Lagerwal : gedichten
Luuk Gruwez
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Arbeiderspers, cop. 2004 |
Woord Volwassenen Poezie : GRUW |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7538 |
Elke Brems
em/ec/30 d
De dichter wil met zijn lied de mensen (en vooral de meisjes) verleiden
Als Luuk Gruwez ,,ik'' zegt, kan hij zichzelf zijn, de moordende dominee Andras Pandy of een straathoertje. In zijn nieuwe bundel Allemansgek speelt de dichter ieders kloon. Zijn dichterlijke stem, daarentegen, is onverwisselbaar. Zijn dwepen met de dood, zijn verheerlijking van de liefde en de vrouw, zijn portret van de dichter als zonderling: hardnekkig romantisch allemaal.
Die hang naar romantiek drukt Gruwez zelf telkens weer de kop in, met zijn levendige interesse voor pis en kak, zijn onophoudelijke zelfrelativering, zijn betrokkenheid op de dagelijkse banaliteit.
Mooi is het gedicht ,,Het gezwijg'', dat een vervolg brengt op het Middelnederlandse lied van heer Halewijn. Halewijn kennen we als een soort mannelijke sirene: ,,Heer Halewijn zong een liedekijn/ al die dat hoorde wou bi hem zijn''. Het lied van Halewijn eindigt met deze woorden: ,,Daer wierd gehouden een banket/ het hoofd werd op de tafel gezet''.
Net als Heer Halewijn wil de dichter met zijn lied de mensen (en in het geval van Gruwez: vooral de meisjes) verleiden. Daarom breidt Gruwez een vervolg aan het lied: ,,En het hoofd werd op de tafel gezet/ en samen met het hoofd/ het zwijgen van het hoofd.''
Het zwijgen van het hoofd in dit gedicht blijkt besmettelijk: al wie het aanraakt, begint ook te zwijgen. Als zijn publiek zwijgt, spreekt het hoofd van de dichter, ,,welbespraakt en polyglot''. Uit zijn taal groeit een lichaam dat zich uitstrekt ,,tot in het bekken van de beste minnaar hier op aarde,/ dat heel obsceen begon te wiegen.''
Al sprekend wordt de dichter onweerstaanbaar, het werd prompt oorlog ,,in allemans geslacht''. Het feest gaat echter niet door, want in de laatste strofe verandert het hoofd van ,,blakend'' in ,,protserig en praalziek'', tot het in de laatste regel plots begint te braken. Dat bederft uiteraard iedereens appetijt. Die laatste strofe is heel ingenieus opgezet: het ,,blaken'' wordt door het gesputter van ,,protserig en praalziek'' een ,,braken''.
DE dichter en zijn waanvoorstellingen vormen het onderwerp van wel meer gedichten in Allemansgek . Het opvallendst is de cyclus ,,Lore, Laura, Lorelei''. Die is het resultaat van een samenwerking tussen Gruwez en Paul van Nevel, de dirigent van het Huelgas-ensemble. In 2003 nam het ensemble de cd Il Canzoniere di Messer Francesco Petrarca op, met tien madrigalen van Orlandus Lasso op teksten van Petrarca. Bij vijf van die madrigalen heeft Luuk Gruwez een gedicht geschreven. Hij laat beurtelings de dichter en het meisje Lore aan het woord, als in een nooit gevoerde dialoog. De dichter portretteert zich als een liefhebber van het onbereikbare. Hij voelt zich belachelijk.
Zij mag maar voor de helft de mijne zijn
vanwege mijn precieuze, schizofrene ballen,
twee heelallen waarvan er een wel godgewijd,
maar net zo goed een van de hoeren is.
En zeer doet mijn zaad, als alle zaad
en alles wat beginnen moet of eindigen:
wij, dichters, zijn daar erg teerhartig in.
Waarom kan ik niet simpelweg één keer,
maar schaterend in haar ejaculeren?
Zijn onmacht smeert hij breed uit over zijn drie gedichten. In de gedichten waar de vrouw spreekt, keert hij terug met heel wat meer macht: zij bekent dat hij, die haar nooit heeft aangeraakt, de enige is wiens naam zij heeft onthouden. Klinkt hier de stem van Lore of is het de stem van de dichter die haar zo innig over hem laat spreken?
Het liefst zijn mij de gedichten ,,Volière I en II'' over ,,de vader''. Een oude bekende, voor wie het oeuvre van Gruwez volgt. Toch tonen deze gedichten aan hoe slecht wij de vader kennen. Gruwez schrijft hoe de vader vol vogels zit, ,,de meest diverse soorten herbergt hij''. Banale vogels schuilen er samen met de meest exquise soorten.
Rond de vader hangt een constant en duizelingwekkend gekwetter, de dichter wordt er horendol van. De volière die zijn vader is, wordt in het tweede gedicht op een kier gezet door een indringer, de Dood.
De dichter neemt zich voor zijn vader te ,,dichten'', wat hem moet redden van de ondergang. Dat kom de dichter meteen goed uit, het is een manier om zijn vader te controleren. Toch etaleert Gruwez nog voor het einde van het gedicht weer de onmacht die zo typisch is voor hem, ,,die steevast/ beter zingt dan vliegt en denkt,/ wanneer hij zingt, dat hij ook vliegt.''
Bij deze bundel wordt ook een cd geleverd waarop Luuk Gruwez zijn gedichten voorleest. De man leest niet slecht, maar de meerstemmigheid die de dichter via zijn verschillende ,,ikken'' wil bereiken, verdwijnt natuurlijk als hij het zelf allemaal op zijn Gruwez' voorleest. Laat die cd dus maar in het hoesje en lees liever zelf de bundel Allemansgek .
DE AUTEUR Luuk Gruwez publiceert zowel proza als poëzie. Zijn laatste prozawerk was Een stenen moeder (2004), zijn laatste dichtbundel Dieven en geliefden (2000).
31/12/2004
'[H]ier staat er een die lullen kan'. Dixit het lyrische ik, de dichter die in de nieuwe bundel van Luuk Gruwez de hoofdrol speelt. Ik voel niet de aandrift hem tegen te spreken. Na de lectuur van Allemansgek vind ik de uitspraak overigens moeiteloos toepasbaar op Luuk Gruwez zelf. Ergerlijk is dat hij van zovelen, niet het minst van critici, mág lullen, en dat nog wel vanop een piëdestal.
Het publiek is -- algemeen gesproken -- lief voor Luuk Gruwez. Maar Luuk Gruwez zorgt ook goed voor zijn publiek. Te goed. Dat blijkt al uit de blurb. Daar wordt het woordenboek erbij gehaald opdat de lezer dat zware boekdeel zelf niet meer ter hand zou moeten nemen: "Een allemansgek is volgens Van Dale een sukkel die door iedereen voor de gek wordt gehouden of iemand die het slachtoffer is van zijn eigen goedheid". Uitgelegd wordt dat dat laatste hier wat ironisch klinkt, omdat de dichter zich als ieders kloon kan voordoen, zelfs als kloon van crapuul. Het biografische ik komt dan niet meer overeen met dat van de poëet die door de mond van tal van personages 'ik' kan zeggen. De dichter, zo luidt het, kruipt in andermans huid, maar blijft in zijn eigen ziel. Zo komt hij dan in de buurt van een absoluut ik, dat mogelijk net door dat absolutisme ophoudt een ik te zijn. De titel wijst echter ook op het hachelijke van de hele poëtische onderneming: de schepper blijft, conform het cliché, toch de risee van zijn omgeving.
In de flaptekst wordt meer uitgelegd dan nodig is. Hetzelfde geldt voor de aantekeningen, waarin Andras Pandy, Wim Opbrouck en Watou behandeld worden -- misschien vooral voor Nederlandse ogen die niet zo vertrouwd zijn met wat beneden de Moerdijk gebeurt. In ieder geval, zelfs een zoektochtje op Google moet blijkbaar overbodig zijn. En zo de aantekeningen en de blurb, zo de bundel. Bij Luuk Gruwez zijn mysteries er om opgehelderd te worden. Wanneer het om poëzie gaat, vind ik dat geen goed idee.
Deze gedichten lijken echter geschreven voor mensen die 's avonds thuiskomen na hun werk en moe zijn. Te moe voor (nog meer) zwaar denk- en opzoekingswerk, maar toch op zoek naar verstrooiing-met-een-"meerwaarde". En waarom zouden ze die niet zoeken in de poëzie? Er is toch niets op tv. Deze bundel lijkt een licht verteerbaar brokje cultuur te willen zijn voor wie houdt van 'light' brood en 'light' spelen.
De auteur biedt zelfs een oplossing voor die mensen die 's avonds thuiskomen na hun werk en te moe zijn om te lezen. Luuk Gruwez leest voor. Wie Allemansgek koopt, krijgt er een cd bij waarop de dichter zijn nieuwe gedichten declameert. Poëzie (ook) voor ongeletterden.
Die cd is uiteraard een commercieel stuntje. Allemansgek past perfect in deze tijd van het jaar waarin de kerstman struikelt over de staf van Sinterklaas. En over verkooptrucs gesproken. Niet zonder enige trots wordt in de flaptekst vermeld dat "maar liefst acht gedichten" van de dichter opgenomen werden in "de jongste editie van Gerrit Komrijs grote gedichtenbloemlezing". Acht op tien, Grote Onderscheiding!
Nu weet ik ook wel dat de Dikke Komrij zo'n beetje beschouwd wordt als een officieuze hitlijst en dat veel dichters bij het verschijnen van iedere herziene en vermeerderde druk hun opgenomen gedichten tellen. Maar gaan we het echt zo spelen? Gaan we Komrijs keuze in alle ernst beschouwen als een kwaliteitslabel? Ik hoop van niet, want ik vind dat er behoorlijk wat troep staat in de Dikke Komrij. Trouwens, wie is Komrij eigenlijk? Hij is een Mens-met-een-Mening als u en ik. Laat ons die mening niet onder-, maar toch ook vooral niet overschatten.
Naast het commerciële aspect onderstreept de cd van Gruwez het orale karakter van zijn dichtkunst. Deze verzen lijken geschikter om gehoord dan om gelezen te worden. Het gaat hier om verhaaltjes (voor het slapengaan) mét grapjes en rijmpjes, en zo toegankelijk dat het echt niet nodig is lang over het blad gebogen te zitten. Het is zelfs aangeraden dat niet te doen.
Maar ik heb het toch gedaan. Allemansgek bevat veel metapoëzie. De dichter staat hier voortdurend in de spotlights, zij het vaak in zijn ondergoed. Zoals de titel van de eerste reeks aangeeft, heeft hij 'Een merkwaardig spraakgebrek'. Daardoor hoort de kunstenaar niet helemaal thuis in de "normale" wereld waartoe het grootste gedeelte van het publiek wel behoort. De fijne luiden van de goegemeente krijgen hier overigens gelijk. Artiesten? Rare tisten! Dat vooroordeel wordt hier bevestigd.
'Het dichtbevolkte lichaam' -- de titel van de tweede reeks -- is dat van de dichter, die zijn mond aan zeer verschillende wezens leent. Deze reeks bevat een bericht van God aan de mensheid. Een meisje vertelt hier over haar obsessieve lesbische verlangens. En Andras Pandy verdedigt zich in 'Dominee Dood' -- zou u zo'n voorspelbare titel slikken van een debutant? -- met hand en tand.
Een en ander sluit al aan bij de derde reeks, 'Sterftewinst'. Daarin wordt de dood zeker niet als ondubbelzinnig negatief voorgesteld. Integendeel. In 'Verbintenis' wordt, bijvoorbeeld, gezinspeeld op mogelijke postume frivoliteiten van twee dierbare overledenen: Herman de Coninck (van zijn school is Luuk Gruwez de ijverigste leerling) en de grootmoeder van de spreekstem. Een grapje dat mag, om het met Kouwenaar te zeggen? Ik vind het niet zo smaakvol.
In 'Lore, Laura, Lorelei', ten slotte, wordt gerefereerd aan Petrarca, maar ook hier worden de clichés bevestigd. Dichters? Allen onvolwassen dromers, onnozele halzen, en de ikfiguur is geen uitzondering. Verblind als hij is door zijn literatuur, zoekt hij Laura, het prototype van de perfecte geliefde, in Lore, een hoertje. De bundel eindigt met het inzicht dat de dichter verkeerd heeft geleefd: "Ik die haar liep te stalken, overal en dag en nacht / alsof zij Hale Berry was of Jennifer Lopez, / ik die van haar was en dat zelf niet zag, / weet nu alleen dat ik mij heb vergist". Wie Hale Berry en Jennifer Lopez zijn, wordt niet gezegd in de aantekeningen.
Vergeef mij. Misschien ben ik hier en daar wat te venijnig geweest. Laat mij proberen het goed te maken. Ik ben oprecht blij dat Luuk Gruwez bestaat. Voor de jeugd. Deze lage-drempel-poëzie zal immers ongetwijfeld menig beginnend poëzielezer bekoren. En het is uiteraard mogelijk -- laat ons hopen -- dat zo'n jonge lezer er na verloop van tijd naar gaat verlangen wat steilere poëtische hoogten te beklimmen. Een jaar of tien geleden vond ik -- ik beken -- Luuk Gruwez trouwens zelf gróte kunst. Hoeveel poëzieliefhebbers zijn begonnen met Hans Faverey?
Ik ben niet alleen blij voor de beginners. Als mens van goede wil gun ik iedereen het geluk, en waarschijnlijk maakt Luuk Gruwez veel meer mensen gelukkig dan notoire moeilijkdoeners als Hans Faverey, Jacques Hamelink en Jos de Haes. Over de mensen die intens genieten van deze verzen, die mensen die van poëzie alleen maar ontspanning verwachten, wil ik overigens niet laatdunkend doen -- het was maar om te lachen daarnet. Evenmin wil ik een nooit eindigende discussie laten losbarsten over wat verkieselijk is: een uiterst toegankelijke poëzie die velen een aangename avond bezorgt (de VTM-poëzie, met Luuk Gruwez als de Koen Wauters van het Vlaamse vers) of een hermetische dichtkunst die alleen een handvol academici en nog een stuk of wat andere freaks bereikt. Beide soorten van poëzie (en andere) kunnen volgens mij perfect coëxisteren.
Luuk Gruwez heeft zijn poëtica, ik heb de mijne. En begrijp mij niet verkeerd: voor mij hoeven verzen echt niet uiterst ontoegankelijk en zwaar op de hand te zijn. Ik hou wél van een poëzie die de lezer uitdaagt. Waarin het mysterie niet kapotgeluld wordt. En waarin een dichter assertief zíjn ding doet, zonder daarbij te veel rekening te houden met het publiek.
Vooral dat laatste ligt moeilijk bij Luuk Gruwez. Ik hoop dat ik mij vergis, maar soms heb ik de indruk dat deze poëzie geschreven is met een volle zaal in het achterhoofd. Een volle zaal fans op één van de poëziefestivals waarop Gruwez met zijn orale dichtkunst een graag geziene gast is. Ik hoop dat ik mij vergis, schreef ik, maar ik vrees dat ik mij niet vergis. Volgens de aantekeningen werd de slotreeks, bijvoorbeeld, geschreven voor een viering van Petrarca. Daarbij is sprake van premières in Frankrijk en België, én van opschudding. Want tijdens het internationale muziekfestival van Saintes kwam 'Lore, Laura, Lorelei' in opspraak wegens het vermeende scabreuze karakter van de gedichten. Ik zie Gruwez al glimlachen om het schandaaltje. Zijn entertainment-poëzie lijkt een maximaal effect te beogen met minimale middelen: een aardigheidje hier, een banaliteitje daar, en op tijd en stond wat seks om de aandacht van de lezer/toehoorder op te poken.
Mag ik u, in het licht van dit alles, mijn persoonlijke interpretatie geven van de titel van deze bundel, wars van wat de blurb ons wil leren? Luuk Gruwez is gek op de aandacht van Alleman en wil dat Alleman gek is op hem. Zijn poëzie is behaagziek en mager als een anorectisch meisje.
Toch ben ik -- ik schreef het al -- oprecht blij dat Luuk Gruwez bestaat. Ook voor mezelf. Want na de lectuur van Allemansgek besef ik weer beter hoe goed een vette kluif kan smaken. [Anneleen De Coux]
Chrétien Breukers
Luuk Gruwez (1953) wordt zeker in Vlaanderen beschouwd als een van de grootste levende dichters. En terecht. Vanaf 1990, toen de bundel 'Dikke mensen' verscheen, lijkt Gruwez bijna geen kwaad meer te kunnen doen bij kritiek en publiek – behalve misschien bij dat deel van de kritiek dat zich opwerpt als voorvechter van de avant-garde en in die hoedanigheid alle leesbare poëzie denkt te moeten verwerpen. De nieuwe bundel 'Allemansgek' is in alle opzichten een echte Gruwez, vol gedichten die klinken als een klok en staan als een huis. In heldere, klare taal beschrijft hij opnieuw een aantal oeroude, belangrijke thema's zoals liefde, dood, de zoektocht naar een eigen identiteit en erotiek. Hij doet dat zonder larmoyant te worden, met een jaloersmakende technische beheersing van het metier. Cycli als 'Een merkwaardig spraakgebrek' en 'Sterftewinst' behoren tot het beste wat hij tot nu toe heeft geschreven. Een nagenoeg perfecte bundel, met een audio-cd waarop de dichter de integrale bundel voorleest.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.