Kroniek van een verzonnen leven : roman
Charles Ducal
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Houtekiet, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : DUCA |
Paul Demets
il/pr/16 a
Vanaf zijn debuutbundel Het huwelijk (1987) tot en met zijn vierde, Naar de aarde (1998), had Ducal het vooral over de moeizame verhouding tussen man en vrouw, over het schrijven en de taal en over zijn jeugdjaren op de boerderij. Na enkele jaren stilte kwam hij terug met In inkt gewassen (2006), een bundel waarin hij de persoonlijke problematiek opentrok. Die evolutie zet zich nu verder door.
Er is veel wereld buiten het persoonlijke. En Ducal heeft de deur ernaar expliciet opengezet in deze bundel. Maar altijd weer keert Charles Ducal terug naar de plaats waar alles begon: zijn jeugd. Omdat het alles heeft bepaald. De ouders zijn een soort zombies geworden en de proporties zijn veranderd, nu de zoon volwassen is. Het kind dat zich angstig voelde, zal zich wreken: 'Het huis is zo gekrompen/ dat het in mijn lichaam kan./ Als iemand naar binnen wil/ zijn de deuren verwrongen./ Er komt niemand in. Niemand// Later zal ik van iemand houden,/ zegt moeder, dat is het plan./ Dan heb ik een huis met een vrouw/ en met kinderen. Die maak ik/ vreselijk bang.'
Schrijven is voor Ducal altijd het schuldgevoel overwinnen om tekort te schieten of te veel tegemoet te komen aan zijn persoonlijke verlangens: 'En altijd in angst/ te worden betrapt door een broer, een zus/ op de loer, wachtend op een kans/ om hem van zijn ik te beroven// dat beter is dan het hunne,/ omdat het op school, in de kerk/ zo verschijnt. Om hem in de ogen van allen/ aan te wijzen: schuldig, zwak en onrein.'
In de indringende tweede afdeling beschrijft Ducal de dood van de patriarchale vaderfiguur. Maar nog voelt de dichter zich niet bevrijd. Want in het openingsgedicht van de derde afdeling lezen we al meteen: 'Nieuwe meesters zijn mij in de vingers gekropen./ Hun regels tikken verwijt in mijn hoofd.' En weer een afdeling verder blijkt dat het schrijven vanuit een optimistisch perspectief alleen maar een vorm van zinsbegoocheling is: 'De sleutel van de buitendeur past perfect/ in mijn hoofd, de wereld verwoordt van zichzelf.'
Ducal heeft duidelijk aandacht voor maatschappelijke problemen in deze bundel. Maar hij wil geen boodschap verkondigen. En er is altijd nog de mogelijkheid om de deur naar de buitenwereld gesloten te houden: 'een deur is maar een deur/ voor wie ze openen wil. Houdt men ze dicht// stopt op die plaats de wereld.'
In de laatste drie afdelingen gaat het over Auschwitz, Israël en Palestina, over Congo. Maar vooral over onze onwil om te leren uit onze fouten, zoals blijkt uit het gedicht dat ik koos. Dit is een bundel waaruit we niet minder dan een levenshouding kunnen halen.
15/10/2014
De nieuwste dichtbundel van Charles Ducal draagt de veelzeggende titel De buitendeur. Er is een binnen en een buiten, en een deur scheidt het ene van het andere. Maar een deur kan open, en dat is wat er in de nieuwste bundel van deze Belgische Dichter des Vaderlands gebeurt. In de gedichten in het begin van de bundel lijkt, nee, is de deur potdicht, zozeer is de beklemming voelbaar, maar halverwege het werk wordt naar buiten gestapt. De dichter laat de bladzijden met teksten uit een kindertijd, de toestanden van thuis, de jeugd, en vooral de benauwenis die op de ik-persoon drukt, achter zich en kiest het perspectief van een grote, ruime wereld. Opmerkelijk is al dat ‘Meester’, het eerste gedicht van de overgangsafdeling ‘De buitendeur’, begint met ‘Meester denkt zijn hoofd de wereld’, maar dat in het laatste gedicht van die serie opnieuw een hoofd naar voren komt: ‘dat het vanzelf gaat zingen, / buiten mijn hoofd’. De context is geheel anders, maar er gebeurt iets vanzelf, buiten het hoofd. Er zijn meer aanwijzingen die de perspectiefverandering van de eigen herinneringen aan vroeger, aan de ouders, aan hun sterven, naar de blik op de buitenwereld, zowel dichtbij als veraf, aankondigen. Als er al aan de deur gemorreld wordt, naar buiten gekeken wordt, ontstaat er zelfs verrassing, verrukking en angst in het schitterende gedicht ‘En toch’: ‘Waar de wereld reikt aan het niets / kijkt over de rand een hond van angst. / Het is onze toestand, heel precies, / gezien door Goya's hand.’ Maar het is, waarschijnlijk niet toevallig, wel een muurschildering die Goya ooit maakte in zijn eigen woning, niet bedoeld om tentoon te stellen.
In de (echte) buitenwereld leest de lezer onder meer over Polen, zomer 1941 en zomer 2011, de spanningen in Palestina, over ‘Na Auschwitz’, over de ontwikkelingen in Congo. Dit laatste in de afdeling ‘Een schitterend land’, waarin het eerste gedicht de ‘Beschaving’ ferm relativeert: ‘De grootste plaag is de beschaving’, enkele regels verder verduidelijkt tot ‘de dictatuur // van de beschaving is de grootste plaag’.
Wat weinig verandert en de bundel een stevige eenheid verleent, is Ducals manier van schrijven. Zijn observaties, zijn meningen worden tot poëzie. Een poëzie die niet wegvloeit in goedkoop en gemakkelijk fastfood voor de snelle lezer. Ducal is geen dichter, geen ‘overloper die ons in de taal wil omhelzen’(uit ‘Heemkunde’). Omhelzen? ‘De moeder van de poëzie is de verveling’, schrijft hij in ‘Zo begint het’, maar zo vervolgt een ander gedicht (‘Ooit’): ‘er is poëzie op komst en zij geneest.’ Het gaat te ver (al is het een studie waard) alle regels aan te halen waarin Ducal iets zegt over woorden, taal, schrijven, poëzie, gedichten, lezen en (onzuivere) lyriek, maar dat zijn werk behalve over een binnenwereld en over een buitenwereld blijft gaan over de dichtkunst zelf, is duidelijk. Een uitstekende bundel. [Gerard Berends]
T. van Deel
Charles Ducal (Leuven, 1952) is een vormbewuste, zeer verstaanbare dichter die zich wil uitspreken over algemeen menselijke thema’s zoals de relatie tussen ouders en kinderen, het voortgaan van de tijd, het vertrek van het platteland, de invloed van een politieke situatie, en zo voort. De behandeling hiervan ligt deels op het anekdotische, deels op het muzikaal-poëtische vlak. De knap doorgecomponeerde bundel, onderverdeeld in acht afdelingen, begint met het ouderlijk huis en het kind daarin; gaat vervolgens over op de lokale situering, het platteland; vervolgens wordt afscheid genomen van de ouders, de doden; dan komt de schooltijd aan bod, in ruime zin, met de leermeesters en de tocht naar de buitenwereld. De deur wordt als het ware opengezet naar de wereld, met al haar weedom, zoals de geschiedenis van de Jodenvervolging in WO II. Hoe het verder ging ‘Na Auschwitz’ komt in de zevende afdeling ter sprake, waarna in de afronding de deur wordt opengezet naar de Congo (geschreven naar aanleiding van vijftig jaar Congolese onafhankelijkheid). Deze het hele leven omvattende spanningsboog maakt de bundel tot een bewonderenswaardig, rijk arsenaal van dichterlijke contemplaties, altijd plastisch voorzien van beelden uit de realiteit.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.