zwaarmoedige bundel. De taalkracht van Plouvier en de beeldende manier van schrijven (over Kanu's geestelijke ziekte: 'Er zat donker glas tussen Kanu en het licht van alle dagen') geven de verhalen een onmiskenbare literaire allure.
[Jooris Van Hulle]
L.A.A. Kruse
Vijfentwintigste boek in vijfentwintig jaar schrijverschap van de veelzijdige, vaak bekroonde Vlaamse auteur van o.a. romans, reis- en zeeverhalen. ‘Gene zijde’, de titel zegt het al, zijn negen verhalen rond de dood, telkens ingeleid met een treffend motto. In het eerste verhaal probeert Jozef tevergeefs de verbeten grimas van zijn 87-jarige vrouw te fatsoeneren, die net is overleden: ‘allesbehalve vredig’, gekweld door haar (oorlogs)demonen. Van wederopstanding is sprake in het tweede verhaal (waarin de auteur op stap gaat met de schrijver Georges Simenon in diens geboorteplaats Luik) en ook in het derde (waarin de 114-jarige Joos opstaat uit de dood en met een enorme erectie terugkeert in Gistrode). Dan is er nog een verdronken matroos, die via een foto terugblikt op zijn leven en een leraar Engels die de Cader Idris wil beklimmen, als literaire pelgrimage, en de dood in de ogen ziet. In soms barokke soms lyrische, impressionistische stijl schrijft Plouvier, zelf inmiddels de zestig voorbij, niet zwaarmoedig, maar ingetogen, lichtvoetig en zelfs hilarisch over een beladen onderwerp dat ons allen zal raken. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.