Levenshonger : roman
Marie Kessels
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12803 |
15/09/2012
De nieuwe roman van Marie Kessels is er een om vast te nemen en te verscheuren in duizend stukken, om vervolgens uit de restjes papier een nieuw vel te scheppen. Maar dat zou allicht zonde zijn. Wie zoals gebruikelijk gewoon de tekst leest, kan dit vernietigings- en scheppingsproces namelijk even tastbaar ervaren. Zo niet nog veel intenser, door de extreem zintuiglijke schrijfstijl, die inmiddels het handelsmerk van de schrijfster is geworden. Ilse, de ik-vertelster uit Het lichtatelier, heeft zich in haar atelier teruggetrokken om papier te scheppen uit brandnetelvezels en oud papier. Dat proces wordt door Kessels heel minutieus en (letterlijk) in geuren en kleuren beschreven. De kracht van haar stijl blijkt al meteen uit de eerste zin: ‘Adembenemend mooi is het in elkaar grijpen van de papiervezels in het schepraam, dat ik bijna met de soepele bewegingen van de ware papiermaker in de plastic bak met plantenpulp onderdompel […].’
Papierscheppen is voor Ilse een vorm van ‘rouwarbeid’: een soort therapie om terug grip te krijgen op haar (versteende) leven, maar ook een symbolische actie om haar overleden geliefde Edgar het eeuwige leven te schenken. Zo is het ‘scheppen’ van nieuw papier uit het pulp van oud papier een cyclisch proces van creatie en destructie, geboorte en dood. Een vers geschept vel is als een pasgeboren kind: ‘[…] daarna begint de zorg voor het nog wilde jonge leven, voor de nog natte vellen papier, die ingebakerd in katoenen lappen […] liggen te drogen.’ Daarnaast zet het routineuze handwerk ook een gelijkaardig proces in Ilses geest in gang. Herinneringen aan Edgar komen naar boven als ‘grove brokken’ waaruit een nieuw geheel moet worden gevormd. Op dezelfde manier moet ook de lezer uit de herinneringen van Ilse een beeld ‘scheppen’ van Edgar. Toch blijft het moeilijk om hoogte te krijgen van deze man van tegenstellingen: op het ene moment volledig in zichzelf gekeerd en op een ander moment uitgelaten als een ‘wildeman’. Maar juist uit de dynamiek van aantrekking en afstoting ontspringt Ilses liefde voor hem. Dezelfde tegenstrijdige gevoelens keren ook terug in haar relatie tot de geschepte vellen papier (die uiteraard Edgar verzinnebeelden). Zo heeft ze een voorliefde voor de misbaksels in plaats van de perfect geschepte vellen. ‘Wat is dit voor schoonheid, vroeg ik me af als ik de toch zo pijnlijk mislukte vellen papier weer eens liefkoosde zonder ook maar een ogenblik aanstoot te nemen aan hun scheve, golvende, kreupele gestalte.’
In het boek heffen tegengestelden elkaar eindeloos op: dood en leven, destructie en creatie, oud en nieuw, aantrekken en afstoten, deel en geheel, herinneren en vergeten… Op die manier krijgt de roman een levendige dynamiek en een cyclische structuur, waardoor naast het papierscheppen ook het schrijven de poging om eeuwig leven te scheppen kracht bijzet. Het lichtatelier straalt met andere woorden een enorme energie en wilskracht om te leven uit. Maar de lezer weze ook gewaarschuwd, want wat Ilse zegt over haar vellen, geldt ook voor dit boek: ‘Mijn kleuren brengen in een zo overvloedige mate leven voort dat ik er nét niet onder vermorzeld word.’ Je neemt Kessels’ zinnen daarom het best traag en met mate tot je. [Mieke Opstaele]
L.A.A. Kruse
Ilse (ca. 55) is diepbedroefd door de onverwachte dood van haar geliefde Edgar (ca. 65). Zijn dood (hersenbloeding) vernam ze pas toen ze haar schoenen poetste op een krant waarin ze zijn rouwadvertentie zag staan. Ze besluit haar huisje in te richten als een atelier en papier te scheppen uit brandnetelbladeren, vodden en oud papier. Door het scheppen van papier, haar rouwritueel, zoekend naar steeds nieuwe kleuren, kan ze herinneringen oproepen, hem tot ‘leven’ wekken. In korte, alternerende hoofdstukken rijst het beeld van hen en hun relatie op: zijn epilepsie, aversie voor ziekte en verval, werk als raadsheer bij het Paleis van Justitie en verblijf bij z’n bitse zus, haar werk in een antiquariaat en hun ‘paradijsje’ in de vrije natuur. Maar na anderhalf jaar dooft de extase uit, maakt ze haar huisje schoon en brengt haar papiercollectie naar een recyclingfabriek. Kessels (1954) schreef in een verstilde, sensuele, poëtische stijl een ontroerend logboek van rouw en wijst in de laatste hoofdstukken op het onbarmhartige tekortkomen van hoogmoedige, papierscheppende rouwverwerking. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.