Op een wintermorgen worden drie inwoners van een afgelegen bergdorp in Noord-Italië geconfronteerd met elf zwaar verminkte lichamen, alle door verschillende oorzaken omgekomen, en alle op hetzelfde tijdstip. Niemand begrijpt wat er is gebeurd. De 42 inwoners van het dorp vallen ten prooi aan de toesnellende media. Van eenvoudige getuigen van een onbegrijpelijk kwaad worden zij de onvermoede hoofdfiguren van deze roman. En allen verliezen langzaam de greep op de werkelijkheid. Don Ermete kan zijn parochianen niet in de steek laten. Samen met een jonge psychiater die op de vlucht is voor een stukgelopen relatie, probeert hij deze verloren, weerbarstige mensen te redden. Don Ermete moet zich schrap zetten om toegang te krijgen tot de nederige woningen waar de waanzin ontkiemt.
Een groepje jongeren maakt de straten onveilig. Een van de bendeleiders wordt opgepakt, maar maakt ook in gevangenis amok. De overheid besluit tot een wetenschappelijk experiment: geweld moet hem wezensvreemd worden. Het experiment heeft echter een paar onverwachte bijwerkingen.
Nadat haar 16-jarige zoon op zijn highschool acht mensen heeft vermoord, kijkt zijn moeder in brieven aan haar man terug op diens kindertijd in een poging een verklaring voor zijn gedrag te vinden.
Een 32-jarige vrouw vertelt aan haar psychiater hoe ze 16 jaar eerder, in 1843, in Canada tot levenslang is veroordeeld voor medeplichtigheid aan de moord op haar werkgever en diens huishoudster.
Gebaseerd op een ware gebeurtenis: het strafproces tegen een vrouw die zich door haar wereldvreemde en veranderende echtgenoot dusdanig getergd weet dat ze alle normbesef verliest en hem in koelen bloede vermoordt. Met deze geschiedenis verweeft zich het verhaal van drie jeugdvriendinnen die elkaar jarenlang uit het oog hebben verloren, maar wier wegen elkaar toevallig weer zullen kruisen.
Stockholm, begin twintigste eeuw. De arts Pontus Vossinge leidt een karig bestaan. Hij onderzoekt en behandelt de venerische ziekten van prostituees. Hij voelt zich gevleid als de gevierde auteur hem naar een medicijn vraagt waarmee een arts, in theorie, de perfecte moord zou kunnen plegen.
Na jaren van zware fysieke en psychische mishandeling door hun ouders vermoordt de 18-jarige Billy Gilley op 27 april 1984 zijn vader, moeder en jongste zus met een honkbalknuppel.
Het geordende bestaan van een blank Zuid-Afrikaans echtpaar van middelbare leeftijd verandert voorgoed als hun zoon de vriend doodschiet die hij kort daarvoor met zijn vriendin betrapte.
Als een jongeman te horen krijgt dat hij een tumor in zijn hersenen heeft en nog slechts veertig niezen van zijn dood is verwijderd, besluit hij de grootste seriemoordenaar uit de geschiedenis te worden.