Hoe mijn vader werd verwekt
Bart Meuleman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij BV, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MEUL |
Dirk Leyman
2/ei/08 m
Een elegante en beeldende verteller. Een schrandere, opmerkzame geest. En bovendien een schrijver die iets kleins plots hevig kan laten oplichten, alsof hij er een zaklamp op richt. Het proza van Bart Meuleman (°1965), ook theatermaker en dichter, heeft vaak een autobiografische ondertoon. Hij omsingelt zijn Kempense jeugd én familie, maar tegelijk rijst hij er zelf uit op. Hij spaart zichzelf niet en gumt zichzelf soms weer weg. Steeds ligt er schaamte, melancholie en verlangen maar ook een tekortschieten op de loer. Het mag schuren en wringen bij Meuleman.
Zo gaf Meuleman in zijn uitstekende prozadebuut De jongste zoon (2014) een ingenieuze invulling aan de adolescentenroman, terwijl hij in Hoe mijn vader werd verwekt (2018) de herkomst van zijn vader ontrafelde, een 'brave, goedmoedige' bediende, 'bezwaard met een geschiedenis'. Nu verkent hij nieuwe paden, in verhalen, portretten én essayistische zijsprongen. Is het een pronte staalkaart of juist een vergaarbak van zijn kunnen? In Wij zijn nooit alleen lees je de ene keer een intrigerende tranche de vie, dan weer een 'gebeuren van niets'. Vervolgens een schuchtere observatie waarin onderhuids van alles plaatsgrijpt. Hij neemt afscheid van zijn dichterschap of bedrijft het aandachtige kunstkijken. En er zijn ronduit bijtende stukken.
Ongetwijfeld het spraakmakendst is het grimmige 'Het vochtige', over Wilfried Martens, en de gesprekken met christendemocratische politici die Meuleman ter voorbereiding van zijn theatermonoloog Martens (2006, met Koen De Sutter) voerde. Hij laat ons vilein in de coulissen van de macht gluren en schrijft: 'Ik wist dat hij een boerenzoon was, in een flits moest ik al gezien hebben wat voor drama er in zijn verhaal kon schuilen.' Hij gaat langs bij Leo Tindemans, Herman Van Rompuy ('Hij laakte de vulgaire humor van de eerste minister') en Willy Claes. Martens blijkt later in zijn nopjes over de voorstelling, Meuleman belandt zelfs op een diner na de presentatie van zijn memoires. Maar: 'Soms sprak iemand welwillend over de eerste minister, de meesten uitten ergernis.'
Er sluipt méér onbehagen en ongemak in de verhalen. Zo ontmoet de ik-verteller in 'Freddy' op de boemeltrein Guy D., een merkwaardig grijze schim uit zijn jeugd, in de knoei met zijn katholieke roeping. Hij vertelt dat hij één keer per jaar een bezoek brengt aan de beruchte moordenaar Freddy Horion. 'Op slag verandert de lucht van samenstelling. Het is alsof we nu samen in een vacuüm gezogen ruimte zitten, in een capsule, los van de wereld, alleen hij en ik.' Guy D. zegt: 'Ik ben dus een soort van uitverkorene.' Nog merkwaardiger is 'En de winter moest nog komen', dat zich eveneens voltrekt in een trein, de late van Brussel naar Antwerpen. Daarin wordt de verteller onverhoeds gevraagd een zich ontblotende vrouw te filmen. Hij levert er zich met enige gretigheid én onmiddellijke gêne aan over. 'Het voelt als in een film, een ordinair verhaal.' In de ondergrondse stationsfietsenstalling wordt van hem nog een blowjob gevergd.
Niet altijd gaat het er zo full in the face aan toe, integendeel zelfs, meestal zindert het vooral onder de oppervlakte. In veel teksten grijpt Meuleman opnieuw regelmatig naar zijn Kempense roots - sommige lazen we eerder in het bibliofiele Kijkverdriet. Hij schrijft over de licht hooghartige, maar evengoed onzekere jongen die hij ooit was. Of over een moederdagfeest waar een racistische oprisping als een vaatdoek in ieders gezicht pleurt.
Wij zijn nooit alleen gaat ook over mannenvriendschap, zoals die met zijn overleden mentor, essayist en cultuurcriticus Dirk Lauwaert, getypeerd als 'een schaatser die met een paar slides op het ijs tot stilstand komt (...).' Of er is boezemvriend Paul Verrept, vormgever, uitgever en schrijver: 'Soms als hij enkele dagen weg is, voel ik al gaten in mij geslagen, het eerste stadium van puin.' Niet minder fraai zijn Meulemans excursies naar de fotografie, die hij lang als de slippendrager van de kunsten beschouwde . Nu beleeft hij 'telkens weer een coup de foudre'. We lezen over Helen Levitts subwayportretten, William Eggleston of de chaos van de straat die Garry Winogrand vastlegde. Meuleman is een tactiel kijker. Jammer wel dat die essays geen foto-ondersteuning krijgen. Best mogelijk ook dat je samenhang mist in deze veelvormige maar altijd prikkelende bundel. Maar wie zich op Meulemans onderstroom laat meedrijven, wordt met glasheldere formuleringen beloond. En opstekende stekeligheid.
Querido, 208 p., 20 euro.
Sam De Wilde
2/ei/22 m
Je zult door je eigen uitgever maar een 'wat stugge schrijver' genoemd worden. Het is het eerste wat je leest op de achterflap van het nieuwe boek van Bart Meuleman. De 56-jarige Kempenzoon is nochtans het soort auteur voor wie de marketingafdeling doorgaans het door overdadig gebruik nooit meer goed klevende etiket 'artistieke duizendpoot' bovenhaalt. Meuleman schrijft romans, essays, poëzie, kinderboeken en toneelstukken. Hij was regisseur bij Theater Antigone, het Toneelhuis en NTGent, en samen met acteur Herwig Ilegems creëerde hij de komische Canvasreeks Duts.
Wij zijn nooit alleen kondigt zich expliciet aan als een bundel verhalen, maar Meuleman laat de breedte van zijn schrijverschap zien met een mengeling van autobiografisch getinte vertellingen, portretten, essays en een paar moeilijker te classificeren stukjes. Een mix die bij andere auteurs weleens haastig bij elkaar geklutste bundels met restmateriaal uit de bureaula oplevert, maar Meuleman rijgt de originele teksten met zijn intieme en licht weemoedige stijl vakkundig aaneen. Van alle bindmiddelen is melancholie vaak het pakkendst.
Met korte, in jeugdherinneringen gemarineerde verhalen en treffende zinnen over zaterdagnamiddagen die niets lijken te beloven of het gebrek aan afslagmogelijkheden in 'het leven dat er is' trekt de schrijver je mee in zijn eigen dichtbevolkte hoofd en voor je het goed in de gaten hebt, heb je naast enkele volkse verhalen ook drie essays over schilderkunst, fotografie en kunstkritiek achter de kiezen.
Over al die onderwerpen heeft Meuleman heel wat te melden (zijn stukje over de Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand is tegelijkertijd grappig, informatief en begeesterend), maar de veelzijdige schrijver is op zijn best wanneer hij net weinig te vertellen heeft. Of wanneer dat toch zo lijkt. 'Apen schudden', het ontroerendste verhaal uit de bundel, opent Meuleman met een hele alinea waarin met aandrang de onbelangrijkheid van het beschreven gebeuren wordt gemeld. De eerder in de gelegenheidsuitgave Kijkverdriet verschenen anekdote over een fietstochtje langs het kanaal, een veel voorkomende vlinder en een bijna terloops vermelde zieke vader schittert in al zijn openhartige eenvoud. Het gaat 'in feite nergens over', maar Meulemans taal zingt, en hij laat je het volle gewicht voelen van alles wat onuitgesproken blijft. Zelfs 'En de winter moest nog komen', een verhaal dat eindigt met fellatio in de ondergrondse parking bij Antwerpen-Centraal, is eigenlijk het interessants in de eerste pagina's waar nog niemand in het kruis getast is. Pagina's waarin Meuleman de sfeer van de late trein van Brussel-Noord naar Antwerpen-Centraal, en het gevoel waarmee je die neemt na een saaie vergadering, heel precies vat.
Zijwegen
Je zou je op den duur gaan afvragen waar die 'wat stugge schrijver' zich dan verstopt. Zit hij in de soms ietwat venijnige opmerkingen? In het bijwijlen ironische toontje? In de vaak tussen haakjes verstopte zelftwijfel of in de occasionele moeizaamheid van de geschetste relaties? In 'Vroeger was ik dichter' spreekt een man die zijn gezinsleven even koudweg als kernachtig samenvat: 'Je bent ook wel eens gelukkig, dat hoort erbij.'
Noem het gerust stug, maar het is net dat killersinstinct van de schrijver dat de overtrokken sentimentaliteit en de kans op navelstaarderij weert uit een bundel waarin toch vele ik-figuren met trekken van Bart Meuleman rondwaren.
Laat ik eerlijk zijn. In Wij zijn nooit alleen staan stukken ('Wat Dirk Lauwaert van Corot vond' of 'Portret van mijn vriend Paul Verrept') die ik in een gespecialiseerd tijdschrift nooit gelezen zou hebben. Omringd door enkele uitstekende verhalen valt echter vooral op dat ze met hetzelfde oog voor detail, met dezelfde (taal)gevoeligheid en dezelfde verkenningsdrang van literaire zijwegen geschreven zijn. Ik had ze voor geen geld willen missen.
Querido, 208 blz., 20 € (e-boek 11,99 €).
(bvds)
2/ei/04 m
★★★★½
In het leven komen mensen langs. Soms zien we ze niet meer terug, maar spoken ze levenslang in ons hoofd. Ze roepen dan vragen op: wat is er van hen geworden, hoe is het ze vergaan? In zijn nieuwe verhalenbundel blikt Bart Meuleman magistraal terug op zulke passanten, van dorpsfiguren tot klasgenootjes, van een moordenaar (Freddy Horion) tot een premier (Wilfried Martens), van een dode mentor-kunstcriticus (Dirk Lauwaert) tot dode schilders en stadsfotografen (Corot, Winogrand). Zoals altijd schrijft Meuleman schroomvol, onnadrukkelijk, verontschuldigend zelfs. Maar meer dan ooit laat dat hem toe de dieptes van zijn eigen fascinaties en obsessies te onderzoeken. In het licht van al die spoken verschijnt de ik-figuur, Meuleman zelf, even vreemd, even onbenaderbaar als die zogenaamde anderen: 'Dat vreemde, dat zijn wijzelf, heel gewoon, dagdagelijks, onbegrijpelijk, altijd.' 'Wij zijn nooit alleen' is een fijnzinnig meesterwerkje, waarin de afstandelijke blik de voorwaarde is voor liefde en mededogen. Een gevoelige, niets verbloemende ode aan dat gebrekkige wezen dat mens heet, en dat nog het meest fascineert als het gefixeerd is, onschadelijk. 'Het mooiste van foto's is dat we de mensen erop hartstochtelijk kunnen bekijken, maar hen nadien niet hoeven te leren kennen. Vaak valt het toch maar tegen.' Zo gewoon, en zo bijzonder.
Rene Dellemann
“Je hebt de neiging om zelfs in kleine dingen achteraf betekenis te zien”. Meuleman (Turnhout, 1965) schrijft deze zin in zijn verhaal over een klasgenootje van de lagere school, wiens graf hij jarenlang voorbijliep, telkens wanneer hij zijn oma op het kerkhof opzocht. De jongen maakte een eind aan zijn leven nadat zijn hoofd op hol was gebracht door een pasgehuwde vrouw. Iedereen in het dorp is hem al weer vergeten, zijn graf is inmiddels geruimd, maar de verteller neemt de tijd om terug te denken aan Ronnie en beitelt zijn portret in rake, peinzende letters. Hij toont zich in deze bundel een meester in het portretteren van personen die indruk op hem hebben gemaakt. Hij belicht figuren uit de wereld van de kunst – de Amerikaanse fotografen Garry Winogrand en Helen Levitt – maar staat ook stil bij “iemand die je in de massa opvalt, die zich heeft losgezongen van de massa”. Hij noteert zijn gedachten. Heel precies en vaak met een zekere weemoed. “Wij zijn nooit alleen” is een passende titel. Wie oog heeft voor verhalen die zich overal kunnen aandienen, verdient aandachtige lezers.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.