De voorstelling van een Israëlische stand-upcomedian, die wordt gadegeslagen door een gepensioneerde rechter met wie hij ooit bevriend was, gaat over in het persoonlijke verhaal over een traumatische jeugdervaring, wat de rechter confronteert met zijn verraad van hun vriendschap.
Michiels brengt een eeuw Vlaamse podiumhumor in kaart via persoonlijke ervaringen, biografische informatie en anekdotes. Hij beschrijft onder meer Frans Lamoen, Urbanus, Bert Verhoye en Piet Piryns.