Mia Sara Sampson : Philotas ; Emilia Galotti
Gotthold Ephraim Lessing
Gotthold Ephraim Lessing (Auteur), Wessel Krul (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Historische Uitgeverij, 2009 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : DUIT 851.6 LESS |
00/00/0000
In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw kende de vergelijkende studie van poëzie en schilderkunst een hoogtepunt. In 1766 probeerde de Duitse schrijver en filosoof Gotthold Ephraim Lessing definitief een einde te stellen aan deze grensvervaging met zijn traktaat Laokoon oder Über die Grenzen der Malerei und Poesie. Lessing maakt in deze studie een onderscheid tussen poëzie en schilderkunst op basis van hun verschillende structuur. Poëzie heeft een temporele structuur en genereert derhalve opeenvolgende, indirecte beelden. Schilderkunst daarentegen produceert volgens Lessing één ruimtelijk, direct beeld. Een tekst kan bijgevolg verschillende fases van een verhaal weergeven, terwijl een beeldend werk altijd slechts een momentopname vormt. Dit onderscheid bepaalt, aldus Lessing, de fundamentele superioriteit van de dichter. Het gedicht vormt, in tegenstelling tot het schilderij, geen enkelvoudig beeld, maar een beeldengalerij: 'Het belangrijkste is dat de dichter ons, op weg naar datgene wat het materiële schilderij uit zijn werk laat zien, langs een hele reeks schilderijen voert.'
Lessing baseert zich voor zijn studie vreemd genoeg niet op een schilderij, maar op een beeldhouwwerk, de Laocoöngroep. De Laocoöngroep is een anonieme beeldengroep uit de eerste eeuw voor onze tijdrekening die de Trojaanse priester Laocoön en zijn twee zoons uitbeeldt op het moment dat ze gewurgd worden door twee zeeslangen. De beeldengroep wordt vaak besproken vanwege de sterke uitdrukking van pijn op het gezicht van de priester. Lessing vergelijkt deze uitdrukking met Vergilius' beschrijving van Laocoön, die volgens hem aan het beeldhouwwerk voorafgaat. Hij polemiseert in die zin tegen zijn tijdgenoot J.J. Winckelmann, die de beeldengroep veel vroeger ? voor Vergilius ? dateert, om de literatuur in dienst te kunnen stellen van het voorafgaande beeldhouwwerk.
De grote invloed van Lessings esthetica blijkt uit de talloze referenties aan zijn Laocoönstudie. Zo laat de Laocoön sporen na in essays van belangrijke twintigste-eeuwse kunst- en literatuurwetenschappers als Irving Babbitt (The New Laokoon: an Essay on the Confusion of the Arts) en W.K. Wimsatt (Laokoon: an Oracle Reconsulted). De marxistische criticus Clement Greenberg baseerde zich op de Laocoönstudie voor zijn historische rechtvaardiging van de superioriteit van moderne abstracte schilderkunst ('Towards a Newer Laocoon'). En zelfs Roman Jakobsons onderscheid tussen indirecte, auditieve en directe, visuele tekens gaat ten dele terug op Lessings opsplitsing tussen temporele en ruimtelijke kunstvormen.
In deze nieuwe geannoteerde vertaling van de Laocoönstudie door Wessel Krul kom je naast deze tekstgeschiedenis nog andere feiten te weten over de man die vaak naar voren geschoven wordt 'als een voorvader van het moderne semiotische onderzoek'. Zo was Lessing ook een getalenteerd theaterschrijver, die enkele belangrijke vernieuwingen doorvoerde in het Duitstalige burgerlijke drama. Zijn ongedwongen stijl en zijn pleidooi voor tolerantie maakten de weg vrij voor grote Duitse schrijvers als Schiller en Goethe. Lessings liefde voor het theater komt overeen met zijn opvattingen over de superieure vorm van de toneelkunst. Het toneel vertrekt immers van een talige tekst met arbitraire tekens, die in de opvoering naadloos overgaan in natuurlijke tekens.
Krul stelt zich in zijn voorwoord terecht de vraag wat we moeten aanvangen met Lessings theorie, in een tijdperk waarin de utopie van de zuivere kunstvorm al lang door de kunstgeschiedenis is achterhaald. Hij verwijst in dat verband onder meer naar de theorieën van W.J.T. Mitchell en E.H. Gombrich, die het onderscheid tussen natuurlijke en arbitraire tekens relativeren. Mitchell en Gombrich ten spijt, houdt Krul toch nog vast aan het nut van Lessings tweedeling. Dat het laatste woord over de Laocoön nog niet gezegd is, wordt hiermee nogmaals bevestigd. [Kim Gorus]
T. van Deel
Als er een geschrift is dat de afgelopen eeuwen, sinds 1766 toen het verscheen, het kunsttheoretische debat over de verhouding tussen de literaire en de beeldende kunsten heeft beheerst en zelfs behekst, dan is het wel Lessings beroemde verhandeling ‘Laocoön’, die nu voor het eerst en met een royale introductie en commentaar door Wessel Krul in het Nederlands is vertaald. Een kerntekst, over wat schilderkunst en wat poëzie vermag te zeggen of te verbeelden. Altijd weer grepen discussianten terug op Lessing, en voor hem op Horatius die het Ut Pictura Poesis had uitgevaardigd, een nog veel eeuwenlangere traditie die behelsde dat de poëzie zich als de schilderkunst diende te gedragen, een toverformule die in onze Renaissance en ook ver daarna tot verhitte debatten leidde tussen de vertegenwoordigers van de beide kunsten. Met de verschijning in het Nederlands van deze klassieke brontekst is de op het ogenblik razend populaire verhouding tussen de kunsten (ook muziek doet natuurlijk mee) gebaat – er is in het geval van veel spraakverwarring geen betere keus te maken dan terug te gaan naar de bronnen, Horatius en Lessing. Een prachtuitgave.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.