Identiteit : waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek
Francis Fukuyama
Francis Fukuyama (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Contact, 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 331.12 FUKU |
31/12/2011
Een precair evenwicht tussen staat en samenleving
De Amerikaanse politieke filosoof Francis Fukuyama werd in 1992 wereldberoemd na de publicatie van Het einde van de geschiedenis en de laatste mens, waarin hij — kort na de val van de Muur — betoogde dat de liberale democratie als superieur systeem snel de wereld zou veroveren. Zijn helder geschreven essay leidde tot een heerlijk wereldwijd intellectueel debat. Fukuyama kreeg tegenwind van links en rechts. Links verweet hem de ideoloog van het westerse triomfalisme te zijn, die de armoede- en milieuproblematiek schromelijk onderschatte. Zijn voornaamste challenger werd echter de rechtse denker Samuel Huntington, die in Botsende beschavingen (1997) net aankondigde dat de wereld meer dan ooit gepolariseerd was. 9/11 scheen Huntington gelijk te geven. Fukuyama kwam in de slipstream van het neoconservatisme terecht en steunde de Bush-politiek in Irak aanvankelijk volmondig. Toen de oorlog in Irak steeds desastreuzer vormen aannam, nam Fukuyama afstand van het neoconservatisme. In Het bouwen van een staat (De Leeswolf, 2005, nr. 7, p. 583) hield hij een radicaal pleidooi voor nationbuilding (‘soft power’) in de plaats van hard militair ingrijpen (‘hard power’). De publicatie van Na het neoconservatisme: waar rechts verkeerd afsloeg (De Leeswolf, 2007, nr. 7, p. 536) betekende een beslissende tournure in zijn denken. Fukuyama entte zich op de Europese strategie van dialoog, begrip en aantrekkingskracht. ‘Je kunt de democratie niet afdwingen met wapens, wel door bewondering op te wekken voor het Amerikaanse vrijheidsconcept’.
Fukuyama onthield zich lange tijd van commentaar bij de actuele politieke ontwikkelingen. Hij trok weg uit Washington en ging in Stanford wonen, waar hij begon te schrijven aan zijn magnum opus: een groots opgezet overzicht van het politieke denken van de prehistorie tot nu. Hij wil terug naar de bron en op een wetenschappelijke, politiek-filosofische en historische wijze beschrijven wat de grondslagen zijn van ons huidige politieke systeem. Het doel van het boek is niet zozeer het presenteren van een geschiedenis van de ontwikkeling van de politiek, maar wel het analyseren van enkele van de causale factoren die tot het ontstaan van bepaalde fundamentele politieke instellingen hebben geleid. Waar komt staatsbestuur vandaan? Hoe hebben de mensen zich wereldwijd losgemaakt uit stamverbanden en zich in politieke samenlevingen en naties georganiseerd? Waarom hebben sommige staten zich ontwikkeld tot voorbeeldige democratieën en andere helemaal niet? Hoe ontwikkelden zich moderne eigendomsrechten vanuit het gewoonterecht? Hoe kwamen formele wetssystemen tot stand? Het eerste gedeelte van De oorsprong van onze politiek — 572 bladzijden dik — behandelt de periode van de prehistorie tot de verlichting, toen de moderne politiek ontstond. Het tweede gedeelte — dat later verschijnt — zal van de verlichting tot nu lopen (‘de postmalthusiaanse wereld’). Daarin belooft Fukuyama een uiterst interessant thema te behandelen: de impact van westerse instellingen op niet-westerse samenlevingen die wilden moderniseren. Het tweeluik is opgedragen aan de recent overleden Samuel Huntington, Fukuyama’s leermeester en intellectuele sparringpartner.
Fukuyama stelt vast dat in de periode 1970-2010 de wereld steeds democratischer is geworden. In 1973 golden slechts 44 van de 151 landen als ‘vrij’. Aan het einde van de jaren negentig waren zestig procent van de onafhankelijke staten in de wereld representatieve democratieën geworden. Die maatschappelijke tendens werd aangedreven door verschillende factoren: sterk verbeterde toegang tot het onderwijs, informatietechnologie, een grotere welvaart… Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw beleven we echter een ‘democratische recessie’. Bepaalde pas gedemocratiseerde landen vervielen opnieuw in allerlei vormen van autoritarisme. De belangrijke denktank Freedom House stelde vast dat in 2009 voor het vierde jaar op rij de vrijheid wereldwijd was afgenomen. Fukuyama ziet vier vormen van democratische malaise: in landen als Rusland, Venezuela en Iran worden de democratische ontwikkelingen gefnuikt door de nieuwe machthebbers; vele staten die zijn ontstaan uit de oude Sovjet-Unie — zoals Kazachstan en Oezbekistan — zijn blijven steken in de grijze zone tussen democratisch en autoritair; sommige landen zoals Oekraïne en zelfs Indië zijn naar vorm democratisch, maar slagen er niet in de bevolking van de elementaire basisdiensten te voorzien, wat het democratische draagvlak ondermijnt; het wereldwijde kapitalisme is instabieler dan verwacht en heeft dringend nood aan meer regulering. De Verenigde Staten balanceren zelfs op de rand van het financiële failliet. Fukuyama stelt vast dat samenlevingen in politiek verval raken als ze te traag reageren op nieuwe ontwikkelingen (zoals de globalisering nu). Het inherente conservatisme van menselijke instellingen verklaart waarom de ontwikkeling van de politiek soms wordt teruggedraaid. Er zit altijd een tijd tussen veranderingen in de externe omgeving en de noodzakelijke institutionele hervormingen die daaruit zouden moeten voortvloeien.
Er bestaat wereldwijd nog steeds een groot scala aan politieke systemen. Sinds 1992 heeft Fukuyama’s denken een belangrijke evolutie doorgemaakt. Hij gelooft niet langer in een snelle, wereldwijde doorbraak van de liberale democratie, maar wel in een gestage verbreiding ervan (met soms een tijdelijke terugval). Hij onderscheidt drie essentiële voorwaarden voor een effectief democratisch bestuur: een overheid die macht heeft (een sterke staat), een overheid die zich aan de regels houdt (rechtsorde) en een overheid die zichzelf wil verantwoorden (rekenschap). Een succesvolle, moderne, liberale democratie brengt die drie elementen tot een stabiel evenwicht. Dat is een wonderbaarlijk moeilijke, lange en ingewikkelde oefening. Bovendien moeten de drie voorwaarden vervuld zijn. Afghanistan heeft in 2003 democratische verkiezingen gehouden, maar het is een extreem zwakke staat die er niet in slaagt de wetten op het eigen grondgebied te handhaven. Rusland daarentegen heeft een sterke staat en houdt democratische verkiezingen, maar de heersers trekken zich weinig van de rechtsorde aan. Singapore is een sterke staat en heeft een rechtsorde die door de voormalige Britse koloniale heersers is ingevoerd, maar daar ontbreekt dan weer de democratische verantwoording. ‘Politieke instellingen zijn noodzakelijk en mogen daarom niet voor vanzelfsprekend worden aangenomen. Een markteconomie en rijkdom berusten op een verborgen institutioneel fundament van eigendomsrechten, rechtsorde en een basisvorming van politieke orde. Een vrije markt, een burgermaatschappij, de spontane "wijsheid van de massa", het zijn allemaal belangrijke componenten van een functionerende democratie, maar geen ervan kan uiteindelijk de werking van een sterke hiërarchische overheid vervangen. Economen zijn het de laatste jaren eens over het belang van instellingen: arme landen zijn niet arm vanwege een gebrek aan bronnen, maar vanwege een gebrek aan effectieve politieke instellingen.’ Fukuyama wil in De oorsprong van de politiek onderzoeken waar die politieke instellingen vandaan komen.
Het eerste boek van De oorsprong van onze politiek bestaat uit vijf delen: de menselijke prehistorie, de oorsprong van de staat, de rechtsorde, de politieke verantwoording en een theorie over de ontwikkeling van de politiek. In het eerste deel keert Fukuyama terug naar de natuurstaat. Hij ontwaart al een vorm van politiek bij de primaten waaruit de mens is ontstaan. Deel twee handelt over de oorsprong van de staat. Hij begint met China, het eerste land waar staatkundige instellingen werden ontwikkeld. Vervolgens bespreekt hij India, het Midden-Oosten en Europa. Het derde deel gaat over de rechtsorde. In de periode voor de verlichting speelde de religie hier een fundamentele rol. Er bestonden op godsdienst gebaseerde wetten in het oude Israël, in India, in het islamitische Midden-Oosten en in het christelijke Westen, waar echter ook voor het eerst onafhankelijke juridische wereldlijke instellingen ontstonden. In het vierde deel wordt de opkomst van verantwoordelijke overheden behandeld, een overwegend Europese aangelegenheid. Er bestond een grote diversiteit: in landen zoals Engeland en Denemarken ontstonden verantwoordelijke overheden, maar in Frankrijk en Spanje niet. In Rusland ontwikkelde zich een vorm van absolutisme dat leek op China. Fukuyama stelt vast dat West-Europa er als eerste in slaagde de drie basiselementen (staat, recht, rekenschap) te combineren. China had een sterke staat, maar geen recht en rekenschap; India had recht en heeft nu rekenschap, maar heeft nooit een sterke staat gehad; het Midden-Oosten kende een staat en een rechtsorde, maar in een groot gedeelte van de Arabische wereld ging die traditie verloren. In een grandioos slotdeel knoopt Fukuyama de losse eindjes aan elkaar en ontwikkelt hij een theorie van politieke ontwikkeling en politiek verval. Hij schuift een biologisch fundament van de politiek naar voren rond vijf stellingen: mensen hebben nooit geleefd in een presociale staat; de natuurlijke menselijke sociabiliteit is gebaseerd op de principes van verwantselectie en wederkerig altruïsme; mensen hebben de aangeboren neiging om normen of regels te creëren of te volgen; mensen zijn van nature geneigd tot geweld; mensen verlangen van nature niet alleen naar materiële middelen, maar ook naar erkenning.
Francis Fukuyama publiceert met De oorsprong van de politiek een grote omvattende geschiedenis van de democratie. Door deze vlotte, erudiete, onderbouwde geschiedenis heen, zitten echter steeds zijn persoonlijke stellingen verweven. Fukuyama blijft als een missionaris geloven in de lineariteit van de geschiedenis die ooit tot voltooiing zal komen. Hij gelooft vast in de superioriteit van het westerse liberalisme, waarvan de grondslagen tijdens de Franse en Amerikaanse Revolutie werden gelegd. Vele problemen waarmee ontwikkelingslanden en mislukte staten nu te maken hebben — nepotisme, corruptie, chaos — vinden hun oorsprong in het niet zetten van de stap naar een moderne organisatievorm.
Fukuyama is erin geslaagd een integrale, comparatieve geschiedenis over de oorsprong en het wezen van de politiek te schrijven. Hij vermijdt de valkuilen van een excessieve abstractie (vaak bij economen) en van een excessief particularisme (vaak bij historici en antropologen). Het belang van deze indrukwekkende studie ligt niet in nieuw academisch onderzoek of in wetenschappelijke accuratesse, maar in de originele interpretatie van honderden bestaande bronnen uit diverse vakgebieden zoals filosofie, politicologie, antropologie, biologie, sociologie en economie. Het boek legt interessante verbanden, stemt tot nadenken en doet ons beseffen hoe kwetsbaar ons democratische bestel is. ‘Een succesvolle liberale democratie is het wonder van moderne politiek’. Fukuyama verwijst als voorbeeld voor zijn brede aanpak naar Zwaarden, paarden en ziektekiemen van Jared Diamond, die in 1997 poneerde dat geografische, klimatologische en bacteriologische factoren hebben bepaald waarom sommige samenlevingen veel voorspoediger zijn dan andere. Hij had ook kunnen verwijzen naar het meesterwerk Arm en rijk van David S. Landes, die in 1998 stelde dat Europa’s technologische en economische voorsprong kan worden verklaard door de openheid van de samenleving en de voortdurende gerichtheid op werk en kennisverwerving. Fukuyma voegt er nu — net als Fareed Zakaria in De toekomst van vrijheid (2003) — een politiek element aan toe: vrijheid en democratie zijn gebonden aan regels, wetten en afspraken, aan een gedeeld waardepatroon, aan een geschoolde, autonome middenklasse en aan een sterk aanwezige overheid. Democratie is een precair evenwicht tussen een sterke staat en een sterke samenleving. [Gunter Bousset]
Drs. H.H. Ahaus
In zijn nieuwste boek onderzoekt de befaamde Amerikaanse socioloog, politicoloog en filosoof Francis Fukuyama hoe onze politieke instituties zijn ontstaan en zich door de eeuwen heen hebben ontwikkeld. Beginnend bij de primaten, via de vroege tribale samenlevingen, de groei van de eerste moderne staat in China, het begin van een samenleving gebaseerd op wetten in India en het Midden-Oosten, komt hij uit bij het ontstaan van het idee van politieke verantwoordelijkheid in Europa tot vlak voor de Franse Revolutie. Met gebruikmaking van de geschiedenis, de archeologie, de evolutionaire biologie en de economie komt de auteur tot een overzichtelijke studie naar de oorsprong van de huidige democratische maatschappijen en een theorie van politieke ontwikkeling. Dikke pil van ruim vijfhonderd pagina's, verdeeld in vijf delen en dertig hoofdstukken, met register. Degelijke hardcover uitgave in sobere uitvoering, spaarzaam geïllustreerd. Op zijn gebied een standaardwerk, wereldwijd lovend ontvangen. Helder geschreven en goed beargumenteerd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.