Beschrijving van de massamoorden door totalitaire regimes in Midden-Europa in de jaren 1933-1945, waarbij verbanden worden gelegd tussen de methoden en motieven. Aan bod komen onder meer de Sovjet-hongersnoden, Stalins ‘Grote Zuivering’, de concentratiekampen en de ‘shoah door kogels’, waarbij burgers ter plekke werden doodgeschoten.
Tokyo, 26 januari 1948. Het derde jaar van de Amerikaanse bezetting is net ingegaan wanneer een man een bank binnen loopt en zegt dat hij een dokter is. Hij beweert dat er een uitbarsting van dysenterie heerst en dat iedereen die blootgesteld is aan het virus een medicijn moet innemen. Zestien medewerkers van de bank nemen het medicijn tot zich. Luttele minuten later zijn er twaalf gestorven, de andere vier zijn bewusteloos. De dokter verdwijnt met een enorm bedrag uit de kluis. Het is het begin van de grootste klopjacht uit de Japanse geschiedenis.
Ze bestonden niet, ze hadden geen verleden, ze hielden hun mond. Meer dan 60 jaar hebben ze gezwegen, de kinderen van Belgische vrouwen en Duitse Wehrmachtsoldaten. Het verhaal van hun oorsprong behoorde tot de best bewaarde familiegeheimen. In de loop der jaren verzamelden de oorlogskinderen stukken en brokken van hun geschiedenis: flarden van gesprekken, foto's, brieven. Meestal blijft er echter een onbekende over: hun vader. In het boek vertellen een 70-tal Belgische oorlogskinderen over hun zoektocht, hun levensverhaal, de vijandigheid die ze ontmoetten en de zeldzame mooie momenten in hun bestaan.
Een half-Joodse verzetsman die Duitsland in 1934 halsoverkop moest ontvluchten, keert na twintig jaar ballingschap in Engeland terug in Berlijn om contact te zoeken met zijn familie.