Een 14-jarig meisje werkt in het Limburg van midden 19e eeuw keihard in een mijn, tot een vriend haar aan gezonder werk bij rijke familie van hem helpt.
Breder Weltmann is een rijke nazaat van de exploitanten van een kolenmijn. Hij heeft een rustig leven uitgebouwd als rentenier, dat ongenadig verstoord wordt wanneer blijkt dat er nog een aantal rekeningen van zijn voorouders vereffend moeten worden.
Als in de Limburgse mergelgrotten verminkte lichamen worden gevonden, onderzoeken rechercheur Detta en zijn partner De Winter of dit het werk is van een monster of van iemand die de mythe van het monster in stand wil houden.