Niets liever dan zwart
Antjie Krog
Antjie Krog (Auteur), Robert Dorsman (Vertaler), Jan van der Haar (Vertaler), Alfred Schaffer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Podium, cop. 2015 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12641 |
Catherine Vuylsteke
ru/eb/06 f
Catherine Vuylsteke
Het art nouveau-café van het American Hotel op het Leidse Plein in Amsterdam, een zeldzaam zonnige ochtend. Ik waag het niet om tegen Antjie Krog over de schoonheid van deze plek te beginnen, bang als ik ben dat ze zal zeggen dat het met smerig geld is gebouwd, met centen uit blank koloniseren en plunderen. Ik vraag haar daarentegen in welke taal ze wil praten. De schrijfster aarzelt. De koffie heeft ze zonet nog in het Nederlands besteld. 'Laten we Engels praten. U doet een kranteninterview, toch? Als het voor tv zou zijn, dan hoefden we elkaar niet zo heel precies te begrijpen.' Ze grinnikt. 'Tv is zo vluchtig, geschreven taal blijft.' Ze vertelt dat ze het er de eerste keer dat ze in Nederland was op waagde, en alle journalisten in het Zuid-Afrikaans te woord stond. Een paar dagen later haalde ze de voorpagina van een blad, met een uitspraak die exact het tegenovergestelde was van wat ze had gezegd.
Krog is in Nederland ter gelegenheid de publicatie van de Nederlandse vertaling van haar bundel Medeweten. Het is een selectie gedichten die veel kanten opgaan. Naar vroeger en het erf van haar jeugd in Vrijstaat, haar vader, moeder en haar eigen gezin aan tafel. Maar evengoed meandert Krog langs bekende thema's als racisme en schuldgevoel in Zuid-Afrika of Mandela wiens 'stervende lichaam we niet wilden zien'. Altijd weer toont ze zich een woordmeester, met een zintuiglijke taal, hatelijk en toch liefdevol.
Beginnen doet ze met een gedicht over de begrafenis van haar vader en dan vertelt ze over haar overgrootmoeder Betje van Middenspruit, die haar man opnieuw liet opgraven om hem een ander zondagspak aan te trekken. Haar moeder zegt dat ze dat nu begrijpt, ze zou niets liever dan 'daar bij die hoop grond te gaan graven, net zolang totdat ik bij je vader ben'.
Hoe komt zo'n gedicht tot stand?
'Meestal weet ik niet waarom ik ben zoals ik ben, overgevoelig voor sommige dingen en onverschillig voor andere. Mijn brein, of liever mijn creatieve IQ, zoals ik het noem, verzamelt dingen. Ik onthoud de zinnen die er voor mij toe doen, zelfs al weet ik vaak niet meer van wie ze zijn. Die woorden zoeken zich later een weg naar een gedicht.'
'Het gaat niet opzettelijk. Ik bedenk niet dat ik de bundel zal beginnen met mijn vader en dan zal uitkomen bij Mandela. Mijn creatieve IQ haalt visjes naar boven, die nuance brengen in wat ik wil zeggen en die heel nauwgezet mijn gevoel verwoorden. Die drang om de dode fysiek vast te houden bijvoorbeeld.'
Kneedt u uw gedichten of komen ze in één keer tot stand?
'Hoe ouder ik word, hoe meer technische ervaring ik heb. Als jonge dichter vloeit er van alles uit je, je hebt er geen controle over. Wat goed is, houd je, wat slecht is, gooi je weg. Nu realiseer ik me veel beter: werken aan een gedicht is als het polijsten van een diamant. Hij is er, je moet hem alleen laten schitteren.'
'Maar aan dit concrete gedicht heb ik nauwelijks gewerkt. Wel aan het visuele aspect ervan. Ik ben geobsedeerd door de ruimte op een blad, door het wit tussen de woorden. Daarom kan ik niet schrijven met een computer, die geeft je te veel leegte.'
'In de eerste jaren dat ik gedichten schreef, gebruikte ik kleine boekjes, later waren dat grote schriften, altijd met gelijnde pagina's. Nu werk ik op schrijfmachinepapier, dat geeft me meer mogelijkheden.'
'In een volgend stadium probeer ik verschillende versies van schikkingen uit op de computer. Dat is het interessante aan dat ding: je kan heel snel de ruimte verkennen en bijstellen. Daarna komt het moment waarop ik hoor. De kleur van de klank. Mijn oor weet dat het juist is. De titel van de bundel voorbeeld.Medeweten. Eerst hoor ik het, en dan pas komt de intellectuele interpretatie, de verschillende betekenisniveaus.'
Altijd weer duikt schuld in uw werk op.
'Maar hier toch al heel wat minder? Schuld en schaamte zijn mijns inziens twee erg gezonde gevoelens: ze veranderen je perspectief op wat er is gebeurd en wat er moet komen. Toch heb ik het gevoel dat ik daar vooral in mijn non-fictiewerk mee heb afgerekend. Waar dit over gaat, is waar schuld toe leidt, naar een zoeken van een weg vooruit, met anderen. Naar verbondenheid, die is essentieel. Het gaat me ook over het vinden van een andere taal voor een nieuwe maatschappij die geboren wil worden.'
In het gedicht over uw kleinzoon zegt u 'waarom zou hij de haat ontspringen die deze kant op stort'. Hoe lang duurt schuld en valt er dan niet aan te ontkomen?
'De regel die je citeert, gaat over mijn eigen perspectief. Over mijn kleinzoon zeg ik dat ik "moet geloven dat hij in de pauze brood met zwarte vriendjes gaat delen en zal leren hoe armoedig het geklets van witten onderling is. Misschien is hij ons eerste inheemse en volle lieftalige akkoord".'
'Maar ik begrijp wat je bedoelt. Het punt is dat ik mijn verleden niet meer kan uitwissen, zelfs al heeft het me getransformeerd. Met hem ligt dat anders. Hij groeit niet in dezelfde wereld op als ik destijds. De universiteiten zijn gemengd, blank en zwart leven echt in eenzelfde land.'
Bespeur ik daar een zeker optimisme over de toekomst van Zuid-Afrika?
'Laat me zeggen dat ik erg benieuwd ben welke kant het zal opgaan. Meer en meer blanken in Zuid-Afrika en elders moeten leven met minder. De wereld kan de voortzetting en mondiale expansie van de oude blanke leefstijl simpelweg niet dragen. Dat is geen kwestie van schuld maar van logica. Maar hoe leren zij om dingen op te geven? Leren ze dat ooit vrijwillig? Ik weet het niet. En toch is het fundamenteel belachelijk dat mensen land kunnen bezitten. Ze kunnen toch ook geen eigenaar zijn van lucht?'
'Wat de blanken in Zuid-Afrika momenteel ondervinden, is hoe het is om een minderheid te zijn. Dat waren ze natuurlijk altijd al maar ze gedroegen zich als de meerderheid. Zij télden vroeger, nu niet meer. Ze moeten hun plaats kennen. Een kleine plaats.'
'Dat is de volgende stap, nu zijn ze nog steeds een groep met invloed en centen. Straks zullen ze ondervinden wat het is om een machteloze minderheid te zijn. Dat is van het grootste belang, want pas op het moment dat je kwetsbaar bent, begin je echt te leven.'
Waarom?
'Privilege maakt mensen dikhuidig en arrogant. Heb je dat statistiekje een week of wat geleden gehoord? Oxfam heeft becijferd dat de één procent rijksten van de planeet straks meer zullen bezitten dan al de rest bij elkaar. Dat is het soort dat denkt dat zij dat heus verdienen, dat hun kwaliteiten dat rechtvaardigen en dat al de rest waardeloos is.'
Dat doet me denken aan uw gedicht 'Vrouwe Justitia', waarin de president en alle leiders met hun gulp open, de gerechtigheid verkrachten. 'Armoede', schrijft u, 'is geen gegeven maar de smet op doelbewuste ongelijkmaking door anderen stelselmatig te duperen'.
'We moeten het echt anders willen. Maar ik zie drie excuses die het geloof versterken dat we niets kunnen ondernemen. Het eerste is dat je kan doen wat je wil - er verandert toch nooit wat. Het tweede is dat we het geprobeerd hebben en alle juiste dingen hebben gedaan maar alleen rampen hebben geoogst. En het laatste is dat we wel willen veranderen, maar dan zal dat uitmonden in nog slechtere dingen.'
'Die redeneringen herhalen zich voortdurend, zelfs al zijn ze larie. Daarom begin ik meer en meer te denken dat we de processen moeten volgen die van onderuit komen om verandering af te dwingen. Ik zal nooit geweld steunen maar het betekent voor ons in Zuid-Afrika dat we de strijd van de armen moeten steunen en voor jullie in Europa dat de grenzen open moeten, zodat jullie gedwongen worden om macht en geld te delen.'
'Een beetje zoals in Zimbabwe. Mugabe heeft er een potje van gemaakt, maar je moet hem nageven dat hij eiwit en dooier, blank en zwart, dooreen heeft geklutst. Dat moet met de hele planeet gebeuren.'
'Eigenlijk is dat ook wat de internationale jihad nastreeft: controle over de olie en de herverdeling ervan. Maar in het licht van Charlie Hebdo kan je dat nog moeilijk hardop zeggen en je hoort mij niet sympathiseren, hoor. De onverdraagzaamheid van de islamisten is huiveringwekkend. Tegelijk denk ik niet dat je daar met een gelijkaardige intolerantie op moet antwoorden, net zoals je geweld niet met geweld te lijf moet gaan.'
In 'Slapen in de kamer van een meisje' zegt u dat oma weet dat je door je best te doen misschien je hele leven ongelukkig zal zijn omdat je zal beseffen dat je ondanks alle inspanningen toch maar een heel gewoon meisje bent. Waarom eigenlijk?
'Dat is ongetwijfeld het populairste gedicht uit de bundel. Ik denk dat het erg goed de gevoelens van vrouwen uitdrukt. Dat besef dat ze heel erg hun best doen en dat dat toch nergens toe leidt. De mannen behouden de macht.'
'Dat heeft met twee dingen te maken. De plicht om je best te doen is ons vrouwen verkocht toen we kinderen waren. Onze ouders en leraren lieten ons geloven dat we beloond zouden worden maar eigenlijk was dat niet meer dan een manier om ons onder controle te krijgen. En twee: de maatstaven van succes zijn door mannen bepaald, niet door vrouwen. Het feit dat je een alleenstaande moeder bent bijvoorbeeld, die een goede band heeft met haar kind bovendien ook een succesvolle carrière uitbouwt, wordt niet beschouwd als een uitzonderlijke prestatie terwijl het dat wel is. Het zijn de ceo's met een excentriek trekje, à la Steve Jobs, die bijzonder worden genoemd. Ik kots op dat soort mensen en wil niet weten wat voor een puinhoop ze van hun eigen emotionele leven hebben gemaakt.'
'Medeweten' is een minder duidelijk politieke bundel, maar achter de personages ontwaar je toch altijd de contouren van uw maatschappijvisie.
'Politiek is altijd aanwezig, op de begrafenis, op de maaltijd die we delen met de familie. Ik heb geprobeerd om politiek persoonlijk te maken. Daarom speelt het eerste deel van de bundel zich af op de boerderij. De geschiedenis van de grond wordt die van het land en wordt gaandeweg breder, tot ik uitkom bij de wereld, en hoe we nieuwe taal moeten vinden om verbonden met elkaar te kunnen zijn. Dat is de essentie.'
T. van Deel
Wie Antjie Krog (1952), gevierde Zuidafrikaanse dichter, eenmaal heeft horen voorlezen uit haar werk, zal dat niet gauw vergeten. Haar krachtige stem, haar toon en de ritmische gedrevenheid van haar Afrikaans zijn ongeëvenaard. Je hoort iemand aan het woord die een overtuigd en overtuigend dichter is, niet over de kleine, maar over de grote gevoelens, over maatschappelijke, Afrikaanse problemen, racisme, feminisme, religie. Antjie Krog is onmiskenbaar, hoezeer ook geworteld in Zuid-Afrika, een werelddichter. Omdat wij het voordeel hebben de vergelijking met het Afrikaans te kunnen maken, is deze tweetalige editie van haar bundel 'Mede-wete' een dubbel avontuur. In 'als ik doodga' (hoofdletters gebruikt ze niet) wil ze een boom op haar graf hebben, zodat ze blad kan worden en "de dierbare zon" kan bejubelen en als die boom verbrandt, "opdwarrelend ontmoet ik delen van mezelf". Een onstuitbare gehechtheid aan het leven, ook na de dood. Ze wordt "blare en bejuich die liewe son"; je zou er wel een cd'tje bij willen hebben waarop ze voorleest.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.