Leeuwerik
Dezsö Kosztolányi
Dezsö Kosztolányi (Auteur), Rogier van der Wal (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Gennep, cop. 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7702 |
31/12/2010
Een ontaard keizer
Twee nieuwe boeken over Nero
Nero had zijn keizerschap te danken aan de intriges van zijn moeder Agrippina, die met haar oom keizer Claudius trouwde. Ze regelde het huwelijk van haar zoon met Claudius' dochter, de vergiftiging van de keizer en de troonsopvolging van haar zoon ten nadele van Claudius' zoon Britannicus. De eerste regeringsjaren van Nero vielen wel mee, omdat hij de adviezen van gardecommandant Burrus en van filosoof Seneca volgde, en grotendeels zijn moeder liet regeren. Na de moord op zijn moeder, de dood van Burrus en de opgelegde zelfdoding van Seneca was hij nog enkel populair bij het volk, door de spektakelspelen. De senatoren verachtten en haatten hem, omdat hij in het openbaar als zanger en wagenmenner optrad, en onder hen vele slachtoffers maakte. Als moedermoordenaar, brandstichter van Rome en christenvervolger werd hij de personificatie van wreedheid en kreeg hij een diabolisch-mythische dimensie.
Anton van Hooff beschrijft in Nero en Seneca hoe de levens van deze twee personen nauw met elkaar verbonden waren, maar later uiteengroeiden. In een bijzonder boeiend eerste hoofdstuk stelt hij de dood van beiden tegenover elkaar. Na een vage vermelding bij een complot kreeg Seneca een 'zelfdodingsbevel': vastberaden accepteerde hij het onontkoombare lot en stierf met stoïsche waardigheid te midden van zijn geliefden. Nero pleegde pas zelfmoord toen hij volledig in het nauw gedreven was, vroeg daarbij de hulp van ex-slaven en beklaagde voortdurend zichzelf. De auteur bouwt zijn verhaal op door geschreven bronnen te parafraseren en citeren. Ondertussen wijst hij er herhaaldelijk op dat Seneca de laatste uren van Socrates heropvoert. Ook weidt hij uit over de Romeinse opvattingen over zelfdoding en euthanasie, de betekenis van de stoïsche apatheia, het antieke 'substantialisme' (dat historische en persoonlijke processen negeerde), en de shame society van de oudheid.
Daarna overloopt Van Hooff chronologisch de levens van het 'tragische duo'. Burrus en Seneca toonden oorspronkelijk veel begrip voor de keizer: zijn moorden op Britannicus en Agrippina waren misschien wel noodzakelijk om zijn positie van alleenheerser te bestendigen en zijn vulgair gedrag werd als jeugdzonde gebagatelliseerd. Na Burrus' dood verwaterde de samenwerking tussen Nero en Seneca, maar Seneca's verzoek zich terug te trekken werd geweigerd. Heel regelmatig verwijst de auteur naar parallellen met praktijken van autoritaire regimes, maar naast Stalin, Hitler en Brezjnev, vermeldt hij onder meer ook koningin Beatrix, prins Bernhard en prinses Diana in parallelle situaties en reacties. Een overrompelend bewijs van de stelling dat geschiedenis een 'bezit voor altijd' is.
Van Hooff parafraseert heel wat literaire werken, vooral (maar niet uitsluitend) van Seneca, die volgens hem eerder een bekwaam 'crisismanager' dan een beschouwelijk kamergeleerde was. Uiteraard schenkt hij ruim aandacht aan zijn diverse ethische geschriften. Daarbij noemt hij zijn stoïsche raadgevingen meermaals stoïsche gemeenplaatsen of dooddoeners. Maar hij vermeldt ze als losse elementen, zonder verwijzing naar de stoïsche basisprincipes, namelijk het verband tussen de (leidende) kosmische Logos en de menselijke rede, die moet bepalen wat zedelijk goed is en zo geluk garandeert. Een stelregel als 'een gelukkig leven is een bestaan dat overeenkomt met zijn wezen' blijft onduidelijk.
De Hongaar Dezso Kosztolányi focust in de roman Nero, de bloedige dichter nadrukkelijk op de psychologie van Nero. De zestienjarige prins is de enige die nog om de oude Claudius geeft, maar hij is getuige van zijn vergiftiging en wordt tot keizer uitgeroepen. Hij is diep onder de indruk, wordt depressief, en 'vanuit de bodemloze diepte van zijn verweesdheid' verlangt hij naar zijn vroeg gestorven vader. Ontredderd zoekt hij rust en heil in het schrijven van poëzie, waartoe Seneca hem aanmoedigt. Maar hij twijfelt aan zijn talent, en wanneer Britannicus hem een slecht dichter noemt, laat hij hem vergiftigen. Na het succes van zijn optredens, georchestreerd door Poppaea, slaat de verveling weer toe. Deze Poppaea zet hem ertoe aan zijn moeder en echtgenote te vermoorden. Zoals hij bij de brand van Rome de ondergang van Troje bezong, leest of speelt hij hier bij de moorden op Claudius, zijn broer en zijn moeder, de verhalen over Agamemnon, Thyestes en Orestes. De auteur schenkt weinig aandacht aan de politiek, maar geeft een levendig beeld van de Romeinse samenleving, soms in voor de rest weinig functionele uitweidingen.
Nero is hier even onmenselijk wreed als bij Van Hooff, maar de brand van Rome wordt als een verzinsel afgedaan. Er zijn meerdere verzachtende omstandigheden voor zijn gedrag. Zijn ontreddering na de moord op Claudius, het feit dat het beeld van de vermoorde Britannicus tot aan zijn dood in zijn geest blijft spoken, en enkele details ontleend aan de Caligulabiografie, suggereren een vorm van geestesziekte. Zijn excentrieke gedrag als dichter, acteur en wagenmenner wordt nadrukkelijk door het gespeelde enthousiasme van zijn omgeving en onderdanen gestimuleerd. Bij de moorden speelt ook de invloed van zijn omgeving een grotere rol. Zo lijkt Seneca al op voorhand de moedermoord goed te keuren. Seneca fungeert hier overigens als filosoof, niet als stoïcijn.
Deze twee nieuwe publicaties over Nero zijn interessant en waardevol. Van Hooff schreef een degelijk wetenschappelijk werk, dat heel toegankelijk is en dikwijls de epische vaart van een roman heeft. Bij hem staat de stoïcijn Seneca centraal, maar het stoïcisme is te fragmentarisch voorgesteld. Kosztolányi wil in zijn historische roman de keizer enigszins rehabiliteren. Hij gebruikt historisch onjuiste elementen, maar zijn nieuwe versie is wel (psychologisch) geloofwaardig. Bovendien is deze boeiende roman ? ook in vertaling ? zeer vlot en levendig geschreven. [Jef Ector]
Livia Visser-Fuchs
Historische, maar vooral psychologische roman over het leven van de beruchte Romeinse keizer Nero (stierf 68 na Chr.). De Hongaarse schrijver (1885-1936) was bovenal dichter, vertaler en estheet voor wie spelen met taal zeer belangrijk was. Hij beschrijft de onzekere, jonge keizer dan ook in de eerste plaats als een middelmatige dichter, die hunkert naar erkenning en roem als schrijver. Vooral vanuit deze frustratie pleegt hij zijn moorden – op zijn halfbroer, zijn moeder, zijn vrouw, zijn leermeester – en laat hij zich met allerlei misdadigers in. In een aangrijpend laatste hoofdstuk blijkt na zijn dood alleen zijn voedster nog om hem te geven. Geen traditionele historische roman, maar een zeer literair boek, met veel beschouwingen over leven en dood, en over de onzekerheden, vreugden en het verdriet van het schrijver en dichter zijn. Eerder verschenen in vertaling 'Anna' en 'Leeuwerik'. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.