Niets liever dan zwart
Antjie Krog
Antjie Krog (Auteur), Robert Dorsman (Vertaler), Jan van der Haar (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Podium, cop. 2009 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : KROG |
31/12/2010
Voor de bundel Hoe zeg je dat selecteerde Antjie Krog een reeks gedichten over thema's als verliefdheid, huwelijk, kinderen, de overgang en ouder worden. Het oudste gedicht komt uit de bundel Dogter van Jefta (1970) en het geheel wordt afgerond met de cyclus van negen gedichten die ze onder de titel Waar ik jou word publiceerde naar aanleiding van Gedichtendag 2009. Het openingsgedicht in Hoe zeg je dat heet niet toevallig 'digter wordende': een poëticaal gedicht waarmee Krog letterlijk aanwijst dat voor haar het gedicht vooropstaat, als het ware voorafgaat aan alles wat verder haar leven zal kleuren en vorm zal geven. Krog beschrijft er een ochtendstemming, 'om op 'n oggend wakker te word binne-in klank', het begin van wat een beloftevolle dag kan lijken voor haar, 'soekend naar daardie preciese / moment wat 'n versreël volloop in klank'. De versregel die volloopt in klank: inhoud en zegging, woord en muziek staan in de gedichten van Krog in hecht verband aaneengesmeed. Vier decennia later luidt het in Waar ik jou word: 'maar daar waar ek jy is / jy geword het sing ik buite myself / ligte polsslae kwiksilwersingend.' Binnen de niet-chronologische ordening van Hoe zeg je dat (de gedichten staan niet geordend volgens datum van publicatie) volgt Krog vanuit een tegenbeweging de voor de hand liggende beweging van verliefdheid naar huwelijk en twijfel die de relatie binnensluipt, tot de komst van de kinderen, de niet tegen te houden voortgang van de tijd die het lichaam (nog zo'n belangrijk motief in haar poëzie) aan verval onderhevig maakt, het zich opdringende besef uiteindelijk van de eigen sterfelijkheid. Ontroerend, nog wat naïef en op het randje van het sentimentele klinkt 'ek wil', het enige gedicht dat Krog meeneemt uit Dogter van Jefta: 'ek wil jou so graag gelukkig maak / en wil vir jou verse skryf / [...] / ek wil jou so graag iets gee wat jy kan saamdra / [...] / eendag as jy oud en allenig in die son sit.' Gaandeweg zal de relatie afbrokkelen, wordt gesproken in termen van 'verinneweerde bruid' ('beschadigde bruid'), maakt een ondraaglijke eenzaamheid haar opwachting, zoals prachtig verwoord in het gedicht 'die mooi vrou van die goeie man', met deze omarmende begin- en eindstrofe: 'die mooi vrou van die goeie man / sit afwesig teenoor hom / in haar bord lê 2 ryskorrels / met haar vingernael skuif sy dit rond'. De relatie met de geliefde wordt verder benaderd in termen van macht en strijd ('ek ruik / aan jou die geur van mag', 'ek sien hoe skerp die woord geld trek op die woord geweld'. De 'vry fokken vrou' ('vrije vrouw verdomme'), zoals ze zichzelf op zeker moment noemt, moet dan bijna lijdzaam toezien en constateren dat ze veroudert: er zijn 'die warm gloede' ('de opvliegers' die daar nu eenmaal bijhoren), er is het verrassende moment van toch weer te gaan menstrueren: 'terwyl sy teemaak vloei iets vreemd / bekends af langs haar binne-dye. soos ink.' Weer is er de ingehouden verwijzing naar het schrijven ('ink'), zoals ook en nadrukkelijk in 'hoe sê mens dit', het titelgedicht bij deze bloemlezing dat zo eindigt: 'hoe en waarmee / verwerf 'n mens die woordeskat van ouderdom?'
Met 'eerste teken van lewe', een gedicht over de genese van het gedicht (' 'n vers wat vanoggend eindelik begin roer om geskryf te word'), zet Krog de stap naar een aantal gedichten over de kinderen. Ook hier weer de beweging die van ontroering om het nieuwe leven leidt naar het besef van de dagelijkse besognes waarmee een moeder te maken krijgt ('hoe en waarmee oorleef mens dit?'). Via het thema van het land ? haar land Zuid-Afrika, waarover zij indrukwekkend noteert hoe 'dinge waaroor 'n mens nooit 'n gedig sou skryf nie / dring in die nuwe territory poetic temas binne' (Krog heeft het over de mensonterende toestanden in de townships) ? dringt zich aan het slot van de bloemlezing het besef van de sterfelijkheid op, gebald rond het motief van het lichaam ('die liggaam begin om afskeid te neem').
Hoe zeg je dat biedt, mede door de voortreffelijke vertalingen van Robert Dorsman en Jan van der Haar, een boeiende inkijk in de thema's en de motieven die de poëzie van Antjie Krog overspannen over een periode van veertig jaar dichterschap. Een schitterende bundel, die je niet zomaar weer opzij legt. [Jooris Van Hulle]
Drs. Cees van der Pluijm
De Zuid-Afrikaanse schrijfster Antjie Krog (1952) wordt in en ver buiten haar land gezien als een van de belangrijkste schrijfsters van deze tijd. In Nederland geniet vooral haar poëzie grote populariteit. Antje Krog heeft een zeer eigen, vrouwelijke stem. In deze bundel heeft zij zelf een keuze gemaakt uit dertig jaar poëzie, over liefde, verliefdheid, lichamelijkheid, liefde en ouder worden. Haar gedichten volgen haar eigen levenscyclus zonder te particulier te worden. Alle gedichten zijn in het Afrikaans en in vertaling afgedrukt, oude vertalingen zijn soms herzien. Veel hiervan was al bereikbaar, maar de selectie is wel interessant. Als introductie op Krogs werk is dit een waardevolle bundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.