Het walvisoor
Bart Plouvier
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Manteau, 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5541 |
31/12/2000
In de Bokmolenstraat, in het huis van de dode, is het stil. Op de lege buidelzakborsten van de vrouw staan veel van de eerder genoemde kruisjes die vermoedelijk later zijn toegebracht, toen het lijk al niks meer te bloeden had. De tepels zijn weggesneden. De vrouw is gelubd, maag en lever zijn verwijderd en liggen, als schoongespoten door een slager, naast de nieren, op de witte tegels van de kaptafel. De snede boven de navel staat op een kier, de wonde is duidelijk toegebracht met een getand mes, de vleesranden krullen naar binnen als de korsten van een verdrogend stuk camembert. Je kunt vaag de paternoster van haar ruggengraat zien en de vliezen als webben, gespannen voor de wormen en de mestkevers. In de schaamspleet zit een lege colafles met afgebroken hals, voor driekwart gevuld met urine. Haar geheimzinnige, spottende lachje is weggekerfd, de mondhoeken zijn een half centimetertje ingesneden en de lippen vormen een gat, groot als de O uit het chocoladeletteralfabet. Ook de triomferende duim is tussen wijs- en middelvinger uit gehaald, afgesneden of -gehakt en in het linker neusgat gepropt." Deze macabere passage vormt een even bijzondere als bevreemdende sleutel van deze roman, waarin Bart Plouvier een niets ontziend, grimmig portret neerzet van een uit zijn hengsels gelicht plattelandsdorp, gepersonifieerd in een aantal even wereldvreemde als authentieke bewoners. Elk zwalpt er op zijn manier rond in het sukkelstraatje van verlies, gemis, eenzaamheid en onvervuld verlangen, beukt zich al dan niet te pletter op een muur van onvermogen en frustratie. Zoals het lijk van de vrouw, zo lijkt ook het dorp (Gistrode, what's in a name). Zoals het dorp in al zijn postmoderniteit lijkt te fermenteren, zo fermenteren ook zijn bewoners. Samen groeien zij uit tot een ietwat groteske, bijwelen surrealistische metafoor die evenwel op een niets ontziende manier het menselijk tekort en het maatschappelijk failliet in beeld brengen.
Je moet het boek zeker niet lezen om zijn eenheid van verhaal, plot of intrige. Eigenlijk gaat het om een rijk geschakeerd mozaïek van schetsen, beelden en portretten, in de eerste plaats geschraagd en gedragen door een opvallend taal- en stijlpalet: weelderig en uitgesproken beeldend, niet zelden verpakt in heuse volzinnen die als bruisende en schuimende golven over je heen rollen en je onverbiddelijk aan het beschrevene vastklinken en je erin onderdompelen. Kenmerkend zijn bv. allerlei klankrijke neologismen als rateltateren, drentelslentern, ritsebibberen, roffeltokken, krankrakend, lijslullend... Toon en sfeer zijn nu eens idyllisch en bucolisch, dan weer spijkerhard en uitgesproken naturalistisch, maar worden ook steeds 'gecorrigeerd' door een flinke portie ironie en fantasie. Zo ontstaat een bizar web van ogenschijnlijk losse verhaaldraden waarbij het weefwerk goeddeels aan de lezer wordt overgelaten.
Overigens laat het boek zich ook lezen als een spel tussen schijn en werkelijkheid, realiteit en verbeelding, waarheid en verdichting. Kenmerkend is bv. het leidmotief van de kiekendief, roofvogel die alle hoeken en kanten van het dorp aandoet en als een soort camera lijkt te focussen op wat zich beneden hem afspeelt. Ook opvallend is de combinatie van volledig fictieve, door een anagram gemaskeerde en reële namen van plaatsen en personen: van Koekenstad en Poulville (waarin men duidelijk Antwerpen en Brussel kan herkennen) over de rivier de Murde ("waar de man die werk vond en de mensen achter de dijk woonden") en Vleersele (Plouvier woont in het dorp Elversele) tot verwijzingen naar bv. Anton van Wilderode, Tom Lanoye en Plouvier himself. "De biechtspiegel is in feite een groot speelbord waarop het verhaalde, de manier van vertellen en de wisselende verteltonen het ware een eigen leven gaan lijden en waaruit het boek vanuit literair oogpunt een niet geringe en overtuigende meerwaarde weet te genereren. Een spel ook waarbij de auteur voor wie met zijn werk vertrouwd is, allerlei knipoogjes inlast naar situaties en personages uit vorige boeken. [Luc Lannoy]
J.T.G. Maas
Plouvier beschrijft in een met poëtisch Vlaams doordrenkte taal de bewoners van het mythische dorp Gistrode, ergens in de buurt van Koekenstad (Antwerpen). De bewoners van dit dorp bestaan voor een deel uit zonderlingen die hunkeren naar liefde of naar een verleden. Plouvier laat hen zien in al hun dromen en daden en beschrijft daarnaast de gruwelijke moord op een vrouw, waarvan we aan het slot het vermoeden van de dader beginnen te krijgen. Een schilderachtig, broeierig relaas over duister dorpsleven, toegankelijk voor een breed publiek. Plouvier (1951) is een van de Vlaamse auteurs die bezig is een interessant oeuvre op te bouwen; eerder verschenen o.m. de romans 'Uit het neer', 'Het gelag' en 'Het gemis'. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.