Krombeke retour ; Deerlijk retour
Luuk Gruwez
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GRUW |
Paul Demets
rt/aa/05 m
Martinus Nijhoff schreef poëzie die gekenmerkt wordt door fundamentele disharmonie met de werkelijkheid. In veel gedichten beschrijft hij hoe hij aan de beangstigende realiteit probeert te ontkomen door een maskerade, die een strategie vormt om de werkelijkheid zoals zij is niet te hoeven zien. En toch voel je in het gedicht 'De wandelaar' onderhuids al Nijhoffs vraag of de afzijdige houding van de dichter wel de juiste is: 'De wereld heeft haar weelde en haar misère.// Toeschouwer ben ik uit een hoogen toren,/ Een ruimte scheidt mij van de wereld af.' Ook Luuk Gruwez verlangt er in zijn nieuwe bundel Lagerwal naar om niet langer aan de zijkant toe te kijken, maar iets tastbaars te doen, vooral als het om de liefde gaat: 'Ik wil nu eindelijk iets liederlijks, geen lied,/ en knijpen in de billen en de borsten en de kuiten/ van wie ik tot dusver alleen met inkt heb aangeraakt.'
Luuk Gruwez maakt van zijn leven de inzet van zijn dichterschap. En omgekeerd: zonder de poëzie lijkt hij geen bestaansrecht te hebben. Poëzie is daarom een vitale noodzaak, ook al uit fundamentele onvrede met de werkelijkheid. Maar geen maskerade voor hem. In dat opzicht lijkt zijn uitgangspunt op dat van Leonard Nolens, maar Gruwez geeft het op een compleet andere manier gestalte. Want zijn levensproject is sinds enkele jaren het bezingen van verwanten én de gevallenen in de samenleving. De titel van de bundel geeft het al aan.
Gruwez heeft een meer dan gemiddeld vergankelijkheidsbesef. Terwijl hij in zijn vroegste werk als 'neoromanticus', zoals de dichters van zijn generatie toen veralgemenend bestempeld werden, daarmee nog koketteerde, heeft de werkelijkheid hem ingehaald. De maskers zijn afgevallen.
Zo moet hij in 'Rideau' zijn vroeg gestorven nicht memoreren. Hij doet dat op een weerbare manier: 'Doe weg dit graf waar ik nooit eerder was./ Doe weg een rouw die amper werkt. Hier hoort baldadigheid,/ regere razernij. Te goedlachs weigert onze wereld zijn verleden.' Weerbaarheid en mededogen beheersen deze bundel. Gruwez heeft aandacht voor degenen in de samenleving bij wie niemand anders blijft stilstaan. Hij moet daar van zichzelf met welluidende taalmuziek van zijn oren over maken en de geschiedenis van die gewone mensen voltooien. Neem het heel eenvoudige en daarom zo indringende 'Lamento voor Juul': 'Het is de vraag hoezeer hij niet meer is,/ want niemand niemand die hem mist./ Al is dit altijd zo geweest, het blijft baldadig triest/ in alle straten waar hij loopt noch fietst.'
De foto van de voorflap wordt weerspiegeld in deze regels: 'De terminale minnaars aaien elkaar uitgebreid en uitgestrekt/ en traag, zoals het liefdes lievelingen past. Alsof hun lichaamsdelen/ ze te zeer vermoeien. Alsof die afgelegen zijn en amper te bereiken.' De liefde wordt in deze bundel zeker niet op een pathetische manier bezongen. In het beklemmende gedicht 'Man met hond', bij een gelijknamig schilderij, vraagt Gruwez zich af hoe dicht liefde en vernietigingsdrang bij elkaar liggen: 'En bijten hond en man elkaar of kussen zij loslippig/ en losbandig maar bekaf?'
En hij eindigt weinig hoopvol met: 'Maar hoog daarboven, zwevend boven onze hoofden,/ wonen de troostelozen, de toekomstlozen, de wezenlozen./ En allen willen naar hun hemel klimmen,/ maar allen vallen in hun graf.' In het slotgedicht van de bundel zit het vanitasmotief: 'Niets eindigt zoals het hoort. Niet/ het dankwoord en de lustmoord,/ niet het rustoord en niet het slotakkoord.' Natuurlijk stemt dat de dichter melancholisch, maar hij blijft niet bij de pakken zitten. De bundel zit vol met zinnelijke beelden, tegen beter weten in. Het vrolijke genot klinkt op uit zijn woorden. Maar: 'Het lekkerste, zei het ene, is wat je enkel hebt gedroomd./ Het lekkerste, zei het andere, is wat je enkel hebt gehad./ Zo snoerde het ene lekkere het andere lekkere de mond/ tot nergens ter wereld nog iets lekkers bestond.'
Die spanning tussen verbeelding en werkelijkheid vindt zijn hoogtepunt in het tweedelige gedicht 'Aan een collega', waarin Gruwez beschrijft wat voor een moeilijke relatie hij heeft met de poëzie: 'Rot op, roep ik, de pot op, rot toch op!/ Maar daar propt zij al een vod/ diep in de strot van mijn geliefde die haar terecht van oudsher wantrouwt.'
Vitale melancholicus
Gruwez is niet zomaar de dichter van de romantische Sehnsucht, zoals in zijn vroegste werk. Hij is een vitale melancholicus geworden, die de realiteit van de vergankelijkheid wil bezweren met zinnelijke, muzikale gedichten, wars van pathetiek. En die zich vragen durft te stellen over het nut van poëzie, terwijl die toch de legitimatie van zijn bestaan vormt. Daarom vind ik Lagerwal een belangrijke bundel in Gruwez' oeuvre. Degusteer hem ruimhartig.
Hilde Lauwers
ru/eb/22 f
Luuk Gruwez' gedichten staan met beide benen in het leven, al is de vergankelijkheid weer sterk aanwezig in Lagerwal . Voordien voerde hij de dood graag als personage op, om hem met taal te kunnen verschalken. Als een soort romanticus van het abattoir daalde hij af in het menselijke vlees. Gruwez prijst graag het gebrek en de lelijkheid, omdat ze de mens met zijn ware aard confronteren. Vanaf de bundel Vuile manieren (1994) nam hij een steeds nederiger houding aan tegenover de vergankelijkheid. De laconieke vaststelling van dit tijdelijke bestaan kent in Lagerwal een hoogtepunt. Uit bittere noodzaak, want Gruwez verloor dierbaren, zoals zijn zus: 'En met gemene genen togen wij op zoek naar de oorsprong,// het dodo, het douwderideine van de dood.'
Ook voor degenen bij wie niemand stilstaat, heeft hij mededogen. Neem het mooie lamento voor Juul: 'Het is de vraag hoezeer hij niet meer is,/ want niemand die hem mist./ Al is dit altijd zo geweest, het blijft baldadig triest/ in alle straten waar hij loopt noch fietst.'
Gruwez zoekt bevrijding in de kunst en het woord. Daarin schuilt de menselijke, vitale kracht van zijn poëzie. Het doet denken aan Nietzsche: 'Wij hebben de kunst opdat wij niet aan de waarheid te gronde gaan.' Gruwez omzeilt de ontreddering en de angst voor de vergankelijkheid door met een sterke levensdrang tegen de baldadigheid van de dood in te gaan. Daarbij schuwt hij het groteske niet en componeert hij - zoals Mozart, die hij in een gedicht opvoert - bedrieglijk vitale, toegankelijke taalmuziek.
In 'Man met hond' lijkt een hond, als beeld van de dood, een man in de mond te bijten of te zoenen. 'Wie doet straks wie een muilkorf/ om? En bijten hond en man elkaar of kussen zij loslippig/ en losbandig maar bekaf?' Wie wordt deel van wie? De dood is een deel van het leven, maar wordt ons opgedrongen op de verkeerde momenten en plaatsen. De dichter roept ons op om te leren vallen, aan lagerwal te raken. Omdat dit de enige realiteit is. 'Man met hond' eindigt dan ook met: 'Maar hoog daarboven, zwevend boven onze hoofden,/ wonen de troostelozen, de toekomstlozen, de wezenlozen./ En allen willen naar hun hemel klimmen,/ maar allen vallen in hun graf.'
De botsing tussen het hoge, het kunstige, de mensen die het allemaal netjes voor elkaar hebben en het lage, aardse en vergankelijkheid etalerende - de mensen in al hun dagelijkse ellende, dus - is een motief dat Gruwez al lang intrigeert. Het eeuwige streven van de mens om zich meer en groter te voelen en aan de dood te ontsnappen, wordt in deze bundel finaal onderuitgehaald. De dichter vraagt zich af: 'Hoe krijg je een hiernamaals vol?' 'Bij elk hiernamaals passen/ juist lawines van lawaai. Zaken die ratelen, piepen,/ knerpen en kletteren. Je hebt geen kinderen of kikkers/ nodig. Zeker geen God. En het minst van al nog: verzen.'
Gruwez relativeert graag wat een dichter vermag. Hij wijdt er zelfs een afdeling aan: 'Artiesten, meneer'. Eindelijk eens een dichter die met beide benen op de grond staat.
De vergankelijkheid vraagt volgens Gruwez om af en toe barokke en tegelijk heldere taal, die hier en daar doorkruist wordt met onpoëtische woorden. In de taalmuziek in deze bundel klinkt de stem van een weerbare melancholicus. Heldendaden hoeft hij niet te verrichten, zoals blijkt uit de laatste afdeling. Maar mededogen, waar deze bundel vol mee zit, is wel nodig, bijvoorbeeld als iemand wanhopig van een dak dreigt te springen: 'Raak in zíjn plaats aan lagerwal. En val.
Philip Hoorne
ru/eb/20 f
'(...) Zij zijn van overdosissen voorzichtigheid vervuld, / van levenslang et cetera, stupide stuwingen in buik en boezem. / Fluorescente details, eeuwenoud van eenvoud: spermavlekken die zij / stil, met dromerige ogen uit de lakens van hun zonen wassen.' En verder: 'Zij geven kleuters sjaal en wollen wanten mee. Bananen. / Iets dappers tegen tranen. En van hun eigen moeders die hun meer / en meer ontglippen, worden zij de laatste moeders. Tot zij / de handen wantrouwen die hen niet langer vasthouden kunnen.' Na lezing van het eerste gedicht, Moeders , weten wij het weer met stellige zekerheid: Luuk Gruwez is een van de beste, misschien wel de allerbeste Vlaamse dichter.
Je hebt dichters die goed kunnen kijken en precies noteren wat ze zien, en daar houdt het mee op. Luuk Gruwez degradeert die collega's tot broekjes. Hij registreert, noteert, analyseert, interpreteert, intrigeert, emotioneert, ironiseert... Gruwez schildert met woorden beelden die eigenlijk niet schilderbaar zijn: niet één moeder, maar álle moeders. Luuk Gruwez vat het universele moederbeeld, zo raak als maar zijn kan, in amper twintig versregels, zonder zich van ook maar één cliché te bedienen.
Het geklets van oude bokken over groene blaadjes, de vraag hoe je een hiernamaals vol krijgt, een portret van de geleerde, terminale minnaars, de complexe verhouding tussen gedichten en hun makers, gelegenheidsverzen over het poëziedorp Watou, het Deerlijk van zijn jeugd, het Hasselt van zijn heden... thematieken zat bij Gruwez. Niet een overkoepelend thema dat een bundel lang tot vervelens toe wordt leeggemolken, zoals eendimensionale 'project'-dichters wel eens plegen te doen, maar keurig één onderwerp per gedicht of gedichtenreeks. Noem het gerust veelzijdigheid.
Luuk Gruwez schrijft over de grote dingen van het leven. Klinkt behoorlijk ouderwets, maar dat is het bij hem nu net niet. Al dat zwaarwichtige gedoe van leven, dood en alles wat daartussen ligt, wordt met pretoogjes aanschouwd. Deze poëzie is helder, maar niet zo helder dat je ze één keer leest en dan nooit meer. De hele tijd denk je: 'Ja, zo is het! Goed gezegd, Luuk!' Zijn gedichten gaan over het hier van nu en (vooral) van vroeger. 'Kweel Kyrie Eleison, Zwarte Lola, Malle Babbe' , luidt een versregel in het gedicht Over het verrichten van een heldendaad . Die tijd dus, tweede helft vorige eeuw, toen de kerken nog vol zaten en een radio portatief heette. Overigens is het genoemde gedicht, samen met zijn pendant op de navolgende bladzijde, een van de vele hoogtepunten in deze bundel. Het eerste gedicht, over het wél verrichten van een heldendaad, opent met 'Verricht hem niet' en eindigt met 'Deins er nooit voor terug geen heldendaad te begaan'. De pagina omslaan en daar wordt de heldendaad alsnog verricht in het gedicht Over het niet verrichten van een heldendaad . Beetje flauw, denkt een mens eerst, tot blijkt wat voor prachtigs er achter die titels schuilgaat. Zo is Gruwez op zijn best: als hij onder zijn glinsterende pretoogjes ook nog een guitig bekje trekt.
Nog dit: toen Herman de Coninck stierf, kwam er een postje vrij in het 'dagelijks bestuur' van de Nederlandse poëzie. Gruwez had dat zitje moeten claimen en de voorman moeten worden van enige generaties anekdotische dichters bezuiden de Moerdijk. Hij deed het niet, allicht omdat het hem geen bal interesseert. Jammer, maar begrijpelijk. Waarschijnlijk is de beste dichter van Vlaanderen zijn een fulltime bezigheid, die weinig ruimte laat voor extrapoëticale beslommeringen.
31/12/2008
In 1973 debuteerde Luuk Gruwez met Stofzuigergedichten, 35 jaar later ligt zijn tiende bundel in de rekken: Lagerwal. Wie dat oeuvre overziet, kan maar tot één conclusie komen: Gruwez wordt steeds meer Gruwez. Met elke bundel bouwt hij zijn project verder uit en met elke bundel verfijnt hij zijn techniek. Lagerwal is dan ook een erg herkenbare Gruwez, al zou de scepticus kunnen stellen: het is gewoon meer van hetzelfde.
In deze nieuwe bundel brengt Gruwez opnieuw de thema's samen die hem obsederen: liefde, dood en poëzie. Het begint al bij de foto op de flap, twee skeletten die als geliefden naar elkaar toegewend liggen ? een uitbeelding van hoe luguber liefde voor Gruwez is en een reminiscentie aan een uitspraak van de dichter dat hij in elk mooi meisje ook altijd al een skelet ontwaart. Gruwez heeft een sterk eindigheidsbesef en snapt dat er in het licht van de dood niet zo heel veel overblijft. Alle vlees is vergankelijk, van de geliefde rest slechts een herinnering zolang er nabestaanden zijn, en poëzie is al helemaal niet voor de eeuwigheid. Het enige wat ze vermag, is de herinnering een beetje langer bewaren. Dat is dan ook wat Gruwez betracht met zijn eerste reeks, 'Extra time'. Hier schrijft hij een prachtige ode aan moeders, een 'Lamento voor Juul', die door niemand gemist wordt en daarmee pas echt verdwijnt, en een zeer mooi in memoriam voor zijn zus. In de tweede cyclus, 'Artiesten, meneer', berijdt Gruwez een ander stokpaardje. Hij ridiculiseert de kunstenaar die meent dat zijn schepping eeuwigheidswaarde heeft. Prachtig is 'Aan een collega I' waarin de dichter zijn ambigue gevoelens ten opzichte van de poëzie beschrijft. Enerzijds heeft hij haar nodig, anderzijds is hij er zich terdege van bewust dat het schrijven hem afleidt en zelfs afsnijdt van het ware leven. De derde afdeling, 'Plaats en tijd', brengt vier gedichten samen die elk een aspect van Gruwez' thematiek bevatten. In 'Jubileum' memoreert hij gestorven collega's en legt hij nog een keer de nadruk op het feit dat schrijven een heel relatieve bezigheid is in het licht van de dood. In 'Visite' thematiseert hij het uiteindelijke verdwijnen dat elk van ons ten deel valt aan de hand van het verwijderen van grafstenen. Met 'Hasselt' schrijft de in West-Vlaanderen geboren Gruwez, nadat hij eerder Kortrijk bezong, nu ook een schalkse hulde aan zijn nieuwe stad, en in 'Hoevenzavel' thematiseert hij de idee 'it's a small world'. In de laatste cyclus, 'Sprekend vlees', staat het lichaam centraal. Gruwez huldigt de gedachte 'soma sèma', nl. het lichaam is een grafkelder: je zit eraan vast én het leidt je tot de ondergang.
Eindigen doet de bundel met een sterk kwatrijn, dat door het haaks op elkaar staan van de semantiek ("Niets eindigt zoals het hoort") en de perfect rijmende vorm een prima samenvatting is voor Lagerwal: liefdevolle, welluidende verzen die je met hun klank en rijm bedwelmen, maar inhoudelijk wrang zijn. [Carl De Strycker]
Wijnand Steemers
Sinds zijn debuut 'Stofzuigergedichten' uit 1973 manifesteert deze dichter (1953) zich ook in proza, autobiografisch werk, toneel, columns en essays. In deze tiende dichtbundel (de zesde bij de Arbeiderspers) zijn diens verhalende en lyrische eigenschappen verstrengeld, net als de twee opgegraven skeletten in het omslagontwerp van Marjo Starink. De vier afdelingtitels (Extra time - Artiesten, meneer - Plaats en tijd - Sprekend vlees) zijn sluitstenen op de thema's: de dood - het magisch oproer van het gedicht jegens zijn maker of tegen geleerde taal, tot aan de poëziehaat des dichters zelve - locaties van inspiratie (Watou, Deerlijk, Hasselt, Hoevenzavel) - en, ten slotte: 'beest en geest', over het geleefde en gedroomde 'lekkers'. Puntig, speels en levenswijs verwoord, veelal doortrokken van vergankelijkheidbesef, ofschoon aards, sensueel, met steeds een floers van directe of verfijnde humor, altijd op montere toon gebracht. Hij dicht net zo lief een oratio pro als contra de heldendaad. Met de oproep aan de lezer: 'Raak (...) aan lagerwal. En val'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.