Lagerwal : gedichten
Luuk Gruwez
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 1999 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GRUW |
Jeroen Overstijns
em/ov/25 n
Kijk naar mij. Zie mij eens op mijn eigen onnavolgbaar mooie wijze stout wezen. Met als verborgen subtekst: hou van mij. Hou van mijn burgerlijke anarchie, van mijn op het gouden apothekersweegschaaltje van de correctheid gewogen middenstandersmeningen. Hou van mijn geveinsde eigenzinnigheid. Het beeld van dat verlangen komt naar boven, telkens wanneer ik de stuukjes van Luuk lees. Luuk Gruwez bekijkt de wereld maar vooral zichzelf, staat verbaasd en schrijft daar vervolgens een column over die te horen is op Radio 1 ( De toestand is hopeloos, maar niet ernstig ) of te lezen in De Standaard Magazine . De milde bedoelingen van deze ongebreidelde opiniekweek maakt Luuk Gruwez duidelijk in de column ,,Een passabel zoogdier'', opgenomen in zijn eerste columnbundel Slechte gedachten : ,,Het is me er namelijk alleen maar om te doen als een in de twintigste eeuw verdwaalde rederijker te kwinkeleren.'' Kwinkeleren betekent blijkbaar ,,vrolijk zingen''.
Gruwez probeert de stemming dan ook vrolijk te houden in Slechte gedachten. Het boek is een luchtgeestige stoet van gedachten met voor elk wat wils. Een olijke kwinkslag? Een beetje diepzinnig? Een vleugje tristesse? Misschien zelfs een beetje stout (nudge nudge)? U vraagt en guitige Gruwez tapt uit het nimmer ledige vat van zijn opiniërende bestaan. Alleen: Gruwez weet overal wel iets over te vertellen, maar dat maakt hem natuurlijk nog geen groot denker. Hij poseert vooral graag als recalcitrante commentator van ons bestaan, maar zijn gedachten zijn helaas gemeengoed. VTM heet bij hem nog altijd een ,,pretnet'' en de televisie een ,,technicolore anus''. We zouden leven in een gevoelloze tijd, ,,Heimwee is, vrees ik, niet meer in de mode en wordt hier en daar al verboden.'' Tegenwoordig zou alles kunnen, maar tegelijk moeten we uitkijken voor het tegendeel: ,,De Neopreutsen komen eraan''.
Gruwez dolt met de werkelijkheid, en glimt van trots bij de frivoliteit van de o zo aardse axioma's die hij daaruit puurt. ,,Poetsvrouwen? Het zijn de verpleegsters van het heelal.'' ,,Ik ken geen enkel hertenkalf dat niet mooier is dan Claudia Schiffer of Naomi Campbell.''
Elke column ruikt naar het correcte gelijk. Het zijn grootste-gemene-deler-luchtjes die verkocht worden alsof er al voor minder tot de guillotine zijn geleid. Gruwez sleurt er pseudo-diepzinnige ideeën bij waarvan je voelt dat je geacht wordt ze leuk en slim te vinden, ook al zijn ze banaal: ,,Het heeft mij altijd verwonderd dat alles begint met het begin en eindigt met het einde en niet begint met het einde en eindigt met het begin.'' ,,Wat is het verschil tussen erotiek en pornografie? De eerste wil de tijd laten duren, de tweede wil de tijd doden.'' Of hij koketteert met moedwillige contradicties die erom smeken door de lezer doorzien te worden: ,,Nu maak ik mij flink wat zorgen: mijn eigen ijdelheid neemt zienderogen af.''
Zowat elke gedachte vertrekt vanuit des schrijvers navel. Gruwez' perspectief op de dingen is de maat van het bestaan. Ik heb niet eens het gevoel gehad dat in deze columns veel over de wereld gezegd wordt.
Wat allemaal niet wil zeggen dat je het met Gruwez om de haverklap oneens zal zijn. Was het maar zo. Met deze columns kan je het gemakkelijk eens zijn omdat ze niets zeggen. De woorden tollen als zot rond een mentaal vacuüm. Allemaal heel gezellig hoor, daar niet van: de stukken knetteren als een uit de kluiten gewassen haardvuur. Om te knuffelen zo snoezig zijn ze. Alleen wíl ik me helemaal niet aan Luuk Gruwez verwarmen. Ik erger me aan de zelfgenoegzaamheid waarmee hij zich aan Herman de Coninck spiegelt om zijn eigen tolerantie in de verf te zetten (,,wij waren afkerig van gewichtigheid en dogmatiek: gelijk was voor de anderen''). Ik moet niets hebben van de ironische weltschmerz (,,Ik heb een kraan die lekt en een neefje met acne. Niets komt ooit nog goed'') of de onverholen witzen (over het laatste avondmaal: ,,Naam van de zaal? 't Hofken van Olijven, zeker?''). En dat hij volgens een van de columns zijn penis tegenwoordig de naam ,,Sultan Suleyman de Prachtlievende'' geeft, zal me al helemaal - euh - worst wezen.
Echt klef wordt Luuk Gruwez wanneer hij zijn eigen fouten toegeeft. In de allerlaatste column van de bundel (bloedstollende titel: ,,Credo'') verkondigt Luuk Gruwez luidkeels dat hij zich aan columnisten ergert, dus ook aan zichzelf, ,,de columnist is iemand die niet slim genoeg is om filosoof te zijn en niet geestig genoeg om cabaretier te zijn.'' Dat slaat in ieder geval wat hemzelf betreft de nagel op de kop. Maar waarom blijft hij dan met uitgestreken gezicht verder schrijven? Ik ken mijn eigen tekortkomingen, en omdat ik ervoor uit durf komen zal het uiteindelijk wel niet zo erg zijn als ik zelf beweer? Ajakkes. Om Gruwez een laatste keer te citeren: ,,Je parfumeert je van top tot teen met de meningen van anderen om te verhullen dat je zelf maar een luchtje bent.''
Marc Reynebeau
ob/kt/20 o
VERBOD EN TABOE
BOEKEN
Luuk Gruwez is een dwaas. Hij is bijvoorbeeld de mening toegedaan dat een mens elke dag weer zou moeten kunnen kiezen welke dag van zijn leven het is. De gebruikelijke manier waarop de tijd zijn gang gaat, de ene dag even stipt als voorspelbaar volgend op de andere, zint hem immers allerminst. Zo koestert hij nog tal van bezwaren tegen de dingen zoals ze zijn, de wereld zoals hij is, zichzelf meestal inbegrepen.
Daar is allemaal niet bijster veel aan te doen, maar een schrijver kan er natuurlijk wel over schrijven. Of liever, omdat er niets aan te doen is, moet degene die daar last van heeft maar schrijver worden. Niet zozeer om het als dusdanig op te schrijven (waar zou dat goed voor zijn?), maar vooral om dat kunstig en mooi te doen, opdat het genot dat daaruit voortvloeit (voor de schrijver en hopelijk ook voor de lezer) de gesignaleerde ongemakken en ergernissen even zou kunnen overstemmen. Zo kan de schrijver het alternatief voor wat hem zo stoort op papier zetten en het een imaginair bestaan geven. En het imaginaire wordt levensecht
als men er maar hard genoeg in gelooft.
Zo'n schrijver is Luuk Gruwez geworden, een meer bepaald romantische dwaas dus. Zijn hele werk is doordrongen van het verlangen om een en ander in Gods schepping te herschikken, om ze, weliswaar onhandig en ongeriefd, in taal naar zijn hand te zetten. "Het is mij er namelijk alleen maar om te doen als een in de twintigste eeuw verdwaalde rederijker te kwinkeleren dat schoonheid een verrekt bedrieglijk goed is en dat het onbegrijpelijk is dat wij haar nastreven", voilà.
Gruwez heeft dat altijd op een redelijk directe manier gedaan, doordat zijn gedichten en zeker zijn proza drijven op een uitgesproken autobiografische grondlaag, al betekent dat niet dat daarin veel waarheid moet worden gezocht. Want de waarheid is immers op zichzelf niet bijster interessant. In zijn pas verschenen boek Slechte gedachten spreekt Gruwez zich nog directer uit, want het gaat hier om een bundeling columns die hij de voorbije vijf jaar radio- of magazinegewijs de wereld instuurde.
Koestert Gruwez dan zoveel beklijvende meningen, zoveel interessante gedachten over de dingen van de dag, dat ze de moeite van het bewaren in een boekje waard zijn? Dat is relatief, want de columnist, aldus Gruwez, "is iemand die niet slim genoeg is om filosoof te zijn en niet geestig genoeg om cabaretier te zijn. Hij verhoudt zich tot de wijsheid zoals een wc-bril tot een achterwerk: hij komt er dichtbij, hij draagt ze zelfs, maar er echt van doordrongen is hij niet."
Het is inderdaad vast niet erg "wijs" om liever ongeboren te willen zijn, om de liefde liever te verzamelen dan haar te consumeren, om te weigeren in het nu te leven of om het tabagisme te omhelzen. Dat zijn slechte gedachten, maar ze zijn noodzakelijk, want niemand hoeft er zich bij neer te leggen dat hij geboren is moeten worden. En schuldig genot, waar verbod en taboe op rust, is het heerlijkste genot.
Toch gaat het Gruwez niet meteen om de mening, veeleer om de taal waarin hij voorwendt een mening te hebben. Hij kwinkeleert er lustig op los, in een vuurwerk van beweringen, redeneringen, vergelijkingen en metaforen, met enige dromen en - meestal gruwelijke - sprookjes daartussendoor, koketterend met woordenschat en taalvaardigheid als een pauw met zijn staart. (Als die staart geslaagd is, zoals in Slechte gedachten, kan tegen dat gekoketteer geen enkel bezwaar bestaan.) Het doet soms wat aan
het proza van Herman De Coninck denken, soms iets té, bijvoorbeeld wanneer Gruwez zijn verwekking door zijn vader beschrijft als: "Het ideale moment, vond hij, om iets te maken: mij", of wanneer hij een mening zich laat introduceren met: "'Aangenaam,' zei de mening, 'ik ben een mening'".
Het is goed toeven in dit bad van slechte gedachten. De gevoelige lezer mag er zich graag in laten bewelmen. Hoewel toch ook niet té, want het kunstige gekakel loopt ook wel eens vast. Er klopt iets niet wanneer de herfst eerst wordt geprezen als het ideale seizoen voor te herwaarderen gevoelens als heimwee en nostalgie en een eind verder in het boek wordt afgewezen omdat hij te vaak in het slechte gezelschap van de dood wordt gesignaleerd. En ook meningen zijn aan bederf onderhevig. De stelling dat
Jean-Luc Dehaene nooit populair kan zijn (omdat elke Belg in het diepst van zichzelf een Jean-Luc is en elke ochtend gruwt bij de aanblik van die Billie Turf in de spiegel) is sinds 13 juni jongstleden maar moeilijk meer te bewijzen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.