De horizon
Wieslaw Mysliwski
Wieslaw Mysliwski (Auteur), Karol Lesman (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5622 |
31/12/2010
Elk taalgebied heeft wel een auteur die binnen de eigen literaire traditie een prominente positie bekleedt, maar die in het buitenland amper of niet bestaat. In de hedendaagse Poolse literatuur behoorde de prozaschrijver Wieslaw Mysliwski lange tijd tot het kransje topauteurs wier literaire renommee niet veel verder reikte dan de landsgrenzen. De in 1932 geboren Mysliwski debuteerde in de jaren zestig als vertegenwoordiger van een stroming die door de literaire kritiek van die tijd ietwat neerbuigend als 'boerenproza' gecatalogiseerd werd. Veeleer dan belegen heimatliteratuur waarin boeren als voornaamste personages worden opgevoerd, gaat het om boeken die hun inspiratie putten uit de traditionele Poolse boerencultuur. Aan de basis van die fascinatie voor het plattelandsleven lag een nostalgische reflex, met name de idee dat de naoorlogse industrialisering van Polen en de bijbehorende plattelandsvlucht de teloorgang inluidden van het traditionele dorpsleven en van lokale gebruiken die decennialang van generatie op generatie waren doorgegeven. Mysliwski groeide al snel uit tot de belangrijkste exponent van deze stroming en schreef met Kamien na kamieniu ('Steen op steen', 1984) een roman die doorgaans als hoogtepunt (en symbolisch eindpunt) van het Poolse boerenproza beschouwd wordt. Het was het eerste boek van Mysliwski dat ook in het buitenland enige weerklank vond, met vertalingen in onder andere het Duits, Russisch en Roemeens.
Dat Mysliwski's werk lange tijd amper opgemerkt werd in het buitenland, had wellicht niet alleen te maken met de weinig wervelende thematiek van zijn oeuvre, maar mogelijk ook met het feit dat de man sinds jaar en dag een teruggetrokken bestaan leidt en zich weinig of niets gelegen laat aan de promotie van zijn werk. Karakteristiek in dat verband is zijn uitspraak dat een schrijver na het afwerken van een boek het best gewoon meteen zou sterven, zodat niets het autonome bestaan van diens werk nog in de weg zou staan. Dat een dergelijk mediaschuw schrijversbestaan in tijden van crossmediale marketing geen belemmering hoeft te zijn voor literaire successen, bleek in 1997, toen Mysliwski's vierde roman Widnokrag (Horizon, 1996) bekroond werd met de toen pas ingestelde Poolse literatuurprijs Nike. Met Widnokrag schreef Mysliwski een ongewone bildungsroman, een losse ? en tegelijk knap geconstrueerde ? keten van verhalen en anekdotes waarin een Poolse stadsintellectueel de wereld van zijn kindertijd en jeugd op het platteland reconstrueert. Na de bekroning van Widnokrag keerde Mysliwski, die slechts één of hooguit twee boeken per decennium pleegt af te leveren, terug naar zijn schrijftafel, om pas in 2006 weer van zich te doen spreken met de lijvige roman Over het doppen van bonen. Tien jaar na de bekroning van Horizon, kreeg Mysliwski ook ditmaal de Nike (intussen uitgegroeid tot de bekendste Poolse literaire onderscheiding, goed voor ca. 25.000 euro).
Net zoals in 's mans vroegere werk kun je ook in Over het doppen van bonen niet om de rurale inslag van Mysliwski's schrijverschap heen. Het verhaal heeft veel weg van de parabel van de verloren zoon: een man van eenvoudige komaf wordt door allerhande omstandigheden ontworteld uit zijn oorspronkelijke rurale milieu en keert na jarenlange omzwervingen terug naar de plaats van zijn kindertijd en jeugd. De vorm waarin dat rijk geschakeerde levensverhaal verteld wordt, is allesbehalve alledaags en zit meteen ook ingebed in Mysliwski's fascinatie voor de teloorgegane dorpscultuur. De nergens bij naam genoemde ik-verteller (meteen ook het hoofdpersonage van de roman) brengt zijn oude dag door als opzichter en manusje-van-alles op een domein met vakantiehuisjes, op de plaats waar zich ooit zijn geboortedorp bevond. Op een herfstavond klopt een onbekende man bij hem aan, die zegt bonen te willen kopen. Wat zich daarna ontspint, is een over 400 pagina's uitgespreide nachtelijke monoloog waarin de ik-verteller aan zijn toevallige gast het verhaal van zijn leven uit de doeken doet. Dat in vele richtingen uitwaaierende relaas vindt ? niet onbelangrijk ? plaats tijdens het doppen van bonen (in vervlogen tijden een bij uitstek sociaal gebeuren dat uitnodigde tot het opdissen van allerhande waarschijnlijke en minder waarschijnlijke verhalen).
Wat komen we over deze causerende ik-verteller te weten? Dat hij als kind als enige inwoner van zijn dorp de gruwel van de Tweede Wereldoorlog overleefde en nadien, na allerhande omzwervingen, van het nieuwe bewind een opleiding kreeg tot elektricien en aan de slag ging bij de elektrificatie van het Poolse platteland, dat hij nog later een passie voor de saxofoon ontwikkelde en om den brode uitweek naar het buitenland, waar hij jarenlang de kost verdiende als muzikant, om uiteindelijk weer naar zijn geboortestreek terug te keren. Daar doodt hij de tijd, niet alleen door zich te ontfermen over de graven van zijn vermoorde dorpsgenoten, maar ook door orde te scheppen in zijn eigen woelige levensloop. De act van het vertellen is daarbij van cruciaal belang ('We leven in wat wordt verteld. De wereld is wat wordt verteld', laat hij zich ergens ontvallen).
De kracht van het boek bestaat niet alleen in de orale bravoure en de subtiele humor waarmee de ik-verteller verhaalt over de vele toevallige gebeurtenissen en ontmoetingen die een bepalende invloed hadden op zijn leven, maar schuilt ook in de doorleefde wijsheden die de ik-verteller op tijd en stond debiteert. Dat gaat van korte, tot nadenken stemmende sententies ('Volgens mij praat je zelfs als je met iemand anders praat uiteindelijk met jezelf') tot langere fragmenten die de dingen des levens in een ander perspectief plaatsen ('O, de zandbak, dat is de wereld in een notendop, gelooft u me. Die paar meter bij een paar meter, en wat je ziet zijn de wereld, de mensheid, toekomstige oorlogen. Schattige snoetjes, rode wangetjes, op het eerste gezicht onschuldig, en toch zou je zo al kunnen zeggen welk kind welk in het zand zou willen begraven en welk voor welk kind zich in het zand zou willen verstoppen. Voor welk kind deze zandbak ooit te klein zal zijn, en welk er ooit in ten onder zal gaan'.) Hoeft het betoog dat Mysliwski's Over het doppen van bonen zich wellicht het best laat lezen met potlood en notitieboekje in de aanslag? [Kris Van Heuckelom]
J.F. Vogelaar
Deze grote roman roept de vraag op, waarom van deze Poolse schrijver, Mysliwski (1932), niet eerder iets vertaald is. 'Tractaat over het doppen van bonen', zoals de titel voluit luidt en die het verhalende én beschouwende van deze monoloog dekt. Bonen doppen gaf vroeger gelegenheid tot breeduit vertellen. Aan het woord is een oude man, toezichthouder over een stel vakantiehuisjes, bij wie iemand aan komt kloppen om bonen te kopen 'een gespreksgenoot' die zelf niets zegt en een schim blijft. Het gaat ook om het levensverhaal van de verteller, die ooit elektricien was en een tweede leven leidde als saxofonist. Op deze plaats zag hij zijn familie en een heel tijdvak verdwijnen. Zoals hij zelf zegt probeert hij een leven bij elkaar te rapen en daarvoor weidt hij vaak zeer wijd uit. Zonder zich te haasten haalt hij een ingewikkeld verleden op. Op zich al zeldzaam dat een moderne schrijver de tijd neemt en tegelijk de lezer alle ruimte biedt. Dit is in meer opzichten een bijzonder boek. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.