Een jongeman zit na allerlei dramatische gebeurtenissen volkomen vereenzaamd in zijn kamer als daar ineens een man op sandalen verschijnt die zich Jezus noemt en hem aanraadt te verhuizen naar het dorp waar zijn moeder is opgegroeid.
In de vorm van een lange monoloog door Jezus geeft de schrijfster op eigen wijze een vrije interpretatie van de gedachten en gevoelens van Jezus tijdens zijn laatste uren.
In Nazareth aan het begin van onze jaartelling wordt Jozef, de vader van Jezus, ten onrechte beschuldigd van moord op een vooraanstaande stadsgenoot en dreigt gekruisigd te worden.
In het levensverhaal van Maria Magdalena, de hoer die een discipel van Jezus werd, tekent zich al de strijd af van vrouwen om een aan de mannen gelijkwaardige rol te spelen in het christendom.
Vier vertellers, Mirjam - de moeder van Jezus -, de hogepriester Kajafas, de scepticus Judas en de rebellenleider Bar Avo vertellen over het leven en lijden van Christus.
De jonge schrijfster vertelt over de jaren 2004-2005 die ze doorbracht in Damascus waar ze in een oud klooster in de woestijn onderzoek doet naar de rol van Jezus in de islam en verliefd wordt op een jonge monnik.
Tussen het leven van de timmerman die het houten kruis voor de terechtstelling van Christus moest maken, en dat van de hedendaagse vrouw die zijn verhaal vertelt, blijken overeenkomsten te bestaan.