Lagerwal : gedichten
Luuk Gruwez
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Arbeiderspers, cop. 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : GRUW |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Enkel raadpleegbaar |
De Arbeiderspers, cop. 2010 |
WEFLA MAGAZIJN : ENKEL NA MAGAZIJNAANVRAAG : GRUW |
Paul Demets
us/ug/11 a
Luuk Gruwez en Mark Insingel schrijven poëzie in een sterk uiteenlopend idioom, maar door de gedeelde fascinatie voor de eindigheid, hebben hun gedichten dezelfde urgentie.
De filosoof Hegel verwierp in de eerste helft van de negentiende eeuw het lelijke. Dat kon niets met kunst of poëzie te maken hebben. Kunst moest zich niet inlaten met het alledaagse en moest een hogere waarheid nastreven. Charles Baudelaire dacht daar enkele decennia later helemaal anders over: hij ging vooral na wat poëzie kon en moest zijn. En hij verlegde de grenzen van de poëzie door ook het niet-verhevene in zijn gedichten te brengen, bijvoorbeeld door zwervers en prostituees een plaats te geven.
Ook Luuk Gruwez maakt in zijn werk veel plaats voor het niet-verhevene, al zit er in zijn poëzie een hang naar het absolute. Maar de dikke mensen, juffrouw pipi, de Dominee Dood Andras Pandy of pakweg Oma Winnetou houden hem met beide voeten op de grond. Ze hebben van hem de romanticus van het alledaagse gemaakt. Middenin Garderobe, de bundel waarin Luuk Gruwez het substantieelste deel van zijn dichterlijke oeuvre tot nu toe samenbracht, staan deze regels: 'Overal ter wereld rapen kinderen de dingen op: een kiezelsteen, een knikker of een oude sok,/ het been van een vernielde pop./ Wat zou er hun toch overkomen/ zodra zij dat één keer vertikten?/ Dan zouden kinderen en dingen/ ermee ophouden zichzelf te zijn./ Pas later blijven zij liggen, de dingen./ Eindelijk dood.' Gruwez is als dichter iemand die het niet kan nalaten om op te rapen. Dat doet hij vooral met mensen, om hen voor de definitieve val in de vergetelheid te behoeden. Voor het hele vergankelijke heden creëert Gruwez een soort eeuwigheid, ook al beseft hij dat dit onmogelijk is. Maar het is te mooi om niet onder woorden gebracht te worden. De mensen die Gruwez in zijn poëzie verzamelt, worden een soort afsplitsingen van hem zelf. In dat opzicht is het motto dat ook in deze verzamelbundel aan de bundel Allemansgek voorafgaat, volgens mij essentieel om zijn drijfveren goed te begrijpen. Het is een citaat uit Het boek der rusteloosheid van Fernando Pessoa: "Mijn God, mijn God, wie woon ik bij? Hoevelen ben ik? Wie is ik? Wat is die tussenfase die er is tussen mijzelf en mij?" Je zou met de nodige verbeelding al die figuren die in zijn verschillende bundels opduiken afsplitsingen van hem zelf kunnen noemen. In die zin is het 'ik' dat we in Garderobe zien opduiken, steeds subtieler, want gecompliceerder en meerduidiger geworden dan in zijn vroegste werk van voor 1985, dat hij trouwens niet toevallig niet in Garderobe heeft opgenomen, en zelfs nog dan het 'ik' in de bundel De feestelijke verliezer, dat nog sterk autobiografisch is. Niet dat Gruwez mettertijd die autobiografische toets volledig afgezworen heeft, maar het lijkt erop dat hij zijn poëzie de volle ademruimte gegeven heeft door andere personages, of beter nog personae, maskers waarachter hij schuilgaat, ten tonele te voeren.
Gruwez is als dichter niet alleen een verzamelaar van mensen, maar ook van levensmomenten. In het gedicht 'Oma Winnetou' heeft Gruwez het over het beeld waarmee wij haar het best zouden herinneren: 'Geen bed met kaars, geen blos, geen kierewiete kop./ Nee, zet er dan haar Chevrolet maar op:/ dat geeft die uitvaart flink wat vaart.// Of willen wij tot elke prijs/ het meisje dat een musje werd,/ die stijve grijze vederdos van bijna negentig,/ een uitgemergelde Apache/ bijeengescharreld in een nachtjapon/ - de ogen weifelend, vol heinde en verre,/ wachtend op een eeuwig jachtveld.' En hij concludeert: 'Hier waar het telkens nu is,/ moeten wij verzamelen, niets dan verzamelen./ Wij moeten verzamelen om te mogen vergeten.' Met die nuttige en tegelijk nutteloze taak moet de dichter zich bezighouden. In het titelgedicht uit de bundel Allemansgek lezen we: ''Wie kruipt er in mijn ik?' vraagt Allemansgek.// 'Schnell. Schnell. Kom allemaal. Bemachtig mij./ Bevrijd mij van mij. Wees mij. En vergeet mij.'' De dichter is dus niet alleen iemand die graag van zichzelf wil loskomen door andere ikken te worden, maar die ook beseft dat dit niet kan en die zijn eigen identiteit dus als een hindernis ziet. En van zichzelf af wil.
In de recentste bundels zijn trouwens hier en daar beschouwingen van Gruwez over het dichterschap te vinden. Gruwez laat zich daarin vooral zien als een dichter die gefascineerd is door het lichamelijke van de taal. Hij is daarmee niet alleen de romanticus van het alledaagse, maar ook van het vleselijke. Maar hij relativeert het dichterschap sterk, al blijkt uit de hele Garderobe hoe ernstig hij het wel neemt. Gruwez heeft trouwens een behoorlijk aantal gedichten voor Garderobe geretoucheerd, zodat Garderobe als geheel bijna een nieuwe bundel is geworden. Alleen dat al maakt het de moeite om deze verzamelbundel aan te schaffen. Gedichten zijn nooit af voor deze perfectionist van het onvolmaakte. In 'Ars amandi' uit de bundel Dieven en geliefden laat hij weliswaar zien dat dichters niet boven de medemensen verheven zijn: 'Kletsers, kwebbels, blunders van God./ Red ons, red ons van de dichters./ Zij morsen liefde voor één vers/ waarin het altijd nu moet zijn.' En in 'Aan een collega' uit de recentste bundel Lagerwal maakt hij duidelijk dat de poëzie een noodzakelijk kwaad is: 'Wij mogen dan wel in een zuiderse patio liggen,/ er fanatiek naar strevend onder een zwijgzame/ sterrenhemel gelukzalig niets en niemand te zijn,/ maar zelfs dan komt zij langs, de poëzie, la poesía,/ met het bon chic, bon genre van een tettertrien.'
Fascinatie voor de cirkel
Mark Insingel debuteerde net als Luuk Gruwez, maar dan twee decennia eerder, met romantische poëzie, gesitueerd in een dromerig universum. Vanaf de bundel Perpetuum mobile (1969) ontstond een geschikte vorm voor zijn poëzie, die autonomistischer geworden was. Zijn gedichten werden taallichamen, sterke voorbeelden van concrete poëzie. Het belijdeniskarakter viel weg en Insingel ontwikkelde een fascinatie voor de cirkel, die al blijkt uit zijn pseudoniem Insingel: het gesloten circuit waarin de ik-figuur gevangen zit, maar ook de levenscyclus. Daardoor bouwde Insingel aan een heel markant oeuvre in de Vlaamse poëzie, dat te lang onopgemerkt gebleven is. Alleen de dood kan paradoxaal genoeg een bevrijding uit de cirkel vormen. Nu Insingel 75 is geworden, komt het levenseinde natuurlijk dichterbij, maar de dichter viert het leven en zijn dichterschap twee dingen die hij tot de jaren negentig liever niet met elkaar in verband bracht - met een beklijvende nieuwe bundel: Lang leven. De cirkel is dus nog niet gebroken. En zijn idioom getuigt nog steeds van de 'insingeling', door de spiegeling in de semantische structuur. Zo ontstaat er een grote interne consistentie, als een bezwering, maar ook als aanvaarding van de vergankelijkheid: 'De steen die zo zwaar is/ dat niets hem beweegt/ is de plaats.// De steen die zo licht is/ dat alles hem beweegt/ is de tijd.// De steen die rolt en rolt/ en uit het zicht verdwijnt-/ dat ben ik.'
Toon Horsten
te/ep/03 s
Gruwez heeft het over de confrontatie met de eindigheid
Ik was 15 en voor het eerst alleen in de stad. Een zeldzaam gevoel van vrijheid - en de vaste overtuiging om er volop van te genieten - begeleidde mij bij al mijn stappen. Boekhandels werden bezocht, er werd wat onwennig rondgekeken op pleinen en plantsoenen, onderwijl de aankopen van de dag aan een vergelijkend warenonderzoek onderwerpend. Tot mijn oog in het cultuurcentrum om de hoek op een aankondiging van een tentoonstelling viel. Een expo die als titel had meegekregen: 'Over borsten'.
Nu was dat een onderwerp dat mij niet geheel onverschillig liet. Al beleed ik mijn voorliefde voor de materie een stuk minder openlijk dan het geval was met Godfried Bomans, Bob Marley of Kuifje. Het was duidelijk dat deze tentoonstelling onverwijld moest worden bezocht.
'Over borsten' bracht niet wat ik ervan had verwacht. Ja hoor, de titel zei precies waar het over ging. Over borsten. De invulling stemde evenwel niet overeen met mijn nogal puberale verwachtingen. Maar uitgerekend daar, middenin uiteenzettingen over klieren en melkproductie, alles op kleurrijke wijze aanschouwelijk gemaakt, sloeg de bliksem in. Op een van de panelen stond namelijk een gedicht. Een gedicht dat insloeg als een meteoriet, al begreep ik aanvankelijk de titel niet meteen. 'Bij een ablatie' heette het, en eronder stond de naam van een dichter: K. Jonckheere.
'Onwennig talm ik om mijn rechterhand/ geschulpt om je linkerborst te leggen./ Gebaar reeds sedert veertig jaar vertrouwd/ en dat je lieve mond nooit nee deed zeggen', begon het. 'Wat vroeger teder welven was is weg,/ een vriend heeft het weemoedig uitgesneden,/ je bloost en houdt je lippen afgewend,/ nooit hebben ogen elkaar zo gemeden./ Vrees niet, voel jij je armer, ik blijf rijk,/ je dient wat ijlte werd niet te verstoppen,/ ik weet, het enige wat altijd telt,/je hart veel dichter bij het mijne kloppen.'
Nog nooit had ik zoiets moois gelezen over iets wat zo geweldig lelijk was. Ik schreef het gedicht over. Het had onder meer tot gevolg dat ik alle boeken van K. (Karel, zo bleek ) Jonckheere die ik kon vinden gretig tot mij nam. Dat viel tegen. Vooral in zijn proza en in zijn beschouwingen ontpopte de man zich nogal vaak tot een blaaskaak. Zijn poëzie was ook nogal ongelijk, al zou iemand met kennis van zaken er wel een prachtige bundel van dertig stuks uit kunnen samenstellen. Dat ene gedicht, 'Bij een ablatie', vind ik nog steeds prachtig.
TESTAMENT
Heel vaak wanneer ik de poëzie van Luuk Gruwez lees, denk ik aan Karel Jonckheere. Vooral aan dat ene gedicht. In zijn gedichten doet Luuk Gruwez namelijk dikwijls wat Jonckheere in dat ene gedicht zo goed gelukt is: over iets vreselijk lelijks iets vreselijk moois maken. Gruwez heeft bovendien het voordeel dat hij een veel groter, consistenter dichter is dan Jonckheere. Ook Gruwez schrijft proza, dat ik graag lees bovendien, maar als dichter is hij zondermeer geweldig.
Voor Garderobe zette hij het mes in de tien dichtbundels die hij tot vandaag geschreven heeft, om over te houden wat naar zijn aanvoelen verdient de tand des tijds te doorstaan. (In 1996 maakte hij met Bandeloze gedichten al een soortgelijke selectie uit eigen werk.) Opvallend is dat de eerste twaalf jaren van zijn productie (de periode 1973-1985) integraal gesneuveld zijn.
'Ik ben er oprecht van overtuigd dat iedereen, zolang hij nog over de meeste van zijn geestelijke vermogens beschikt, het recht heeft zijn testament te wijzigen', zegt hij daarover.
Waarover heeft Gruwez het in zijn gedichten? Over de vergankelijkheid, het verstrijken van de tijd, over de confrontatie van de mens met zijn eindigheid en die van de mensen die hij graag ziet, en hoe dat laatste nog veel meer pijn kan doen dan het eerste.
Geen vrolijk universum, maar zwart wordt het nergens. Daarvoor formuleert Gruwez te helder, met te veel humor en zelfrelativering, zonder al te veel ironie, en nergens vervalt hij in sentimentaliteit. Daarvoor is zijn beeldspraak te origineel, zijn stijl te persoonlijk, en zijn heen en weer springen tussen taalregisters te oorspronkelijk.
Misschien zou een buitenstaander als samensteller hier en daar een iets scherper mes hebben gehanteerd (ik heb bijvoorbeeld weinig met de opgenomen prozagedichten), maar in zijn geheel is Garderobe een indrukwekkende verzameling van een van onze grootste dichters. Gruwez' poëzie is tegelijkertijd persoonlijk en toegankelijk, eigentijds maar toch voortbordurend op de traditie, en vooral: ze is vaak erg mooi. Ook al heeft Gruwez het in de regel over geweldig lelijke dingen.
DE AUTEUR: een van onze beste dichters.
HET BOEK: selectie uit eigen werk.
ONS OORDEEL: geweldig.
Philip Hoorne
us/ug/11 a
De cover toont een paar luchtige zomerjurkjes aan ijzeren kapstokken. Een garderobe is naast een private kleerkast ook een ruimte van een gebouw waar bezoekers hun jas tijdelijk in bewaring kunnen geven. Meestal wordt die zorg toevertrouwd aan een dametje, dat zich onopvallend en anoniem van haar taak kwijt. Zo'n ' spichtig wicht met paardenstaart ' staat centraal in het gedicht 'Theater'. Ze ' is verliefd op overjassen / waaruit de dikke heren zijn verdwenen. ' Gaandeweg verlegt de focus zich van de vestiaire naar het eenzame leven van de garderobejuffrouw ' die alleen maar met haar kussen vrijt '. Behalve de erotiek komt ook de dood, dat andere hoofdthema in Gruwezs werk, aan bod: ' Aan kleerhangers is ieder even groot, / is iedereen gelijk als aan een galg. '
In de loop van zijn carrière was het ineens afgelopen met hyperromantische versregels à la ' Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water / waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt, / een rimpeling van vriendelijke huiver ' (uit 'Esthetica'). Gruwezs werk werd heel down to earth . Hij ontwikkelde zich onder meer tot een begenadigd portrettist: titels van gedichten zoals 'Oude mevrouwen', 'Nichtje', 'Postbode', 'De zwijger', 'Juffrouw Pipi' of 'Moeders' spreken voor zich. De poëzie van Luuk Gruwez is een verkleedpartij en niet zelden komt die niets en niemand ontziende pretbederver de dood ongenodigd langs. Is het de confrontatie met ziekte en genezing, en het in korte tijd verliezen van beide ouders die ervoor hebben gezorgd dat Luuk Gruwez de mens hoe langer hoe meer begon te zien als een kwetsbare zak vol ingewanden en andere vieze troep? In het gedicht 'Diamanten bruiloft' is opa een ' zonnekoning met een lek ', ' want oma is het die de luier speldt / om haar beplaste en bescheten jubilaris '. De dichter gooide het met de dood weleens op een akkoordje - ' Ik wil een ander kwijt in ruil voor haar. / Ik wil een ander kwijt, of minstens mij ' - maar als die naarling dan toch links en rechts zieltjes plukt, blijven van de gestolenen enkel de dingen over die hen toebehoorden, en die blijken ineens te bulken van ontroering. In 'Lof van de sok' - en zo belanden we weer in de garderobe - worden sokken van vader op zoon overgeleverd; in 'Saamhorig' is er een wereld waar verloren dingen elkaar vinden, ' maar wat met tederheid die overbodig werd, / met kippenvel dat blijven wou, / de eerste natte droom, het domste lief, // het speelgoed van een kind dat stierf '. 'Ik kan er niet tegen dat iets ophoudt. Mijn hele schrijverij is een daad tegen de dood', zegt de dichter in het boek Mannen na 50 van Laurens De Keyzer.
De kracht van het oeuvre van Luuk Gruwez is de thematische diversiteit en de mix van tegenstellingen: romantiek en realisme, verhevenheid en banaliteit, barokke zinnen naast vulgaire spreektaal. Luuk Gruwez is een allemansdichter. Mooie regels schreef hij bij de vleet: ' Vaak had hij zoveel landschap nodig / dat hij mijn uitzicht als een ansichtkaart beduimelde ', over zijn corpulente vader, of over dikke mensen in het algemeen: ' Hun buik is buitenland waar zij in wonen, / aldoor verlangend naar de slankste tailles / die hen doen watertanden als gebak. ' Krachtige versregels maken krachtige gedichten maken een krachtig oeuvre, en na de twee voortreffelijke meest recente bundels Allemansgek en Lagerwal lijkt het erop dat Luuk Gruwez als wijn is en met de jaren nog beter wordt.
Nog één ding. In de besprekingen die over het werk van Luuk Gruwez verschijnen, wordt vaak onvermeld gelaten dat hij zich graag bedient van sappige volkse woorden en uitdrukkingen zoals fröbeljuf, bekaf zijn, snottebellen of tettertrien. Die taalrijkdom verschaft zijn poëzie een extra kleurtje en cachet. Evenmin kan hij verhullen afkomstig te zijn van Zuid-West-Vlaanderen, vlakbij de Franse grens. Daarvan getuigen woorden als expireren, va-et-vient, beautés, calqueerpapier, coiffeur, charmeur en natuurlijk garderobe.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.