Jaargetijden
Bernard Dewulf
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas Contact, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12187 |
Dirk Leyman
ob/kt/06 o
Bernard Dewulf mag zichzelf graag omschrijven als dichter, chroniqueur en columnist. Toch is de winnaar van de Libris Literatuurprijs 2010 in eerste instantie een kijker: een aandachtige, alziende en vooral onvermoeibare kijker. In zijn nieuwe essaybundel Verstrooiingen, niet toevallig ondertiteld 'kijken en zien', beoefent hij deze discipline opnieuw met hartstocht én met traagheid.
Het boek sluit naadloos aan bij Bijlichtingen (2001) en Naderingen (2007), waarin hij op schrandere en onbevangen wijze schilders en kunstenaars tegemoet trad, met bijvoorbeeld een eersteplansrol voor Thierry De Cordier, Edward Hopper en Léon Spilliaert.
In Verstrooiingen heeft Dewulf zijn actieradius drastisch uitgebreid, zijn blik als het ware verruimd. En dat geeft meer lichtheid aan zijn essays. De zwaarmoedigheid is enigszins aan banden gelegd, de zoete melancholie draaglijker. Er sluipt meer humor - van de subtiele soort - in zijn geschriften. Naast de kunst krijgen het stokpaardje erotiek en de persoonlijke bespiegeling meer ruimte. Verstrooiingen handelt zowel over de peintre maudit als over het alaam van de schilder, maar bestrijkt ook fotografie en de immer aanwezige, gekoesterde Noordzee, die zelfs in dagboekaantekeningen wordt gevat.
In een fel en licht polemisch essay onderbouwt Dewulf zijn pleidooi voor "de wijdere blik", wars van de kunstkenners en hun territoriumdrift: "Weinig zo deprimerend voor die kunst als vacuüm getrokken te worden in één register. En dan op een transportband gelegd te worden die maar ronddraait en telkens weer dezelfde consumenten bedient."
Hoerenloper
Voor Dewulf - in navolging van zijn Nederlandse leermeester-essayist K. Schippers - bevindt de kunst zich midden in het gewone leven: "Het kunstwerk ademt in mijn bestaan. In mijn dagelijks bestaan. Het is niet iets die dat zich in een quarantaine bevindt, waar ik het achter glas af en toe mag zien. (...) Het is iets dat tot mijn leefwereld behoort." Zo verschaft Dewulf zichzelf het etiket "hoerenloper van het dagelijkse" en mijmert hij over de romantiek van de schrijver die schilder had willen zijn.
En dan gaat hij aan de slag. Met het oeuvre van fotografen als Gert Jochems, Dirk Braeckman en "het lichte onheil" in de schrijversfoto's van Alexandra Cool. Dewulf bestudeert de getekende vrouwen van Jan De Maesschalk en het ruwe vlees van schilder Lucian Freud ("een soort toonladder tussen barmhartigheid en ongenadigheid"). Hij dompelt zich compleet onder in de wereld van Gerhard Richter en "zijn noodzakelijke strategie van de 'onverschilligheid'". Wat betekent zijn uitgangspunt om met foto's te werken en die te 'vervagen'? "Zoals bekend maskeert onverschilligheid wel eens een gevoeligheid die zich liever niet wil laten kennen."
Vrouw van fotopapier
Ontzag wekt de bijna volmaakte bespiegeling over het beruchte en raadselachtige schilderij L'origine du monde van Gustave Courbet, dat frontaal een vrouwengeslacht toont. Dewulfs research is voorbeeldig én de vraag wie geposeerd heeft voor dit openhartige beeld, spit hij grondig uit. Om te concluderen dat Courbet wellicht "een erg geduldig model heeft gebruikt" en geen van vlees en bloed: "een vrouw van fotopapier".
Meermaals bewijst Dewulf hoe bedreven hij is in het registreren van zinnelijkheid. Zeer geestig is zijn rêverie over de 'cleavage', naar aanleiding van de beroemde foto van Joe Shere uit 1958 waarop Sophia Loren jaloers naar de voluptueuze, uitpuilende boezem van collega Jayne Mansfield gluurt. Het mondt uit in een taalqueeste naar de finesses van decolleté en boezemkuil. In een ander essay (waar Edward Hopper weer opduikt) komt hij tot de vaststelling dat het geheugen de meest onderschatte bron van lust is: "Zonder dat geheugen is de zinnelijke begeerte tot zieligheid en zielloosheid gedoemd. Het verlangen naar een lichaam is de opwekking van herinnering."
Verstrooiingen is een bundel om lang in rond te drentelen. Aarzelend lezen is de boodschap. Omdat je proeft hoeveel tijd en engelengeduld er is geslopen in deze essays en beschouwingen, tot elk woord onwrikbaar op de juiste plaats staat.
Jan Desloover
te/ep/14 s
Wij zijn veel minder scherpe waarnemers dan we aannemen. Er zijn wetenschappelijke experimenten die dat illustreren - denk aan het beroemde Youtube-filmpje met de basketbalspelers en de gorilla. Er zijn ook leeservaringen die het je doen beseffen.Kleine dagen (2009) van Bernard Dewulf is er zo eentje. In die bundel, bekroond met de Libris Literatuurprijs, ging de schrijver-dichter-columnist aan de slag met wat, zoals hij het zelf omschreef, 'dicht bij mij is'. Zijn kinderen, zijn huis; de klanken, gestes en rituelen binnen zijn gezin. Ze zijn 'dicht bij' heel velen onder ons en ze betekenen voor ons evenveel als voor Dewulf, alleen ziet hij er veel meer in, en vindt hij bovendien woorden die ze uit hun vanzelfsprekendheid tillen, hun schoonheid en fragiliteit voelbaar maken.
In zijn nieuwe bundel,Verstrooiingen, gaat het ook over kijken en zien - de twee werkwoorden staan zelfs in de ondertitel. Dit keer richt Dewulf zijn blik voornamelijk op schilderijen, tekeningen, boeken, foto's. Ook zaken waarbij vrij velen onder ons wel eens iets voelen. Vaak iets van het onbestemde soort: vraag asjeblieft niet wát dat schilderij nu precies zo donker maakt, of waaróm dat beeld zo opwindt.
Dewulf begeeft zich hier op dichter bevolkt terrein: er worden heelder bibliotheken volgeschreven met interpretaties van en mijmeringen over kunstwerken. Maar daar zit het hem nu net. Dewulf heeft veel van die beschouwingen gelezen, en al te vaak lieten ze hem onbevredigd achter. 'Al waren het soms vrij moeilijke teksten, als ik mijn best deed, begreep ik ze wel. Het probleem was dus niet dat ik niet doorhad wat er stond, het probleem was dat ik vaak zo weinig 'zag'. Dat verbaasde me allengs meer: hoe men over bééldende kunst kon schrijven alsof het over iets niet-beeldends ging.'
'Op een dag heb ik het dan maar zelf geprobeerd', schrijft Dewulf. Hij dacht dus dat hij het beter kon. Is dat zo? Het gaat in deze natuurlijk over smaken en kleuren, maar het valt niet te betwisten dat Dewulf ook hier een heel eigen stem heeft. Ze is het resultaat van een grenzeloze fascinatie en eerbied voor wat een beeldend kunstenaar creëert en hoe hij dat doet; van een lange, intense kennismaking met de kunst waarover hij iets wil zeggen; en van de zelfopgelegde eis om over dat alles zinnig, helder en doorvoeld te communiceren.
Hooghartige meeuwen
Dewulf laat zijn licht over meer dan één gigant schijnen. Bij Gerhard Richter gaat hij onder meer in opBetty, een portret van diens jongste dochter uit 1988. De eeuwige aantrekkingskracht van dat werk zit grotendeels in haar houding. Maar wat ís er precies mee? Dewulf schrijft dat ze 'zich ostentatief wegdraait van de kijker, in een dwarse wrong, om te kijken naar een grijs werk van haar vader. Het doek is zo geschilderd dat het meisje ogenblikkelijk terug zou kunnen kijken, terwijl ze dat nooit zal doen. Precies in de minieme tijd tussen weg- en terugkijken heeft Richter een even verschrikkelijk als prachtig moment gevat van diepe melancholie. Van een vaderlijke liefde én angst, die even persoonlijk als universeel is.' Daar komen wij een heel eind mee.
De schrijver staat ook stil bij Lucian Freud en James Ensor, bij Gustave Courbet, Edward Hopper, Howard Hodgkin, Jan De Maesschalck, bij Dirk Braeckman en Gert Jochems. Maar het moet niet allemaal Kunst zijn. Het stukje 'Boezemkloof' danken we aan Dewulfs kennismaking met de bekendste foto van wijlen Joe Shere. Sophia Loren en Jayne Mansfield, naast elkaar op een diner in 1958. 'De eerste is geboekstaafd als een beeld van een vrouw en een onvergetelijke actrice, de tweede vooral als een onvergetelijk lustobject.' Mansfields boezem floept net niet uit haar galajurk. In zijn foto vangt Shere een onbewaakt moment: even loert Loren 'naar de weelde' van het sekssymbool. Dewulf zet eerst een boompje op over de 'verschillende blikken' die in dat loeren zitten. Daarna windt de taalliefhebber in hem zich lichtelijk doch omstandig op over het feit dat het Nederlands geen goeie vertaling van het Engelse 'cleavage' heeft. Vermakelijk.
Allerminst vermakelijk, zelfs zeer storend en volstrekt onbegrijpelijk is dat een boek waarin het vaak gaat over het 'spel met tonen', over schakeringen, tinten en 'gloedvolle kleuren', alleen kleine, laagkwalitatieve zwart-witreproducties toont. Vijftig tinten grijs, daarmee moeten we het doen. Een beslissing die de productiekosten heeft gedrukt, maar ook Dewulfs doorwrochte bespiegelingen aan kracht doet inboeten. Doodzonde.
Maar een eind voorbij halfweg ebt de ergernis daarover weg. Dan schrijft Dewulf niet meer over kunstenaars en hun werk, maar over Oostende en de zee, over hooghartige meeuwen en trekvogels, over op het strand liggen, over vaders en zonen. Hij schrijft ook een stukje 'Voor Wout', over Wout Xander Aaron, de baby die in oktober 2007 op het strand van Oostende werd gevonden. Naakt en levenloos. Vijf dagen oud. Het is een prachtige, zij het haast ondraaglijke hommage aan een onbegonnen leven. We krijgen ze niet uit onze gedachten.
DE AUTEUR: columnist voor 'De Standaard', dramaturg bij NTGent, stadsdichter van Antwerpen.
HET BOEK: kijken naar kunst en wat ons verder omringt.
ONS OORDEEL: zinnig, helder en doorvoeld, een heel eigen stem.
31/12/2012
Een vreemde titel heeft deze bundel essays over kunst en leven gekregen, waarbij niet meteen duidelijk is welke betekenis van ‘verstrooiing’ hier actief is. In ieder geval zijn het meer dan ontspannende stukjes: ondanks Dewulfs lichte, speelse manier van schrijven hebben ze best wel diepgang. Afdwalingen van de geest? Dat klopt, op voorwaarde dat je er geen ‘verstrooidheid’ in ziet, maar het tegendeel: volgehouden aandacht. Waarom dan het achteloze van de titel? Misschien omdat de auteur beseft zich met zijn manier van kijken en zien in de marge te begeven. Om te beginnen in de marge van de kunstkritiek. Het lange opstel ‘De wijdere blik’ is een bedachtzame verantwoording waarom en hoe hij over beeldende kunst schrijft, wetend dat hij met dat schrijven ingaat tegen de clichés van de dag en het gebruikelijke vakjargon. Hij pleit voor een open kijken, zonder agenda, wil kunst uit een ‘te beklemmende, amechtige, zelfbevredigende context’ halen en in één beweging én micro- én macroscopisch kunnen lezen en kijken.
In zijn soms korte essays over kunstenaars als Dirk Braeckman, Alexandra Cool, Jan De Maesschalk, Karel Dierickx, Lucian Freud, Howard Hodgkin, Marc Maet en Gerhard Richter kijkt hij tegelijk heel opmerkzaam naar hoe ze fotograferen en schilderen (de materie van het werk, de vormgeving) als naar wat ze met hun beelden oproepen (de voorstelling) en welke visie hij daarin ontdekt. In die visie is geen plaats voor een scheiding tussen kunst en leven. ‘Johan Tahon heeft een beeld gemaakt als een langgerekte vraag — zoals wel meer van zijn beelden dat zijn. Ik denk dat zulke vragen nodig zijn, ik zie te veel mensen die geen vragen meer dulden. Ze weten het allang allemaal. ‘ Zo is het ook geen toeval dat sommige essays in deze afdeling bijvoorbeeld beginnen over de hoofdzonden en uitmonden in een inlevende beschrijving van Ensors De oestereetster of met de overrompelende opsomming van hoe intens de Noor Petter Hegre zijn vrouw fotografeert om dan door te stoten tot de vraag wat intimiteit is en of die niet verdwijnt zodra zij publiek wordt. Erotiek vormt overigens, naast aandacht, een tweede rode draad in ‘Verstrooiingen’; de afdeling bevat zelfs een erotisch verhaal, de geschiedenis van Courbets L’origine du monde en een oppervlakkig badinerende beschouwing over het decolleté.
De minder omvangrijke afdelingen ‘Zeedrift’ en ‘Bestemmingen’ zijn autobiografischer. Mooie aantekeningen over Oostende buiten het toeristisch seizoen, ‘een spiegelpaleis van hoog- en deemoed, deze stad’. Miniatuurtjes over zitten op de bank in de bocht en oud worden, de terugkeer van zijn vader naar diens West-Vlaamse roots (‘Keddekewere’). Gaandeweg komt er het thema ‘vergankelijkheid’ bij, zelfrelativering ook van de vader die Dewulf intussen zelf is. Het zijn epifanieën van iets groots in het kleine ‘alledaagse’: ‘Op de terugweg viel mijn oog op de sterren. Iets knipoogde er miljarden jaren terug naar iets dat op een avond in een eeuw om de hoek zijn sigaretten was gaan halen en nu als een wandelende seconde langs de huizen van zijn straat liep.’ Ondanks af en toe voorspelbare stijltics toont Bernard Dewulf zich in het combineren van actief kijken en passief, maar tot inzicht openbloeiend zien een ‘kleine’ meester. [Erik de Smedt]
T. van Deel
Over beeldende kunst schrijven meestal vaklieden, kunstcritici of –historici, maar zo nu en dan staan er ook schrijvers en dichters op die over kunst willen meepraten. In Nederland is K. Schippers een uitnemend voorbeeld; in Vlaanderen is het Bernard Dewulf, die zich trouwens duidelijk schatplichtig betoont aan Schippers, maar toch een heel eigen stem heeft. Zijn bundel essays en verhalen ‘Verstrooiingen’ gaat inderdaad ‘Over kijken en zien’: wie goed kijkt, gaat iets zien, iets dat van tevoren niet vastligt, maar tot stand komt in de interactie de kijker en het kunstwerk, de foto, het beeld etc. Dewulf is zich daarnaast ten volle van bewust dat het ‘zien’ ten slotte zich laat kennen in het schrijven. Dat maakt hem ook verwant aan Schippers en zorgt ervoor dat hij zich niet, zoals veel kunstbeschouwers, hoeft te verplichten aan een kunstopvatting of een theorie. Hij is een vrije beschouwer, een echte schrijver-over-kunst. Het boek wemelt van de verrassingen, het gaat veel over licht, over het lichaam, over zinnelijkheid, over kleinigheden die van doorslaggevend belang blijken. Over Spilliaert, Ensor, Claus, maar ook over Courbet (een prachtig stuk over L’Origine du monde), het décolleté , Lucien Freud, Valéry, Gerhard Richter en nog heel veel meer. Een rijk boek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.