De grote, maar aan het eind van zijn leven zieke en verwarde 19e-eeuwse Russische schrijver Tolstoj wil zijn bestaan ontvluchten, maar komt niet verder dan een klein naburig treinstation.
De romantische Anna trouwt met de oudere vorst Prozorski. Al haar hooggestemde idealen over de liefde worden in één klap verwoest als ze bij hem intrekt: de huwelijksnacht is rampzalig, naar het kind dat daaruit geboren wordt kijkt haar man niet om, en hoewel hij niet bepaald een ascetisch verleden heeft, bewaakt hij met ziekelijke jaloezie haar kuisheid. Anna voelt zich al snel aangetrokken tot een jeugdvriend van de vorst. Daardoor komt het huwelijk steeds meer onder druk te staan.