Lagerwal : gedichten
Luuk Gruwez
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : GRUW |
Paul Demets
i /un/27 j
Toen hij vooraan in de twintig was, verhuisde Luuk Gruwez van Deerlijk, het dorp waar hij opgroeide, naar Hasselt. Hij dacht daarmee afscheid te nemen van 'het land van de handen', de streek waarin je status afgemeten wordt aan wat je bezit en wat je door hard werken bereikt hebt, en terecht te komen in een provincie waarin de prestatiedruk minder hoog zou zijn. Dat was althans de indruk die hij beschreef in het vorige deel, Het land van de wangen (Privédomein, 1998), een verwijzing naar het oosten van Vlaanderen. Maar niets is wat het lijkt. Hasselt doet, tot ergernis van Luuk Gruwez, als stad bijvoorbeeld erg zijn best om zich te doen gelden.
Alleen al daarom is het heel mooi dat Gruwez in zijn nieuwe boek een andere blik op de tijd en op de mensen werpt. In dit zelfportret, dat voornamelijk uit brieven en dagboeknotities bestaat, krijgen we het gevoel erg bij de tijd te zijn. Na een inleiding, die hij 'Introïtus' noemt, begint hij zijn eerste dagboeknotitie in september 2016 en rondt hij in januari 2019 af met een brief aan zijn geliefde Totje. Niet toevallig schrijft hij die brief in de abdij van Sint-Sixtus in Westvleteren waar hij zich geregeld onder de vleugels van de prior, een oud-klasgenoot van hem, terugtrekt, en noemt hij dit slotdeel 'Benedictio'. Het zijn verwijzingen naar het begin en het einde van de katholieke mis. Dat roept niet alleen herinneringen op aan Gruwez' kindertijd, maar suggereert ook het tegelijk momentane karakter van de eucharistieviering en datgene wat in die mis gevierd wordt: het overstijgen van het nu. Dit boek gaat over veel meer dan het 'nu-moment'. Meer nog, Gruwez lijkt daar minder in geïnteresseerd dan in het verleden en de toekomst. Hij is naar eigen zeggen een medestander van John Miltons Paradise regained en van Evelyn Waughs Brideshead revisited. Hij wil het verleden een tweede adem geven: 'Nooit neem ik de toekomst anders dan ruggelings in beslag.' En hij bekijkt het heden in het licht van het verleden, om het zo mooi mogelijk te doen herleven: 'Overigens dient het heden er toch in belangrijke mate voor het verleden een zekere luister mee te geven die het misschien nooit heeft gehad.'
Het autobiografisch schrijven van Gruwez in Het land van de handen bevindt zich bovendien tussen feit en fictie. Want wel vaker beschrijft hij zijn dromen, bijvoorbeeld over hoe hij als dichter bij een of ander optreden faalt, omdat hij zijn poëziebundels niet bij zich heeft.
Melancholieke rêverieën
Het land van de handen bestaat voornamelijk uit brieven aan uiteenlopende vrienden zoals beeldhouwer Johan Parmentier, beeldend kunstenaar Rob Kregting, journalist en schrijver Jan Haerynck, directeur van het Poëziecentrum Carl De Strycker, maar net zo goed zijn vroegere buurman en wielerliefhebber Gino Baert of de vrienden uit het West-Vlaamse Lo, Eddy Paret en zijn vrouw Marleen. Ze tonen Gruwez als een minzame, soms angstige man, die vriendschappen koestert en die de dood probeert te bezweren, waarmee hij meer dan ooit geconfronteerd wordt - hij moet bijvoorbeeld van Rob Kregting afscheid nemen. Ze tonen hem ook als een liefhebber van fauna en flora , en als iemand vol Sehnsucht - de naam overigens van zijn huis in Hasselt waar hij veel dagboeknotities schrijft. Ontroerend en betekenisvol voor de manier waarop hij tegen de tijd aankijkt, is Gruwez' herinnering aan het moment bij de kerstboom toen zijn moeder door zijn haren woelde en hem zei dat hij volgend schooljaar op internaat zou gaan. Voor Gruwez vormt dit 'de aanleiding tot een van die vragen die ik mij in de loop van mijn leven het vaakst zou stellen: hoe zou het nu, op dit moment, elders zijn?'
Veel brieven zijn gericht aan collega-dichters Benno Barnard, Hester Knibbe en Miriam Van hee. Charles Ducal duikt eveneens in de briefwisseling op. Ook hier weer die beweging in de tijd en de ruimte. Luuk Gruwez en zijn vrouw zijn vaak op reis, meestal op de Griekse eilanden of in Zuid-Frankrijk. Gruwez blijft een romanticus, altijd op zoek. Aan Barnard schrijft hij: 'Natuurlijk, ik blijf aan oikofilia lijden, maar dat is het elixir onder de smarten, het zoete terugverlangen naar een huis waarvan je denkt dat het de enige plek is waar je ooit thuis bent geweest, maar dat in feite enkel in melancholieke rêverieën bestaat.'
Feestelijke verliezer
Uiteraard schrijft hij wel vaker over de besognes van het schrijverschap. Wanneer hij een prijs van de West-Vlaamse schrijversvereniging mag gaan ophalen, noteert hij: 'Ik heb mij kortstondig lief op verzoek van mezelf.' Maar hij geeft aan dat hij 'bij het lonken van de finale kuil' meer en meer deemoed nastreeft. Toch blijft hij doorgaan, want ooit wil hij het mooiste gedicht schrijven. Die plicht uit zijn jeugd om te presteren, weet u wel. Hij heeft het over zijn angst voor die ene negatieve recensie: 'Ik heb de onhebbelijke gewoonte dat er maar één enkele recensent die over mijn werk een oordeel velt, het bij het rechte eind heeft: die ene die mij bemoddert.' Verder keert hij zich tegen wat hij 'het academisme' in de hedendaagse poëzie noemt, 'waarzonder je blijkbaar geen geslaagde poëzie kan schrijven'. En hij vindt dat hij geen uitgesproken politieke standpunten hoeft in te nemen. 'Ik eigen mij het recht toe onuitgesproken te zijn', schrijft hij aan Ducal.
Literatuurwetenschapper Ulla Musarra definieerde het autobiografisch schrijven als 'de strategieën die het subject gebruikt om door zelfbespiegeling zich een idee van de eigen persoonlijkheid te vormen'. Dat is precies wat Luuk Gruwez destijds in Het land van de wangen deed en nu in Het land van de handen voortzet: een queeste naar wie hij is, door zich in zijn herinnering, maar vaak ook in de werkelijkheid te verplaatsen. In Het land van de handen maken we kennis met de rusteloze, complexe persoonlijkheid van Gruwez, vol paradoxen: iemand die graag de beste wil zijn, maar zich bewust is van zijn tekortkomingen, iemand die in het hier en nu leeft en tegelijkertijd verlangt naar eerder en elders. Dat maakt de lectuur van dit boek tot een bijzonder soort feest. 'De feestelijke verliezer', schrijft Gruwez, 'is tot op vandaag een perfecte omschrijving van wat ik ben. Nog steeds geneigd elk verlies, elk gebrek om te buigen tot een troef.'
De Arbeiderspers, 278 blz., 29,99 €.
Norma Montulet
Luuk Gruwez (1953) publiceerde eerder in de serie Privé-domein 'Het land van de wangen' (1998), een autobiografisch verslag van zijn leven in Oost-Vlaanderen. Met dit nieuwe deel beschrijft hij zijn leven in West-Vlaanderen. Hier is hij geboren en getogen en door middel van brieven, dagboekaantekeningen, reisverslagen en beschouwingen gunt de auteur ons een inkijkje in zijn gevoels- en gedachteleven. De auteur deelde aanvankelijk de twee streken van Vlaanderen in in Het land van de wangen, van de dromers, waar hij op jonge leeftijd naartoe emigreerde, en Het land van de handen – het onderhavige deel, het land van de doeners. Door middel van zijn aantekeningen laat hij zien dat de werkelijkheid genuanceerder is. De auteur beschrijft op milde, enigszins ironische toon hoe het alledaagse leven zich voltrekt aan de Vlamingen en hoe hij worstelt met zijn verleden. Samen met 'Het land van de wangen' vormt dit een prachtig tweeluik dat een aantal interessante aspecten van het Vlaamse leven belicht. Gruwez publiceerde, naast zijn autobiografische geschriften, diverse dichtbundels en verhalenbundels.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.