Aan zee : taferelen uit de kinderjaren
Eric de Kuyper
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Sun, cop. 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KUYP |
Daniel Rovers
em/ec/21 d
De Kuypers stijl heeft iets van een schriftelijke slaapwandeling
Over Marcel Proust zijn meer dan 200.000 boeken geschreven: een boekenkast zo groot als de Brusselse Nieuwstraat, vier schappen hoog. Eric de Kuyper voegt aan die respectabele Proust-bibliotheek nog een boek toe. Vreemd is dat niet. Het werk van Proust is zo goed dat het lezers aanzet te gaan schrijven. Dat wil zeggen: zelf op zoek te gaan naar verloren herinneringen. Bovendien, merkt De Kuyper op, wil degene die zich door de zeven delen van À la recherche du temps perdu heen heeft gelezen, ook wel eens rendement zien van zijn of haar inspanning.
De afgelopen eeuw hebben heel wat auteurs zich ingescheept voor een enkele reis kindertijd. Walter Benjamin bijvoorbeeld, in essays over zijn jeugd in Berlijn. Of Stefan Hertmans, in een postmoderne roman over zijn kinderjaren in het dorp Merelbeke. Maar Proust is zo'n meesterlijk stilist dat hij zijn schrijvende bewonderaars met verlamming kan slaan. Wat kan je immers nog schrijven over een 'verloren jeugd' als je eenmaal de fluisterende, zingende zinnen van Proust hebt gelezen? In dat geval kun je altijd nog een boek over het oeuvre van Proust schrijven. Zoals Roland Barthes deed, of Gérard Genette, of Alain de Botton. Niet de minste schrijvers.
Slaapwandelen
De Kuyper deed beide: hij schreef in vijf delen over zijn jeugd in onder meer Brussel en Oostende. En in Het teruggevonden kind brengt hij essays over het werk van Proust. De Kuyper stelt dat je de Recherche niet moet lezen als het werk van een nostalgisch, doodongelukkig auteur. Het beeld van de bedlegerige Marcel Proust, die in een met kurk geïsoleerde slaapkamer de schittering van zijn jeugd probeert te herbeleven, moet worden bijgesteld.
De Kuyper benadrukt het plezier dat Proust moet hebben beleefd in de jaren dat hij alle details uit zijn kindertijd weer bovenspitte: de kleur van de vers gestoken asperges, de manier waarop de lindebloesem van vorm verandert in kokend heet water. Veel is er niet nodig om het feest van de herinnering te vieren. De Kuyper schrijft: 'Een madeleine vergezeld van een kopje thee volstaat, of een blad papier en een pen!'
Het uitroepteken tekent de enthousiaste stijl van De Kuyper. Het is een bijna naïeve geestdrift die je associeert met de jaren vijftig, het Brussel van voor de Kleine Ring en de thé dansant. Kortom: met Eric de Kuyper. Toch schuilt er tegelijk iets dromerigs en looms in zijn schrijven. In een intermezzo in zijn boek meldt de auteur dat hij aan een slaapstoornis lijdt. Vooral in de winter brengt hij zijn tijd in bed door. Ongeveer zoals Proust, zij het dat De Kuyper in zijn bed gewoon slaapt en niet schrijft. Een schriftelijke slaapwandeling: zo zou je zijn stijl kunnen omschrijven.
Automatisch
Het is een avontuur met onverwachte uitweidingen, ongenuanceerde, krasse oordelen (onder meer over Orhan Pamuk en Coetzee) en veel herhalingen. Dat laatste is wat storend, al herhaalde ook Proust zichzelf wel eens. Dirk Van Hulle laat in zijn recente essayboek De kladbewaarders zien hoe Proust thematisch gerangschikte aantekeningen uit zijn cahiers in zijn roman verwerkte. De auteur verloor daarbij heel soms het overzicht: alleen een goede lezer merkt het op.
Over de 'autobiografie van de kinderjaren' schrijft Eric de Kuyper in het tweede deel van zijn boek. Hier gaat het, met opnieuw Proust als belangrijkste referentie, over auteurs die schrijven over hun jeugd. De Kuyper bekleedt zijn betoog met een ware hutkoffer aan prachtige citaten, onder meer van Benjamin, Stendhal en Kertész. De eerste stelregel voor wie over zijn jeugd wil schrijven, stelt De Kuyper met romantisch pathos, is dat hij of zij 'authenticiteit' moet nastreven. Als een auteur over zijn jeugd verhaalt, mag dat niet te gepolijst of te complex worden. De autobiografische auteur is immers op zoek naar de waarheid. Daarbij helpt een zekere mate van écriture automatique . Het hart moet als het ware op de pen (of het toetsenbord) liggen.
Er is een tweede voorwaarde waaraan een waarlijk autobiografisch boek over de eigen jeugd moet voldoen. De schrijver moet zich volledig identificeren met het kind dat hij of zij eens was. Dat lijkt makkelijker dan het is. Want hoe verleidelijk is het niet om achteraf een oordeel te vellen over dat onwetende kind. Of erger: over diens onwetende ouders. Hoe verleidelijk ook om al in het bedplassende kind de trekken te ontwaren van de beroemde auteur die het zal worden. Niet dat de identificatie volledig kan zijn. Er gaapt nu eenmaal een kloof tussen de volwassen, rationele wereld van de schrijver en de fantastische, voorgoed verloren wereld van het kind. Die kloof zichtbaar maken, daar gaat het om.
Wonderjaren
Het is duidelijk: als de auteur Eric de Kuyper reflecteert over de autobiografie van de kinderjaren, dan is dat ook een rechtvaardiging van zijn eigen oeuvre. Zijn herinneringsproza voldoet prima aan de twee voorwaarden - authenticiteit, identificatie - die hij in zijn essay vooropstelt. In Het teruggevonden kind neemt de auteur ook enkele prozapassages op, te vergelijken met fragmenten uit Aan zee of De hoed van tante Jeannot . Compositorisch is dat minder geslaagd. Misschien omdat een derde voorwaarde voor een geslaagde autobiografie van de jeugd zo wordt geschonden. Die voorwaarde luidt: zowel schrijver als lezer moet de tijd kunnen nemen voor een jeugdherinnering. Hoe dan ook: de lezer van Het teruggevonden kind zal de sterke drang voelen het proza van Eric de Kuyper en Marcel Proust te (her)lezen. Zo is het goed. Een essayist geef je een groot compliment als je de boeken gaat lezen die hij besprak.
31/12/2008
Het teruggevonden kind bestaat uit twee grote delen: 'Flaneren met Proust', enkele verkenningen in Marcel Prousts grote roman A la recherche du temps perdu, en 'Op zoek naar de kindertijd', een wandeling door autobiografieën die over de kinderjaren gaan. Tussen beide delen in komen als intermezzo twee korte reeksen fragmenten: over het slapen (en dan vooral over de halfslaap) en over het flaneren. Welk soort boek is dit? Een studie over Proust, gecombineerd met een traktaat over de autobiografie? In zekere zin wel, al zijn woorden zoals 'studie' en 'traktaat' veel te rigoureus voor Eric De Kuypers losse, fragmentarische, meanderende essay.
Zoals veel andere boeken van Eric De Kuyper is Het teruggevonden kind wat de Duitse schrijver Michael Rutschky een "boek zonder familienaam" zou noemen: een boek dat je niet ondubbelzinnig aan één genre kunt toewijzen. Dergelijke genreloze boeken, suggereert Rutschky, komen voort uit de wereld van de flanerende stadsbewoner, die nieuwsgierig waarnemingen verzamelt, indrukken ontcijfert en met elkaar combineert. Ook De Kuyper is naar eigen zeggen een flaneur. Hij zoekt niet, maar vindt ? invallen, citaten, dagdromen, notities. Die fragmenten dwingt hij niet in een samenhangend en strak betoog; als een onbevangen bricoleur schikt hij ze losjes naast elkaar, zonder duidelijke hiërarchie: je zou kunnen zeggen dat zijn boeken uit niets anders dan uitweidingen bestaan. Dat verleent ze een onnadrukkelijke nonchalance. Alles mag, niets hoeft.
De voorbije jaren schreef De Kuyper samen met cineast Chantal Akerman het scenario van de Proustverfilming 'La Captive' en bewerkte hij samen met Guy Cassiers A la recherche du temps perdu voor het theater. Hij kent de roman dus grondig: een voorwaarde, zegt hij, om er met plezier in te flaneren. Je herontdekt, maar je ontdekt ook dingen die je over het hoofd had gezien; je ontdekt het onbekende in wat bekend leek. Welke Proust ontdekt De Kuyper op zijn flanerieën? Niet de overbekende Proust van het madeleinekoekje, het gefilosofeer over de verloren tijd en de onwillekeurige herinnering. De Kuyper laat zien dat die mémoire involontaire eigenlijk een gemeenplaats is, en in films zelfs een cliché; ook bij Proust is het vooral een kunstgreep, een narratief trucje, een gemakkelijke manier om van werkelijkheidsniveau te verspringen.
Voor veel lezers is A la recherche du temps perdu het verhaal van iemand (Marcel, de verteller) die schrijver wordt: aan het eind van de roman is Marcel klaar om A la recherche te schrijven. De Kuyper is het daarmee eens, maar hij merkt op dat Marcels schrijverschap utopisch is. Eigenlijk is hij een mislukte schrijver, en daarin het spiegelbeeld van die andere schrijver, die er wél in is geslaagd om A la recherche te schrijven: Marcel Proust zelf. Voor Marcel, suggereert De Kuyper, is het schrijverschap een rol, een pose. Bij Proust zelf is dat anders: zijn hele roman "getuigt van het schrijverschap, van een schrijfdrang die je bij Marcel nooit voelt". Die schrijfdrang wortelt in de frustratie om precies en volledig te zeggen wat je wilt verwoorden. "De teleurstelling is voor mij tastbaar in de onophoudelijke drang om steeds opnieuw, steeds verder, steeds anders te formuleren. Kortom, te schrijven. En toch is dat schrijven zelf euforisch" ? omdat het beschrijven en oproepen een genot op zich wordt.
Van de 'zware' Proustiaanse motieven en thema's waarover bibliotheken zijn volgeschreven moet De Kuyper niet zoveel weten. Existentiële en ontologische kwesties, merkt hij ergens op, bederven het plezier. Niet dat het voor hem allemaal zo luchtig moet, maar hij benadert dergelijke kwesties liever terloops, onnadrukkelijk, van opzij.
Waar gaat A la recherche du temps perdu dan wel over? Over het schrijven zelf, beweert De Kuyper: over de stijl waarin Proust denkt en waarneemt en waarin hij dat denkende waarnemen tegelijk ontrafelt. En over triviale details. "Het grootste deel van A la recherche bestaat uit trivialiteiten (al die gebeurtenissen in het mondaine leven) die met de grootste zorg, verbeelding, poëzie en gevoel worden geëvoceerd. Het unieke van Proust is echter dat hij altijd 'demonstreert' hoe die trivialiteiten werken, werkzaam zijn in een denkproces (en niet zozeer binnen de fictie; voor het verhaal hebben ze geen of nauwelijks betekenis)."
Het triviale: dat is een basismotief in Het teruggevonden kind. Het universum van het kind, zegt De Kuyper, bestaat vooral uit wat volwassenen 'trivialiteiten' noemen. Het is een overzichtelijke, autonome wereld waarin concrete, kleine details van doorslaggevend belang zijn. "Het 'genre' van de autobiografie van de kinderjaren is voor de schrijver uniek, omdat het hem de kans geeft, ja, als het ware verplicht, dit universum ? een wereld vol banaliteiten ? te evoceren."
Hoe doe je dat, over je kinderjaren schrijven? Het teruggevonden kind bevat o.m. ook een subtiele en onnadrukkelijke poëtica van de autobiografie. Joyce wordt bv. betweterigheid verweten: hij doet alsof hij de autonome wereld van het kind moeiteloos kan doorgronden en hij is nadrukkelijk literair. Dat noemt De Kuyper schrijven "als literaire circusact: kijk eens hoe knap ik mij kan verplaatsen in de kinderwereld en hoe briljant ik dat stilistisch kan weergeven." Hij houdt niet van autobiografieën waarin Literatuur het onderwerp overdekt en verstikt, waarin de herinnering aan de kinderjaren als voorwendsel dient voor iets anders.
Even vervelend vindt hij autobiografieën die alleen maar uit trivialiteiten en details bestaan, zonder de emoties of de verbeelding die ze begeleiden, "zonder de verbeelding van de schrijver bij het zich herinneren van dit alles; zonder de urgentie om dat allemaal op te schrijven, zonder een bepaalde dramatiek en problematiek: zonder visie, en dus zonder stijl. En vooral: zonder schrijfplezier."
Schrijfplezier is voor De Kuyper cruciaal. Je schrijvend herinneren, daar gaat het om: "Men schrijft niet alleen zijn herinneringen op; nee, door te schrijven komen de herinneringen opnieuw te voorschijn. Dat is een waar genot, want door het schrijven ontdek je." En dat schrijfplezier werkt aanstekelijk op de lezer. Wat opwindend is, is het plezier van het al-schrijvend-zich-herinneren, de urgentie die je bij de schrijver voelt om over zijn kinderjaren te vertellen, om een intiem bezit met de lezer te delen en op die manier de lezer in zijn eigen intimiteit aan te spreken. "Het is van levensbelang dat ik schrijf, maar wat ik schrijf is niet zo belangrijk (de trivialiteiten die de kern van het genre uitmaken), behalve voor mij, schrijver. Het is het inlossen van een vage belofte, ooit gedaan in een ver verleden, dat van de kinderjaren. Het is een poging om ? via de eigen geschiedenis ? recht te doen aan een wereld die maar al te vaak monddood wordt gemaakt."
Het teruggevonden kind is ook het zelfportret van een lezer. Welke lezer is Eric De Kuyper? Over "de grote werken van Joyce" moet hij bekennen dat hij intuïtief aanvoelt dat ze niets voor hem zijn. "Ik kan me vergissen ? en ik hoop het (een beetje)." Die beleefde maar onbevangen weigering is typisch voor de eigenzinnige lezer die De Kuyper is. Onnadrukkelijk komt hij voor zijn voorkeuren uit; soms koketteert hij met de grilligheid ervan: als de internetboekhandel Amazon hem op basis van zijn koopprofiel suggesties doet (Paul Auster, Sandor Màrai), stelt hij tevreden vast dat die nergens op slaan: hij heeft een profiel dat hoegenaamd niet past in het stramien van het marktonderzoek.
Ook als lezer, vermoed je, is hij minder iemand die zoekt dan iemand die vindt. Hij leest wat hem plezier bezorgt, en vaak bezorgt een boek hem plezier omdat hij er iets mee kan doen. "Ikzelf ben in de eerste plaats een lezer die leest en bijzonder graag leest, omdat dit voor hem een aanleiding is om te schrijven. Ik ben een schrijver die schrijft omdat hij dan een goed excuus heeft om te kunnen lezen." Plezier is voor hem verbonden met een activiteit: schrijven, je fascinatie met woorden benaderen en aftasten.
Voor De Kuyper is lezen geen solitaire activiteit; het speelt zich af in een wisselwerking met vrienden die elkaar leessuggesties doorgeven en over hun lectuur discussiëren. Wie Het teruggevonden kind leest, doet daar zijn voordeel mee: ik ga in elk geval op zoek naar de autobiografieën van Mechtilde Lichnowsky en Rumer Godden, en naar de Histoire exécrable d'un héros Brabançon van Jean Muno, volgens De Kuyper "het meest overtuigende document dat er bestaat over de Vlaamse kwestie, het belgicisme, het franskiljonisme, het flamingantisme en een reeks andere taboegebieden uit het Rijke Belgische Leven". Ook in zijn leessuggesties is Het teruggevonden kind een aanstekelijk boek. [Eddy Bettens]
Drs. Cees van der Pluijm
Eric de Kuyper (1942) is een Belgisch-Nederlandse auteur van Europese allure, auteur van tientallen boeken en essays op literair, wetenschappelijk, cinematografisch en cultureel gebied. Ook was hij actief als filmregisseur. In zijn literaire oeuvre onderzocht hij onder meer in een vijftal boeken zijn eigen kindleven. "Het teruggevonden kind" is een literair-filosofisch-cultuurwetenschappelijk onderzoek naar het schrijven over kind-zijn. De Kuyper gaat in zee met Proust, met zijn eigen herinneringen, maar ook met auteurs van romans en autobiografieën die over het kindleven schreven, zoals Stendhal, Renard, Simenon en Kertész. De Kuyper is een auteur voor fijnproevers. Zijn formuleringen zijn verrukkelijk en subtiel, zijn belezenheid is ontzaglijk, maar nimmer afschrikwekkend, zijn ideeën zijn oorspronkelijk en zetten aan tot denken, lezen, herlezen en dan weer denken. Dit is literaire essayistiek op het hoogste niveau, een boek dat van schrijvers lezers en van lezers schrijvers maakt, aanstekelijk en inspirerend. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.