De opleiding tot redenaar
Marcus Fabius Quintilianus
Giovanni Pico della Mirandola (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Historische Uitgeverij, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 155.2 MIRA |
31/12/2009
Bliss it was in that dawn to be alive / But to be young was very heaven!" De dageraad waarover de romantische dichter William Wordsworth het in deze bekende verzen heeft, is die van de Franse Revolutie, toen de mens van de verlichting voorgoed de idealen hoopte te realiseren die hem naar eigen zeggen altijd al ten gronde hadden gekenmerkt: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. De ware verlichte mens was de waarlijk vrije mens, de mens die zichzelf als maatstaf kon nemen van al zijn denken en handelen en die op vrije gronden kon handelen naar dat denken. Wordsworths verzen zijn evenwel niet minder van toepassing op die andere periode in de westerse cultuurgeschiedenis die steevast als het begin van een nieuw tijdperk wordt bestempeld: de renaissance, toen volgens nogal wat 15e- en 16e-eeuwse dichters en denkers de zon van de rede voor eens en altijd een einde stelde aan de duistere middeleeuwen. De mythe van de renaissance is de mythe van de mens die zichzelf als individu ontdekt, aldus de Zwitserse cultuurhistoricus Jakob Burckhardt in zijn nog steeds klassieke werk, De cultuur van de renaissance in Italië. In die zin is de mens van de renaissance dan ook de eerste waarlijk moderne mens, zo beklemtoonde Burckhardts tijdgenoot, de Franse historicus Jules Michelet. Michelet zag overigens nogal wat structurele gelijkenissen tussen de idealen van de renaissance en die van de Franse Revolutie. De idealen van de voorvechters van de Revolutie werden geboren in de renaissance, schreef hij, en meer bepaald in het land waarin de zon van de moderniteit voor het eerst opkwam: Italië.
Sinds Burckhardt en Michelet is het denken over de renaissance niet fundamenteel gewijzigd. Aan de ene kant wordt de renaissance gezien als het moment in de westerse cultuurgeschiedenis waarin men het weten van de ouden herontdekt: de wedergeboorte van de re-naissance is het nieuwe leven dat de Klassieken krijgen. Aan de andere kant brengt deze wedergeboorte ook iets volslagen nieuws volgens de meeste cultuurhistorici die zich in het spoor van Burckhardt en Michelet over de renaissance buigen: de moderne mens, die zichzelf in staat acht zijn leven zelf vorm te geven en dat ook doet, op volslagen individuele basis, los van de verstikkende maatschappelijke kaders waaraan bv. de middeleeuwse mens nog gekluisterd was.
De anderhalve eeuw die ons van Burckhardt en Michelet scheidt, heeft ons evenwel geleerd dat hun typering van de moderne mens te weinig genuanceerd was en hun geloof in het ideaal van de vrijheid wellicht te zelfverblindend. Het ideaal van de individuele mens, zo zien we vandaag ook beter in, is evenzeer het resultaat van een ideologie, het product van maatschappelijke en politieke kluisters. De vrijheid waarnaar de mens in de renaissance streeft, is een vrijheid binnen welbepaalde grenzen, nooit een absoluut ideaal. Het verschil tussen het individualisme zoals Burckhardt en Michelet dat bezongen, en het individualisme zoals de meeste hedendaagse renaissancisten dat problematiseren, laat zich ook aflezen aan de receptiegeschiedenis van een van de centrale teksten over het individu uit de renaissance: de Oratio de hominis dignitate van de laat 15e-eeuwse Italiaanse filosoof Pico della Mirandola (1463-1494). Van die tekst is thans een fraaie Nederlandse vertaling verschenen in de voortreffelijke 'Filosofie & retorica'-reeks van de Historische Uitgeverij: Rede over de menselijke waardigheid. Meer nog dan voor de vertaling van Pico's tekst is deze publicatie vooral welkom door het rijke voor- en nawoord van de Leuvense neo-latinist Jan Papy. Die bieden een handige en erudiete synthese van de aanzienlijke bibliotheek die intussen over Pico's tekst is volgeschreven.
Burckhardt noemt Pico's rede in Cultuur van de renaissance in Italië "een van de nobelste erfstukken uit deze cultuurperiode". Dat is zeker geen toeval: de tekst wordt steevast geciteerd in boeken waarin men op zoek gaat naar de kern van het menselijke zelfbewustzijn in de renaissance. Volgens Pico is de mens de kroon op Gods schepping, omdat hij als enige in het goddelijke universum in staat is zichzelf vorm te geven en zijn plaats op de Jakobsladder van het bestaan te verlaten. De mens kan immers opstijgen naar het goddelijke (dat is althans wat God altijd bedoeld heeft), maar hij kan ook vervallen in de dierlijke gewoontes die hem evenmin vreemd zijn. In het eerste deel van de Rede over de menselijke waardigheid laat Pico God tot Adam spreken, in een passage waarop ook Burckhardt terugkomt: "Jij bent aan geen enkele beperking onderworpen. Jij zult voor jezelf je natuur bepalen naar je eigen vrije wil waaraan ik je heb toevertrouwd."
Honderd jaar na Burckhardt bestempelt Pico-kenner bij uitstek en groot specialist van het Italiaanse humanisme, Eugenio Garin, de rede nog steeds als "evangelie van de vrijheid". Inderdaad, Pico's tekst gaat uit van een erg optimistisch mensbeeld: de mens heeft bij hem mogelijkheden die geen ander wezen in de schepping heeft, aangezien hij gezegend is met vrije wil, met de mogelijkheden om keuzes te maken. Die mogelijkheden impliceren voor Pico doorgaans de keuze voor het goede en het juiste. De mens is weliswaar in principe tot het kwade in staat, maar in de praktijk wordt in de Rede over de menselijke waardigheid aan dat kwade weinig of geen aandacht besteed. Het kwade is immers beneden de waardigheid van de renaissancemens.
Pico, wonderkind van adellijke afkomst, schreef de Rede toen hij 24 was. Hij had gestudeerd aan verschillende Europese universiteiten (o.m. filosofie in Padua en theologie in Parijs) en wou zijn studie afsluiten met een openbare disputatie voor een door de paus voorgezeten college van kardinalen in Rome, waarvoor hij niet minder dan 900 stellingen op papier had gezet. De Rede over de menselijke waardigheid moest als opening van het publieke debat dienen en ook als verantwoording voor zijn verdediging van de filosofische arbeid. Pico heeft de rede evenwel nooit kunnen houden. Paus Innocentius VIII liet zich door enkele conservatieve theologen overtuigen dat een aantal standpunten die Pico in zijn werk verdedigde, ketters waren.
Het grote aantal stellingen (twaalf was een gemiddelde) zegt veel over Pico's ambitie: het was niet alleen zijn bedoeling zijn kennis van alle mogelijke filosofische scholen te etaleren, maar vooral om aan te tonen dat achter de schijnbare diversiteit van al dat denken de ene kern van de ware filosofie schuilging. Zo was Pico ervan overtuigd dat er in het denken van de oude Grieken al sporen van het christelijke geloof te vinden waren, en heel zeker in de hermetische traditie die zijn tijd- en stadsgenoot Marsilio Ficino in Florence aan het blootleggen was. Ook Pico's interesse in de kabbala kan vanuit diezelfde doelstelling verklaard worden. Vooral in het tweede deel van de rede, waarin Pico zijn verdediging van de filosofie legitimeert, duiken talrijke referenties op aan denkers uit het oude Griekenland en het Nabije Oosten. Papy geeft in zijn inleiding aan dat die vele verwijzingen overigens niet zomaar moeten worden gezien als tekenen van een humanistische leespraktijk: Pico's denken zit evenzeer geworteld in een middeleeuwse traditie. Desondanks blijven we de auteur van de Rede over de menselijke waardigheid beschouwen als icoon van de renaissance in al haar facetten. Hij stierf op 17 november 1494, de dag waarop de Franse koning Italië binnenviel en daarmee volgens sommige historici een einde bracht aan de uitzonderlijke bloeiperiode van het Italiaanse humanisme.
Met de dood van Pico en het vermeende einde van het humanisme was de renaissance vanzelfsprekend nog niet voorbij. Althans, ze was dat niet in de brede zin van het woord, als cultuurhistorische periode die de middeleeuwen van de verlichting onderscheidt en dus aan het begin staat van de moderne tijden. Zowel in de 16e als de 17e eeuw blijven er teksten verschijnen die het ideaal van de vroegmoderne mens zoals we dat bij Pico terugvinden, verder ontwikkelen en verfijnen, maar ook sterk bijsturen. Terwijl Pico's Rede de optimistische variant van het vroegmoderne individualisme vertegenwoordigt (de mens is de kroon op Gods schepping omdat hij tot het goede in staat is), verschijnen er in de 16e en 17e eeuw nogal wat teksten die hun mensbeeld funderen op de fundamentele zondigheid van de mens. Het werk van Luther en alle hervormers die in zijn spoor volgden, is wellicht het meest verregaande voorbeeld van die pessimistische antropologie. Maar ook in de Contrareformatie verschijnen er geschriften die de moderne mens portretteren als een wezen dat in de eerste plaats het slachtoffer dreigt te worden van de mogelijkheden die hij tegen beter weten in probeert te ontwikkelen. De waardigheid van de mens bestaat in deze pessimistische antropologie veeleer in het berustend dragen van de menselijke conditie dan in het actieve ontplooien ervan.
Een van de teksten die dit mensbeeld ten voeten uit illustreren, is De criticon, of de kunst van het leven van de Spaanse jezuïet Baltasar Gracián (1601-1658). Ook van deze prototypische vroegmoderne tekst verscheen onlangs een Nederlandse vertaling, in de onvolprezen 'Gouden reeks' van Athenaeum Polak en Van Gennep. Gracián is samen met Cervantes en Lope de Vega een van de drie groten van de Spaanse Gouden Eeuw. Het bekendst is hij vermoedelijk voor zijn Handorakel en de kunst van de voorzichtigheid, een catalogus van adviezen voor wie zich staande wil proberen te houden in een wereld van manipulaties en gekonkel. Gracián kende die wereld ten volle: hij was biechtvader en politiek adviseur aan verschillende Spaanse hoven. De criticon, of de kunst van het leven schreef Gracián naar het einde van zijn leven toe. Het is een allegorische roman in drie delen, waarin Gracián twee personages een tocht laat maken door het vroegmoderne Europa. De ene, Critilo, is het prototype van de moderne mens, rationeel en kritisch, het product van een voorbeeldige beschaving. De andere, Andrenio, is een jongeman die is opgegroeid bij de wilde dieren: hij kent geen beschaving, alleen de wetten van de natuur. De avonturen die beide protagonisten op hun tocht meemaken bevestigen het pessimistische wereldbeeld dat de lezer uit Graciáns Handorakel kent: de moderne mens kent weliswaar het 'wonder' van de beschaving, maar die beschaving heeft hem niet alleen goeds gebracht. Integendeel, de maatschappij draait op bedrog, hypocrisie en onwaarheid. De 'kunst van het leven' bestaat er dan ook in de wereld van de schijn zo goed mogelijk te doorzien.
Graciáns roman leest in de fraaie vertaling van Theo Kars (die ook al het Handorakel vertaalde) heerlijk weg. Jammer is wel dat het boek geen inleiding of nawoord bevat waarin de lezer een kader krijgt aangereikt dat de tekst verder verduidelijkt. Graciáns roman verdient nochtans een dergelijke uiteenzetting ten volle: hij heeft zijn sporen nagelaten in Voltaires Candide en Schopenhauer roemde De criticon als zijn favoriete literaire werk. In de meeste Europese talen werd het boek vrij snel vertaald, maar de Nederlandse vertaling liet lang op zich wachten ? al te lang. Dat het nu verschijnt, ongeveer tegelijk met Pico della Mirandola's Rede van de menselijke waardigheid, stelt de lezer in Nederland en Vlaanderen in staat kennis te maken met twee absolute meesterwerken van de literatuur van de vroegmoderne tijd. [Jürgen Pieters]
Wim Fiévez
De 'Oratio' is een lofzang op de menselijke waardigheid, die volgens Pico della Mirandola (1463-1494) is gebaseerd op de radicale onbepaaldheid van de mens. Hierdoor is hij het enige schepsel met de vrijheid zjn eigen veranderingen te willen zodat hij zich uit vrije wil kan richten op de hemelse of op de aardse zijde van het leven. Het dignitas hominis-thema beroert een snaar die uiteindelijk zal meeklinken in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Pico schijnt de 'Oratio' geschreven te hebben als een zoektocht naar een standpunt waarin de waarheden van alle filosofische, theologische en wetenschappelijke stromingen zouden zijn verenigd. Maar, zoals de uitmuntende inleiding goed duidelijk maakt, de 'Oratio' is niet alleen interessant om deze filosofische inhoud, het is tevens een absoluut stilistisch en retorisch hoogtepunt. Behalve van een inleiding en nawoord is de tekst voorzien van verklarende voetnoten. Verzorgde uitgave.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.