Le rire de l'ogre : roman
Pierre Péju
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PEJU |
31/12/2004
De Franse schrijver en filosoof Pierre Péju publiceerde al een tiental boeken -- waaronder enkele verhalen- en essaybundels --, maar de roman Het stille kind is het eerste werk van zijn hand dat in het Nederlands verschijnt. Het is meteen een intrigerende kennismaking met een onmodieuze, ouderwets erudiete auteur, die zijn zwaarmoedige visie op leven, liefde en literatuur vormgeeft in een verfijnd sobere schriftuur.
"Alles kan gebeuren, dus ook het ergste". Op een regenachtige namiddag rijdt de boekhandelaar Etienne Vollard in volle vaart een jong meisje aan, dat volledig overstuur de straat op liep. Het ergste is gebeurd, de rest is schuld en eenzaamheid. Vollard en Eva hebben elkaar één rampzalig moment verschrikt in de ogen gekeken, dichter bij elkaar zullen ze niet meer geraken. Het meisje zal weliswaar nog uit haar coma geraken, maar is veroordeeld tot een autistisch, sprakeloos bestaan.
De kerngebeurtenis van deze roman -- een ongeval in een niet nader benoemde Franse stad in de nabijheid van het Chartreuse-gebergte -- vormt voor Péju de aanleiding tot een sombere reflectie over schuld en onmogelijke boete, over fundamentele eenzaamheid, en over de macht en onmacht van literatuur. Zwaarwichtige thema's dus, die alleen door de virtuoze verwerking van de schrijver niet voor een overdosis zorgen. In een beheerste, bedachtzame taal -- die alleen daar uit de bocht gaat waar de auteur zich wat al te poëtisch of symbolisch uit wil drukken -- evoceert Péju het bestaan van drie personages die ieder op hun eigen manier in zichzelf opgesloten zijn. Eva, die lange tijd comateus is en ook daarna wezenloos de wereld inkijkt. Haar moeder, Thérèse, die als het ware boven haar eigen leven uit probeert te zweven, voortdurend op de vlucht naar nergens, weg van alle verantwoordelijkheid, weg van haar dochter. En Etienne Vollard, de buitensporig vlezige man die zich oftewel opsluit in zijn boekenwinkel, oftewel de eenzame hoogten van het Chartreuse-massief opzoekt.
Drie personages dus die van zichzelf al genoeg eenzaamheid hebben, maar nu -- nu ze door het toeval, het ongeval op elkaar moesten stoten -- ook nog eens geconfronteerd worden met die van een ander. Alledrie eenzaam, alledrie verschillend in hun eenzaamheid. Vollard, die verteerd door schuldgevoelens dagelijks naast het ziekbed van Eva zit om haar fragmenten uit de wereldliteratuur voor te dragen, herkent de zuivere eenzaamheid van het roerloze lijfje als de tegenhanger van de zijne: de vereenzaming van de gekwetste, afgeleefde volwassene, die "was te wijten aan woekerend vlees, een teveel aan geheugen".
Vollard is het enige personage van wie Péju een voorgeschiedenis geeft. De boekhandelaar blijkt al vanaf zijn kindertijd wees te zijn -- er wordt gefluisterd dat zijn ouders vermoord werden -- en blijft ook in zijn school- en studententijd verweesd tussen de andere scholieren respectievelijk studenten rondlopen. Hij heeft al jarenlang last van slapeloze nachten, waarin steeds weer hetzelfde angstige stemmetje jammert: "Nee! Niet ik! Dat niet!". Een persoonlijke noodkreet, maar we mogen het ook lezen als een kreet van algehele existentiële verlorenheid. De wanhoop van Vollard is die van ons allemaal, we zijn allemaal wees: "Hij zei: 'Niet ik! Dat niet!' op exact dezelfde manier als had hij 'mama' gegild, uit een beklemde borst, het woord dat op elke leeftijd in stilte wordt uitgeschreeuwd, gesmoord in het donker, een droog 'mama' bij afwezigheid van tranen, terwijl aan de andere kant van de grenzeloze nacht een afwezige moeder, een verloren, dode moeder wanhopig gilt dat ze zelf nog maar een kind is, dat er geen moeder bestaat, nergens, geen grote mensen, alleen het eeuwige kind, het eeuwig kleine meisje..."
Het gillende kinderstemmetje dat de volwassen man uit zijn slaap houdt, kan alleen maar bestreden worden door andere woorden, andere zinnen. Die andere zinnen liggen opgeslagen in Vollards fenomenale geheugen, dat een kluwen vormt van talloze passages uit ooit gelezen boeken. Stukken Nabokov, Pasolini, Hans Christian Andersen en Nathalie Sarraute, ze klinken onverhoeds en woord voor woord op in het hoofd van de man die van jongs af een fanatiek lezer is. Zo moeizaam en ongaarne hij in contact treedt met zijn medemens, zo vanzelfsprekend is de literatuur zijn metgezel. Deze van wanhoop en levensonmacht doortrokken roman is dan ook tevens een liefdevolle ode aan de schone letteren. Geen luid pleidooi, Péju is geenszins de Jan Hoet van de literatuur, maar een verstilde tekst die voorzichtig peilt naar de kwetsbare kracht van een mooie zin. Wanneer Vollard het comateuze meisje de zoveelste dag op rij een van de in zijn hoofd bewaarde fragmenten voordraagt, opent het kind plots haar ogen: "Een blik die ineens openging, als een wond, een onbekende bloem." Als een wond, niet als een wonder. Het meisje kan weer zien, leert zelfs dingen begrijpen, maar zal nadien in stilte wegkwijnen. De literatuur kan haar niet redden, hoe de boekhandelaar haar met zijn voordrachten ook uit haar verlatenheid wil verlossen. Voor Vollard is het de bevestiging van een trieste wetenschap: literatuur helpt niemand te leven, ze is rustgevend noch troostend. Integendeel: "Verwoed lezen, zoals hijzelf altijd had gedaan, kwam er veeleer op neer de wonden van een ander te ontdekken. De wonden van een eenzame man, de verwarring van een eenzame vrouw. Lezen bestond erin in die wonden af te dalen, ze te verkennen." En dat is precies wat Péju al schrijvend doet. Zijn boek is één aanhoudende verkenning van de stilte, van het pijnigende vacuüm dat niet alleen de afstand tussen mens en mens, maar ook de kloof die hem van God en de natuur scheidt, onoverbrugbaar maakt. Een afdaling in de wonden van mensen, maar ook in die van de taal, en dat maakt van Het stille kind zo'n bijzondere en adequaat geschreven roman.
[Koen Van Baelen]
Menno Gnodde
Etienne Vollard, monomaan antiquaar, rijdt met zijn bestelwagen en hoofd vol boeken een plotseling overstekend meisje aan. De moeder van Eva kwam te laat om haar van school te halen, zoals zij voortdurend, met die nevel in haar hoofd, elders was. Uit zijn fenomenale geheugen opwellende teksten voordragend tracht Vollard, met de uit haar coma ontwaakte, maar definitief tot zwijgen gedoemde Eva wandelend in de bergen en bossen rond Grenoble, een verstandhouding op te bouwen met het meisje. Tevergeefs, drie mensen vastgeklonken in het klooster van hun eenzaamheid. De brand in zijn volgestouwde winkel "Het Werkwoord Zijn", afbraak en vuiligheid, onderstreept nog eens de illusie van zijn bestaanszekerheid. Er rest nog maar één daad. Deze Prix du Livre Inter 2003, een publieksprijs, biedt dan wel volop voer voor intertekstuele speurders, de onbevangen lezer kan zich naar believen verliezen in dit wanhopige verlangen naar warmte en troost. Paperback; vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.