De in elkaar hakende verhalen spelen zich af in de fictieve kibboets Jikhat, halverwege de jaren vijftig. Ze schetsen portretten van een aantal inwoners van de kibboets, die eigen dromen hebben en persoonlijke pijn ervaren in de schaduw van een van de grootste collectieve dromen uit de geschiedenis van de twintigste eeuw.
Terwijl in 1944 zijn vrienden in Europa vechten, krijgt een in Amerika achtergebleven, voor het leger afgekeurde sportleraar te maken met een polio-epidemie.
Een getraumatiseerde veteraan van de Koreaanse oorlog keert in de jaren vijftig van de 20e eeuw terug naar de Verenigde Staten om zijn zieke zuster te bezoeken.
Een jonge slager bouwt in een stadje in Virginia in 1948 een succesvol bestaan op, maar dan ontmoet hij de beeldschone jonge vrouw van een rijke grondbezitter.
Een man brengt zijn tijd door met schrijven in zijn dagboek en wandelen door de stad en leeft tegelijkertijd in dromen en werkelijkheid en voorstellingen van 'haar' of 'de ander'.
Deze jonge schrijfster haalt het speelplein onder de nagels van het kind vandaan, in het felle licht van Sevilla trekken pupillen zich samen, en u wordt gevraagd om duiven van de straten te schrapen. Zo krijgt dat wat hard en voldongen is weer het plooibare van een vermoeden.