Een klein meisje in Zuid-Afrika eind 19e eeuw offert zich tijdens een ijzige sneeuwstorm in de Drakensbergen op om haar jongere broertje van de vriesdood te redden.
Een mysterieuze jonge vrouw heeft haar intrek genomen in een hutje in een onherbergzaam Zuid-Afrikaans natuurgebied. Wanneer er brand uitbreekt, wijzen de dorpelingen haar aan als schuldige. In een monoloog vertelt de vrouw haar geschiedenis, die nauw verbonden is met de oorlog in Mozambique.
Een machtige en sjieke Zuid-Afrikaanse boerenfamilie gaat ten onder aan de zeven hoofdzonden: hoogmoed, hebzucht, wellust, jaloezie, gulzigheid, woede en luiheid.