Jaargetijden
Bernard Dewulf
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : DEWU |
Rudi Laermans
ua/an/23 j
Bernard Dewulf geniet faam als dichter, maar is wellicht bekender als kunstbeschouwer en columnist (onder meer in deze krant). Zijn essays bundelt hij in boeken met een titel van één woord dat steevast eindigt op '-ingen'. Na onder meer Naderingen en Verstrooiingen is er nu Tuimelingen. Continuïteit zit er eveneens in de onderwerpen. Dewulf mijmert over wat hem zoal bezighoudt in het leven, zoals eenzaamheid, verlangen of de ondoorgrondelijkheid van geliefden en dingen. De thema's resoneren: vaak weerklinkt weemoed.
Ook de essays over schilderkunst tekenen met woorden gedachtencirkels rond een handvol thema's. Dewulf is bovenal gefascineerd door de poging om het licht in verf te vangen, de voorwaarde van alle zien ook te zien te geven door te spelen met subtiele kleurschakeringen of botte slagschaduwen. Bonnard, Degas, Hopper of Richter zijn dus niet toevallig favoriete artiesten.
De kunst van het associëren
Net als zijn poëzie is Dewulfs essayistiek doortrokken van sensibiliteit: lichamelijke ervaringen voeden zijn denken en schrijven. Zinnelijkheid geef je zin door ze te draperen met zinnen, zo luidt het motto van het “ik” dat Dewulf gedurig ten tonele voert. Tussen de woorden en de dingen, taal en zintuiglijkheid, gaapt echter een nimmer te dichten kloof. Dat klinkt postmodern, maar voor Dewulf is het geen reden tot ironie maar melancholie.
Indrukken komen en gaan; net zo buitelen in Dewulfs essays de gedachten over elkaar heen in meestal kortaangebonden zinnen. Associatie is de regel, argumentatie de uitzondering. De invallen volgen elkaar in hoog tempo op, waarna de denksprint even stopt vooraleer een nieuwe wedloop begint. Evengoed wordt het associëren - Dewulf heeft het over 'hersenspinsels' en 'oefeningen in het luchtledige' - aangevuurd door woordspelingen. Taal en denken vormen twee zijden van eenzelfde munt in deze meanderende essayistiek.
Op een paar terloopse verwijzingen naar Schopenhauer of Nietzsche na, blijft Dewulf bewust staan op de drempel van de boekenwijsheid of de theoretische rede. Doorslaggevend is 'de smaak van het weten' (ik knipoog naar Roland Barthes), de uiteindelijk vergeefse poging om ervaringen in woorden te vatten. Deze sisyfusarbeid staat in het teken van het zoeken naar nog een trefzekerder formulering meer. Regelmatig levert dat een mooie taalvondst op. Zoals 'stolpstilte': een schilderij vangt het licht op, maar is geluidsdicht.
Soms vervalt het talige cirkelen in puntloos gemijmer. Maar schrappen zou moeilijk zijn. Dewulf rijgt zijn korte zinnetjes aaneen als een volleerd kralenmaker. Al is componist wellicht het betere woord. Het weloverwogen ritme waarmee hij zin na gedachte afvuurt, verandert ieder essay in een afwisseling van uiteenlopend getoonzette melodieën. In die uitgesproken tempo- en klankgevoeligheid toont zich uiteraard de dichter. Dewulfs essays zijn als fuga's wier voleindiging nu en dan om inhoudelijk overbodige noten vraagt.
Conservatief?
Tuimelingen heeft iets van flessenpost uit een voorbije tijd door de nadruk op aandacht, vertraging, het belang van kleine gebaren. In deze conservatief aandoende houding schuilt een nukkig protest tegen de rumoerige, hyperkinetische wereld van vandaag. Dewulf neemt de tijd om te kijken of te voelen en zo een door ervaring beleerd geheugen op te bouwen. Die memorie is zijn bibliotheek en de humus van zijn schrijven.
In een van de essays valt het woord soevereiniteit. Wellicht past deze uitdrukking nog het beste bij Dewulfs eenzelvige manier van kijken en ervaren. Dat zijn smaak soms discutabel is, geeft hij grif toe. Zijn eigen fascinatie en die van ontelbare schilders voor het naakte vrouwelijke lichaam getuigt, jawel, van 'de mannelijke blik'. Ter vergoelijking schrijft hij dat het de schilder vooral om het spel met verf en licht is te doen, en het model daarbij de dans leidt. In deze verdedigingslinie tonen zich de grenzen van Dewulfs essayistiek. De focus op de eigen ervaring zit een bredere kijk in de weg, een die ook oog heeft voor de sociale condities van wat persoonlijk aanvoelt. Zoals genderongelijkheid of white privilege: de deconstructie van de kunstcanon heeft aan Dewulf geen klant.
In het laatste deel, 'Kroniek van het kijken', laten nieuwsfoto's wél mondjesmaat de actualiteit binnensijpelen. Iedere foto vormt de opmaat tot een korte beschouwing waarin Dewulf die thematisch of stilistisch binnen de kunstgeschiedenis situeert. Helaas moeten we het zonder afbeeldingen stellen: te duur allicht? Ik mis daarnaast een namenregister en een verantwoording: waar en wanneer werden deze teksten voor het eerst gepubliceerd?
In het slotluik kantelt de soevereine blik geregeld in de richting van een wereldvreemd estheticisme. Bij een foto van de ontruiming van het beruchte tentenkamp in Calais treft Dewulf het zeilblauw van de vele tentjes: 'Vermoedelijk heeft geen enkele vluchteling in Calais ooit gedacht, wat leven wij hier in een prachtig blauw. Maar dat neemt niet weg dat iemand het moest zien, hoe al dat blauw schitterde in al die grauwe ellende.' Dewulf borduurt verder op die kleur en belandt zo bij Yves Klein. Of neem de camerabeelden na de terroristische aanslag in Zaventem: zij inspireren hem tot enkele bespiegelingen over wazigheid in het werk van Richter.
Zelfs bij een vreselijke foto geniet Dewulf het beeld-als-beeld, de schoonheid in de gruwel. Dat pendelen tussen esthetische fascinatie en morele huivering vertroebelt enigszins zijn kijk op het eigene van krantenfoto's. Voor alles zijn dat documenten, afbeeldingen eerder dan beelden: hun realiteitswaarde primeert. De esthetische blik neutraliseert die inhoud. Dat is niet niks bij harde foto's. Wat win je er trouwens mee om journalistieke beelden te becommentariëren vanuit kunstige voorstellingen? Alle fetisjisme is een vergeten, zo las ik ooit. Het geldt al helemaal voor het esthetisch fetisjisme: het veronachtzaamt de gruwel in de schoonheid.
Atlas, 256 blz., 22,99 €.
O.W. Dubois
Schrijvers kunnen op originele wijze naar de wereld en haar verschijnselen kijken. Zo ook de Vlaamse auteur Dewulf die naast veelal kunstbeschouwingen ook poëzie en toneelteksten schrijft. In deze bundel vinden we evenzeer verrassende als erudiete beschouwingen over gevoelens als, onder meer, eenzaamheid en verlangen. Eveneens mooie beschouwingen zijn die over schilders als Johannes Vermeer (1632-1675) en Pierre Bonnard (1867-1947) en de tegelijkertijd lichtvoetige en erudiete essays over onderwerpen als 'Naakt in de kunst', 'Stilte in de kunst' en de mannelijke blik. Heel mooi is wel het opstel over wat hij noemt de even eeuwige als dagelijkse drie-eenheid: vrouw, licht, kamer (raam) bij Vermeer en Edward Hopper; voor menige lezer vermoedelijk een kleine openbaring. Boeiend zijn de tientallen korte beschouwingen over meer of minder actuele onderwerpen, veelal aan de kunst ontleend. Een originele bundel die vele uren leesgenot geeft. Voor de lezers die graag verrast willen worden en met andere ogen naar de wereld en haar verschijnselen willen kijken.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.