Overal in het werk van Remco Campert figureren katten en katers. Spinnend op schoot, verloren geraakt in de binnentuin, symbolisch met de kolder in hun kop. Al in zijn allereerste verhalenbundel duikt een kat op: de kater Gerrit die kan spreken, ‘wat erg hinderlijk was’. Veel hinderlijker nog zijn die andere katers: die na een avond stevig doordrinken.
Als een journalist een oogverblindende ballerina op het toneel ziet, staat hij in vuur en vlam. De liefde is wederzijds, maar zodra ze getrouwd zijn, probeert hij haar van haar danscarrière weg te houden.