Tijdens zijn opleiding in Antwerpen hield Bruegel zich vooral bezig met tekenen; pas toen hij naar Brussel verhuisde begon hij te schilderen. Een analyse van de schilderijen Dulle Griet en Twaalf spreuken beschrijft deze ontwikkeling. Daarnaast toont het boek een dertigtal gravures en een tiental prenten.
De dochter van een Antwerpse wasvrouw kijkt terug op haar leven als opgroeiend meisje, kokkin, koopvrouw, schildersmodel, minnares en moeder, aan het eind van de 16e eeuw.