Alles in het klein
Eriek Verpale
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERP |
ua/an/28 j
HALFNEGEN op het navrante Stationsplein van Wetteren. Geen sterveling heeft daar iets te zoeken, behalve café Posthotel. Enkele jaren geleden nog een bouwvallig restant van een alcoholisch verleden, nu een trendy gelegenheid waar niet alleen de voltallige intelligentsia van Wetteren, maar ook iedere zichzelf respecterende Gentse hele, halve of kwartintellectueel elkaar de maat neemt.
Ik ben een half uur te laat voor de plechtige geboorte van het nieuwste boek van Eriek Verpale, Katse nachten (,,Een weerslag van twaalf en half jaar leven in de liefde en de letteren, van de eerste nacht tot de laatste nacht in De Katte, een aparte, trotse, volkse buurt in Zelzate''). Maar ik had gerekend op een trage bevalling en dat klopt. Een deel van Verpales aanhang staat buiten in de regen; binnen is het twintig graden warmer, een kleine menigte staat dicht opeengepakt rond een podium. De lokaliteit zucht onder de aanwezigheid van zoveel talent. De buitendeur staat open, maar elke poging om binnen te komen strandt op de pastei van mensenvlees. Ik kijk door de ruiten, 25 minuten later sta ik half binnen, een kwartier laten ben ik via enig ellebogenwerk opgeschoven en maak ik deel uit van de paté-en-croûte die zich spontaan in het Posthotel heeft gevormd.
Eriek Verpale is voorlopig onzichtbaar in dit verstikkende decor. De man met grote symbolen voor kleine waarnemingen. En kleine details voor de grote ogenblikken van het leven. Het gaat bij Verpale om het ongeschrevene, het niet-gezegde, het onuitgesprokene. Nu geldt dat voor veel auteurs, maar gelukkig blijft het ongeschrevene en onuitgesprokene van hun oeuvre ons bespaard. Dat wat ze schrijven en zeggen is al treurig genoeg. Maar bij Verpale is het echt. Hij zegt alles, met helemaal niets. Een straatveger van losse gedachten. Receptionist-telefonist in een chemische fabriek, annex schrijver. Omdat hij van de pen niet kon leven. Maar zonder pen niet kon bestaan.
Melancholieke Jiddische klanken van het trio Zahava Seewald & Psamim, accordeonist, violiste en zangeres, verwaaien als Stijn Meuris het woord neemt. Ex-Noordkaap, nu onderweg als journalist en columnist. Er is niets wat me bijblijft. Hij lijdt aan de gevreesde columnistenziekte egofantiasis , het opblazen van het eigen ik tot monsterlijke grootte. ,,Ik denk dat ik Eriek Verpale wel ken na lezing van Katse nachten '', zegt Stijn Meuris. Ik betwijfel het. Het dranklokaal heeft intussen veel weg van een geïsoleerde treinwagon, volgestouwd met reizigers, op weg naar het einde. Een enkeling steekt nog een sigaret op, dat ben je aan de status van quasi-intellectueel verplicht. De zweterige mensenmassa richt zich even op als Luuk Gruwez, Erieks kunstbroeder, het woord neemt. Hij leest voor uit Nachten van Beiroet , een beetje eigen werk want Gruwez stelde de dichtbundel zelf samen. Een mooi gedichtje over God als bron van chaos in plaats van orde, spreekt me aan. Maar ik word in mijn overpeinzingen gestoord als ik de bescheiden gestalte van Eriek Verpale zie, gekleed in sabbatskostuum, zwart pak, zwarte schoenen, witte das. 47 jaar is hij nu, en al leeftijdloos, hij kon evengoed dertig als zestig zijn. De tijd heeft hem ingehaald.
Verpale is gelukkig met de grote opkomst, wordt niet gehinderd door associaties met het vervoer van joden naar een concentratiekamp. ,,Sjaloom'', zegt Eriek Verpale. Maar komt snel ter zake: ,,Waar gaat het boek over?'' vraagt hij zich af, ,,het gaat over liefde, leven en dood.'' Geschreven aan het tafeltje van moeder Zulma De Pauw, waaraan hij zijn Katse nachten in fabrieksdorp Zelzate doorbracht. ,,Koopt het allen!'', roept hij wanhopig-vrolijk uit. Bij het schrijven, bekent Eriek Verpale, heeft hij crisissen doorgemaakt. Soms kon hij niet verder, niet voor- en niet achteruit. Ooit vroeg hij raad aan een rebbe, een joodse godsdienstleraar? Die luisterde een half uur zonder een spier te vertrekken en sprak toen slechts één woord: ,, Ktof '' -- schrijf.
En waarom? Papier is wit en inkt is zwart. Met een paar woorden heeft Eriek Verpale de minimalistische sfeer opgeroepen die zijn boeken typeert, van Alles in het klein tot Olivetti 82 of zijn verzameling nagelbrieven De Patatten zijn geschild. . Aan het slot geeft Eriek Verpale de collectie vrienden, fans en andere gelukzoekers nog één goede raad: ,,Gaat en vermenigvuldigt u. Maar niet hier.'' Hoe zou het ook kunnen, denk ik, in een tot conservenblik herschapen café. Dan stort het cafébezoek zich in de drank. Omdat een Nederlandse uitgever, de Arbeiderspers in Amsterdam, een belangrijke stem in Erieks kapittel heeft, drinkt iedereen op eigen rekening. Want er zijn nu eenmaal grenzen aan de liefde, leven en letteren in Wetteren.
Eva Berghmans
ua/an/27 j
Eriek Verpale is eigenlijk geen schrijver. Hij is een alcoholicus, een verstokte roker, een beetje een lafaard, een romanticus, een arme luis en bovenal: een grafomaan. Sinds hij zich daarbij heeft neergelegd, gaat het een pak beter met zijn schrijverschap. Zoals hij zelf vertelt in het autobiografische Alles in het klein en latere boeken, ging het met de schrijver Verpale jarenlang niet zo goed: zijn eerste gedichten- en verhalenbundels verkochten zo slecht dat hij zijn schrijversambities opborg. ,,Ik ben géén 'literator', van publiceren en uitgeven heb ik zo mijn bekomst. [...] Ik wil gewoon schrijven , en laat het dan desnoods brieven zijn die alleen door jullie worden gelezen,'' stelt hij nu nog - vele boeken later - in zijn jongste, Katse nachten . Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: zijn grafomanie leidde tot kilo's dagboeken en brieven, vooral aan zijn ,,Beminde vriend'' Luuk Gruwez. De beminde vriend vond De Arbeiderspers bereid om een selectie uit te geven. Het werd Alles in het klein (1990) en die bundel brieven en verhalen (,,De verhalen zijn brieven waar ik aanspreektitel en slotformule van heb weggeknipt,'' aldus Verpale) was meteen goed voor de langverhoopte literaire erkenning. Verpale borduurt sindsdien rustig voort op hetzelfde stramien.
Katse nachten opent met een intentieverklaring: de ik-figuur, in dit geval voor zo'n 95 procent te vereenzelvigen met de schrijver Eriek Verpale, heeft net zijn intrek genomen in de wijk De Katte in Zelzate, ook bekend als Fabrieksdorp, in een bescheiden optrekje. Hij is de koning te rijk want zes maanden heeft hij gebivakkeerd waar het hem uitkwam. In die eerste Katse nacht, ,,donderdag éénendertig oktober vijfentachtig, elf uur 's avonds'', neemt hij zich voor, in een brief aan de Beminde Vriend, in zijn nieuwe woonst veel te schrijven.
Katse nachten bestaat vooral uit brieven, al is bij Verpale nooit helemaal duidelijk waar de brief ophoudt en het verhaal begint. Laten we het erop houden dat Verpale met zijn geschriften de brief tot een eigen genre gemaakt heeft. In zijn brieven - aan de meest diverse geadresseerden, van zijn beminde vriend tot fans van zijn radioprogramma De middagpost , een verzoekprogramma voor de regionale Limburgse omroep - springt hij van de hak op de tak. Enerzijds houdt de grafomaan Verpale zich onledig met het beschrijven van de dagelijkse routine: het thuiskomen na de halvedagtaak in de fabriek, eten, wijntje erbij en plaatsnemen aan de schrijftafel. Het ,,nu'' verleidt Verpale zelden tot verrassende beschouwingen, hooguit tot gecultiveerd zelfmedelijden. Maar aan de andere kant bemoeit de schrijver Verpale zich met de dwangmatige pennenvruchten en dan bevatten de brieven dikwijls juweeltjes van verhalen en hilarische verslagen van ,,kleine'' voorvallen. Hij deinst er niet voor terug verschillende van die verhalen of geromantiseerde herinneringen door elkaar heen te weven, een beetje zoals het wedervaren van de verschillende personages in een soap.
In die eerste ,,brief'' krijgen we onmiddellijk al een staaltje van Verpales collagekunst gepresenteerd. Het heden ruimt baan voor de ,,Sonja-historie'' - een triest relaas over een depressieve luisteraarster van De middagpost . Hij brengt haar verhaal aan de hand van - alweer - zijn correspondentie aan haar adres, en onderbreekt het op zijn beurt voor een verslag van een bezoek aan een oud-klasgenoot, zijn hilarische sollicitatie bij de fabriek en een herinnering aan zijn vader. Bijna alle bekende Verpale-thema's zijn van de partij: zijn weemoed, zijn hang naar vrouwelijk gezelschap en een beetje warmte, zijn zucht naar alcohol, zijn melancholie, het loser -gevoel. Dat laatste wordt meesterlijk verbeeld in Verpales bedenkingen bij het bezoek aan de oude schoolkameraad, op een intens saaie zondagmiddag. Verpales veelschrijverij zou tranerig zijn als hij geen aanstekelijk gevoel voor zelfrelativering had gehad. ,,Ik begreep het, ik begreep altijd alles,'' denkt hij min of meer misnoegd terwijl hij vaststelt hoe maatschappelijk geslaagd zijn oude vriend is. Een triester detail dan dat zowel Filip als zijn echtgenote een groene jogging met oranje fluostrepen dragen op zondag is nauwelijks denkbaar.
Verpale heeft oog voor het aandoenlijke en treffende detail. Hij kan moeilijk anders: al jaren verzucht hij dat hij niets kán verzinnen en dat hij als schrijver gedoemd is om al zijn ellende twee keer mee te maken. Het enige wat hij kan is zichzelf zo spits mogelijk observeren. Dat lukt het best in de verhalen - weliswaar meestal ingebed in de brieven - over zijn kindertijd. Zo kondigt hij het verhaal ,,Prima categoria'' in een brief aan Gruwez aan als een verhaal over zijn moeder. Maar het blijkt zoveel meer: het is een verhaal over de kleine Eriek die met een kroontjespen moet schrijven omdat een vulpen te duur is, die op kostschool moet en vaststelt dat niet alle moeders lelijke handen van het ,,werken bij het rijk volk'' hebben, over de jongen die het altijd goed bedoelt maar geregeld een en ander stevig verknoeit - brand sticht in de keuken bijvoorbeeld.
Verpales zin voor detail en zijn laconisme maken dat de jeugdverhalen aandoenlijk zijn zonder sentimenteel te worden. Die relativerende toon mis je wel eens als hij zijn beklag doet over zijn huidige toestand. Aan de structuur van de jeugdherinneringen merk je dat dit eerder het werk van de schrijver dan van de grafomaan is. Dikwijls wordt de afloop aangekondigd of duikt er ineens een pointe op, op een moment dat je allang vergeten bent waar Verpale zijn tocht door het geheugen begon. Verpale meandert een eind weg, maar de verhalen komen heel mooi op hun pootjes terecht. De grafomaan die er prat op gaat geen literator te zijn, schrikt er niet voor terug een mooi afgewerkt en beredeneerd verhaal - over het cafébezoek en het congégeld van zijn vader, over zijn Jiddische overgrootmoeder, over uitstapjes naar de zee met de motorclub van zijn vader - te publiceren onder het mom van een brief.
Die overgrootmoeder is een probleem: Verpale geeft toe dat er hooguit eenzestiende discutabel Jiddisch bloed door zijn aderen stroomt, maar hij is er wel fier op. De belerende intermezzo's die hij wijdt aan joodse literatuur en geschiedenis en de Jiddische citaten zijn storend. Als dat thema hem toch zo na aan het hart ligt - en zijn Jiddische fascinatie meer is dan de koketterie waar ze hier op lijkt - zou hij beter een degelijk gestructureerd stuk schrijven waar een leek iets uit kan leren. Aan losse beschouwingen - soms blijft het louter bij vermeldingen en weetjes - over dingen die ik niet kan plaatsen, heb ik alleszins geen boodschap. Dat is meteen ook mijn voornaamste bezwaar tegen Katse nachten , of toch op z'n minst tegen delen ervan. Zoals Verpale verwacht dat je affiniteit hebt met de Jiddische cultuur, verwacht hij blijkbaar ook dat je thuis bent in zijn werk. Verschillende ,,personages'' - Boes, zijn Gewezen Huisgenote, ,,klein Gerda'', een resem andere vrouwen - passeren de revue zonder verdere uitleg. Katse nachten herneemt personages en situaties uit vroeger werk, doorkruist het ook, zowel chronologisch als met verwijzingen. Zo vernemen we hoe De patatten zijn geschild tot stand kwam. De ,,nagelbrieven'' aan zijn Gewezen Huisgenote waaruit dat boek bestaat, kwamen boven water na een paniekerige evacuatie uit een ondergelopen kelder (met een deels onvervangbaar, verzopen Jiddisch archief als gevolg).
Het boek begint in 1985, maar springt over naar de jaren zeventig, naar Verpales kinderjaren en naar de jaren negentig. Keer op keer gaat het om autobiografische brokstukken die eerder werk aanvullen of belichten, soms zelfs om brokstukken die zich herhalen. Voordeel van die aanpak is dat de Verpale-liefhebber zich onmiddellijk thuis kan voelen en eender waar in het boek duiken. Nadeel is dat een en ander in het ijle zweeft als je Katse nachten los van de rest bekijkt. Wie nog niets van Verpale gelezen heeft, begint beter met Alles in het klein , dat attenter is voor de lezer en gepolijster en gestructureerder zonder dat het aan authenticiteit inboet.
Een strengere selectie had van Katse nachten méér dan een genietbaar boek kunnen maken. In een interview meende Verpale ooit: ,,Van een schrijver moet je niet alles publiceren, maar alleen het beste''.
Ingrid Vander Veken
ru/eb/05 f
«Als er al iets heldhaftigs is aan mijn verhaal, dan is het wel dat ik ondanks mijn voortdurende pech altijd weer opnieuw begin», zegt hij. «Dat bewijst mijn enorme naïviteit (lacht), maar ook mijn levensdrift. Zielig? Ach, op bepaalde ogenblikken zag ik het echt niet meer zitten. Want de werkelijkheid was nog veel somberder, in dit boek heb ik ze afgezwakt. Om mensen te beschermen. Omdat men toch maar zou zeggen: Hij heeft het verzonnen».
«Het dialect kent daar een mooie term voor: verderden. Zoiets als: een ongeluk komt nooit alleen. Als mijn vader een zware hartaanval heeft, val ik in panne met de auto. Als ik dronken en met een pak in mijn broek achter het stuur zit, word ik staande gehouden door de drugscontrole...»
...En als je een bloemenmeisje achterna loopt om al haar rozen te kopen, sla je drie keer achter elkaar tegen de vlakte.
«Pure slapstick, ja. Een ander zou, (lacht) misschien niet na de eerste val maar toch zeker na de tweede, denken: Kind, loop jij maar door! Maar ik krabbel overeind en... Tja, achteraf kan je daar om lachen, maar...»
Hoe komt het toch dat jij zo'n pechvogel bent?
«(plechtig) Ik denk dat god mij wil testen (lacht). Of misschien heb ik in een vorig leven te veel uitgestoken. Ik weet het niet... Mijn leven bestaat uit een aaneenschakeling van mislukkingen. Maar -touchons du bois- van het werkelijke grote ongeluk ben ik tot dusver gespaard gebleven. Want dat je lief je laat zitten is één zaak, maar dat je kind kanker krijgt, dàt is toch nog wat anders».
«Ik ben niet bang om voor aap te staan, nee, zolang het maar geen neerslag heeft op mijn geliefden. Veel van dit boek is trouwens nooit bestemd geweest voor publicatie. Dagboekfragmenten, brieven».
Wat heeft van jou zo'n grote fervente briefschrijver gemaakt?
«De kostschool! Vanaf de derde dag moesten wij al brieven naar huis schrijven. En serieuze, hé. Ik kom uit een arbeidersmilieu, mijn ouders hadden de tijd niet om die brieven te beantwoorden. Zo zijn ze beetje bij beetje een eigen leven gaan leiden».
«Bovendien had ik tot voor kort geen telefoon. Niet dat ik de uitvinding van mijnheer Bell wil afschaffen. Maar aan de telefoon vertel je geen échte verhalen. En wàt je vertelt is zò weer weg».
Alleen wat geschreven is, blijft bestaan: zo staat het in je boek
«Van dat besef is mijn hele leven van doordrongen, ja. Het ligt heel dicht bij de joodse traditie: Gij zult niet vergeten. Gij zult de herinnering levend houden. Ik wil dingen doorgeven. Lichtzinnig omspringen met het verleden wreekt zich, daar ben ik van overtuigd. Dat jonge mensen bepaalde dingen uit de geschiedenis niet kennen of kunnen plaatsen, vind ik ronduit beangstigend. Wie is Adolf Hitler? De man die de Volkswagen ontworpen heeft. Allez!»
«Nu al zijn er bewoners van De Katte overleden of verdwenen. Ik wil hun geschiedenis opschrijven, een papieren monument voor hen oprichten. Want als ik het niet doe, verdwijnen ze in de anonimiteit. Dan lijkt het alsof ze nooit bestaan hebben».
Hoe kijk je zelf terug op die jaren op De Katte?
«Ik heb daar enorm graag gewoond. En dat ik daar terechtgekomen ben, is waarschijnlijk ook mijn redding geweest. Het is een volksbuurt: de mensen zijn op het eerste gezicht een beetje ruw in de omgang, maar ze vormen een heel hechte gemeenschap. Ze slingeren je de waarheid in het gezicht, maar tegelijk komen ze voor elkaar op, zijn ze erg warm».
«Al verdwijnt dat nu stilaan, samen met de oudere generatie... Vroeger kwamen de mannen van de fabriek, zetten hun fiets tegen de gevel en gingen het café van moeder Zulma binnen. Daar werd alles geregeld, dat was de draaischijf van het sociale leven. Door de grotere mobiliteit gaan mensen niet meer naar het dorpscafé. Ze gaan naar zee, en later naar Spanje, en nog later naar Mexico of Kuala Lumpur».
«Ik was niet van de Katte. Maar ik werd er aanvaard. Ik had het gevoel: hier zit ik goed, omringd door mensen die mij graag zien, die bezorgd zijn om mij. Vanuit die rust ben ik beginnen schrijven, is er eindelijk een beetje regelmaat in mijn leven gekomen. 's Namiddags werkte ik in de fabriek, 's avonds gaf ik de katten eten, zette mij aan mijn tafeltje en begon».
Hij wijst mij het tafeltje aan. Een cafétafeltje, gekregen van moeder Zulma. In zijn living in een nieuwbouwwijk in Lebbeke staat het nu, bedolven onder de kamerplanten. «Ik ben opnieuw getrouwd. Alleen dat al heeft mijn leven veranderd. Bijna 14 jaar heb ik zo goed als alleen geleefd, en daar wil ik liever niet meer naar terug. Maar ik leef nog steeds zeer geïsoleerd, ver van het zogenamde culturele leven in Vlaanderen. En ik doe nog steeds dezelfde dingen. Ik heb hier een stamcafé, waar het stil is en je échte verhalen hoort. Ik doe boodschappen, geef de katten eten, en ik schrijf».
«Gelukkig? Dat zal ik nooit zijn, denk ik. (Stil) Ik ben zeer weemoedig, en ik heb daar veel last van. 's Morgens, nog voor ik mijn ogen open, weet ik het al: het is weer zover! Ik heb het beter dan pakweg tien jaar geleden. Maar een afgesloten hoofdstuk zal De Katte voor mij nooit worden. Eens Kattenaar, altijd Kattenaar!»
John Vervoort
ru/eb/19 f
Katse nachten is een opruimboek. Het begint met een brief uit oktober '85 aan zijn ,,Beminde Vriend'', de dichter Luuk Gruwez, ook al de belangrijkste correspondent in Alles in het klein . Daarin vertelt hij over de eerste nacht in het nieuwe huis dat hij zojuist betrokken heeft in de Zelzaatse wijk De Katte, waar het ,,episch centrum wordt gevormd door het café van moeder Zulma'', aan wie het boek trouwens opgedragen is. Het boek eindigt bijna dertien jaar later met de laatste brief aan dezelfde ,,Beminde Vriend'' die hij vanuit De Katte zal schrijven omdat hij opnieuw gaat verhuizen. Het lijkt erop alsof Verpale bij die verhuis al zijn notities nog eens herlezen heeft om er een nieuwe selectie uit te maken.
Wie Alles in het klein gelezen heeft, zal veel bekende elementen uit het leven en werk van Eriek Verpale herkennen. Zo blijft zijn liefde voor de Jiddische cultuur een constante. Dat grote essay over de Jiddische literatuur, waarop hij al jaren zit te broeden, moet er nu maar eens komen. Ook de vele hartsvriendinnen, vaak jonge, mooie vrouwen want daar gaat zijn voorkeur naar uit, passeren de revue. Die relaties lopen niet altijd van een leien dakje. ,,Moet veel denken aan Smousje. Ik durf haar niet te schrijven. Ik ben doodgewoon bang, bang, bang. Ik ben veel te oud, veel te moe, ik ben ziek: zo een meisje verdient me niet.''
Herinneringen
Er wordt nog veel gedronken en gerookt in De Katte, en veel geschreven. Vooral brieven want dat is en blijft zijn medium. In die uitwaaierende brieven haalt hij herinneringen op aan zijn ouders, aan joodse vrienden, aan zijn legertijd, aan zijn tijd toen hij werkte als buitenwipper in een discoteek, aan zijn huwelijk, aan een meisje dat hij leert kennen en dat met zelfmoord dreigt, aan drinkgelagen met zijn voormalige uitgever die hem beloofde dat hij hem ,,wereldberoemd en strontrijk'' zou maken, aan voorleesavonden en de nachtelijke discussies die er steevast op volgden. Het echte leven kortom.
Katse nachten lijkt erg op Alles in het klein . Opnieuw schrijft Eriek Verpale openhartig over leven en liefdes. Dat doet hij in een verfrissende stijl, met de nodige milde zelfspot en melancholie. Echt verrassen doet het niet meer, daarvoor staat het boek te zeer in de schaduw van zijn beroemde en betere voorganger. Maar het is wel een mooie aanvulling op Alles in het klein.
ua/an/22 j
De Katte is een telkens opduikend thema bij Verpale, net als zijn joodse afkomst, zijn vrouwen en verloren geliefden, zijn schrijverschap, zijn jeugd. ,,Ik ben geboren in Zelzate in 1952'', vertelt Verpale, ,,maar ik groeide op in Wachtebeke bij mijn ouders en overgrootmoeder. Na mijn spaakgelopen huwelijk ben ik in 1981 opnieuw naar Zelzate verhuisd. Vijf jaar heb ik op dat Betonplein gewoond, van 1985 tot 1998 in de volksbuurt De Katte. De Katte heeft een heel grote invloed gehad omdat ik daar na een zwerftocht ben terechtgekomen in een oude volksbuurt die warm en hecht was. Ik ben daar heel spontaan opgenomen.''
Nestwarmte
Cruciaal voor zijn leven in De Katte was het café De Moedige, uitgebaat door Moeder Zulma. Zij overleed in 1997 en aan haar is het boek ook opgedragen. Verpale: ,,Ze was een soort oertype van een moeder, een archetype. Bij haar kon je terecht met je verdriet en je vreugde. Ze had ook een hele grote wijsheid. Ze kon moed geven, ach jongetje, het komt allemaal wel goed . Ook de intimiteit van het oude café heeft mij getroffen. Iedereen zat er rond de kachel, pinten te drinken en verhalen te vertellen. Zulma staat symbool voor die warmte. Ze staat ook symbool voor een wereld die jammer genoeg aan het verdwijnen is. Ik voelde mij daar goed, ik heb daar nestwarmte gevonden die ik op vlak van woonst nog nooit gevonden had.''
In het boek staan heel wat verwijzingen naar dat eerste, prijswinnende boek Alles in het klein . ,,Het is een totaalboek dat aansluit bij Alles in het klein . Alles in het klein zit eigenlijk tussen het eerste en het laatste hoofdstuk van Katse Nachten , dat voor een stuk het ontstaan van het eerste boek laat zien.''
De roman bestaat voor een groot deel uit brieven, vooral aan spitsbroeder Luuk Gruwez, maar ook aan Verpales geliefde Kristel die intussen zijn vrouw geworden is. ,,Het zijn allemaal brieven die echt verstuurd zijn, wel heb ik hier en daar een passage weggelaten, om de privacy van de geadresseerden te beschermen, en ook zijn er namen en locaties veranderd.''
Vrijbuiter
Brieven spelen een enorme rol in Verpales leven. ,,Ik heb jarenlang zonder televisie en telefoon geleefd. Zelfs nu geef ik nog altijd de voorkeur aan de brief inplaats van de telefoon. Die telefoon is trouwens van mijn vrouw. Zowel op De Katte als in mijn nieuwe woonplaats leid ik een geïsoleerd leven. En mijn beste vriend woont aan de andere kant van het land, dus ben ik aangewezen op de brief. In het literaire genre is de brief ook een beetje een vrijbuiter: het is een brief, maar het kan ook een dagboek zijn, je kunt er een verhaal in kwijt.''
De periode in De Katte is voor Verpale een blijvende inspiratiebron. ,,Die periode is zeker niet uitgeput. Of ze afgesloten is, weet ik niet. Ik kan misschien nog wel eens iets schrijven over die bijzondere periode. Ik hoor niet bij de schrijver die een planning maken tot 2010.''
Marc Reynebeau
ru/eb/23 f
TEGENSLAG EN VERDOEMENIS
BOEKEN
De anonieme achterflapschrijver had het niet gemakkelijk toen die zich aan het werk zette om Katse nachten, het nieuwste boek van Eriek Verpale, te omschrijven ten behoeve van de potentiële lezer. Het boek wordt eerst 'half fictioneel, half documentair' genoemd en verder heet het dat het 'in strikte zin noch roman noch egodocument' is. Zo komen we natuurlijk niet zeer ver. Het is maar dat die Verpale zo opzichtig de indruk wekt dat hij autobiografisch proza schrijft, terwijl die 'waarheidslaag' er nauwelijks toe doet. Dat is een probleem voor wie graag waterdichte beschotten tussen de genres ziet staan, maar verder heeft dat geen belang.
Dat Verpale bijvoorbeeld in de namiddag van 16 maart 1997 op een hoogst ongelegen moment van zijn constipatie verlost raakte, of op een avond in mei 1990 drie keer op z'n smikkel ging bij het achternazitten van een wreedschoon zigeunermeisje, is op zichzelf allemaal niet zeer belangwekkend, hoe 'echt gebeurd' het eventueel mag zijn geweest. Maar als motieven in de tragikomedie die Katse nachten is, mochten deze incidenten zeker niet ontbreken. En si non e vero, het staat daar wel op zijn plaats. Een literair boek is tenslotte geen proces-verbaal.
Katse nachten is weer zo'n grabbelton van uiteenlopende genres en stijlen, zoals Alles in het klein (1990) er een was, het boek waarmee Verpale definitief uit de literaire marginaliteit stapte, waarin hij in een tijdsspanne van haast twintig jaar meerdere, door het grote publiek nauwelijks opgemerkte bundels poëzie en proza had gepubliceerd. Zijn nieuwe boek ontleent zijn titel aan de naam van de wijk in Zelzate waar Verpale tussen 31 oktober 1985 en 8 augustus 1998 verblijf hield, De Katte. En verder komt De Katte er niet echt aan te pas, behalve misschien dat het café Bij Zulma aldaar het trefpunt is waar enige randpersonages uit het boek hun opwachting komen maken. De wijk is alleen de geografische referentie voor de verdere avonturen van Verpale in het ondermaanse.
Het boek opent met een brief, geschreven op de dag dat hij in De Katte arriveert, en het sluit met een brief bijna dertien jaar later,
wanneer de hele inboedel alweer naar een ander adres is verhuisd, naar Lebbeke, en Verpale zijn laatste Zelzaatse - voor een keer niet doorwaakte - nacht zal doorbrengen. Daartussen wemelt het van de verhalen, herinneringen, anekdoten, uiteenzettingen en andere memoire- of essayachtige fragmenten. Ze volgen elkaar niet chronologisch, maar op een associatieve manier op; de ene gedachte roept de andere herinnering op. Daartussen lopen dan allerlei
draadjes, al moet gezegd dat ze in dit boek dunner lijken dan in Alles in het klein, waardoor ook de structuur van Katse nachten
niet zo hecht uitvalt.
De kracht van Verpales proza ligt niet in het waarheidsgehalte, maar in de authenticiteit ervan. Veel meer dan een autobiografische
kroniek is het werk van Eriek Verpale (met een allusie naar Jeroen Brouwers) de tegendraadse kroniek van een dito karakter. Die
schrijverij gaat niet over die feiten zelf, maar over de ervaring en verwerking daarvan. En hoe Verpale ze ervaart, daarover bestaat geen twijfel: ongeluk, tegenslag en verdoemenis zullen, ja moeten altijd
de bovenhand halen.
Zo koestert Verpale veel meer de treurnis om de onafwendbare onbereikbaarheid van een gemythologiseerd meisje - zoals Susja met de viool, een zoveelste incarnatie van het Dode Zusje - dan dat hij zich zou verheugen over het toch niet geringe aantal keren dat het meisjesgeluk hem wél te beurt valt. Wanneer dat het geval is, krijgt het niet meer dan een terloops commentaar als: 'het waren onvoorziene fijne dagen geweest'. Alsof elk wicht dat tussen zijn lakens belandt, daar vanzelfsprekend tussenhoort, waarna de schrijver overgaat tot de orde van de dag, die alleen maar verder onheil kan brengen, met de dood als enige uitkomst.
De korte momenten waarin de pech dan toch even aan de achterdeur blijft drentelen, ziet Verpale slechts als intermezzo's in een
onafgebroken rij van tegenslagen en mislukkingen. En dat moet dan worden opgeschreven, met veel gevoel voor humor en zin voor relativiteit, want er valt ook veel te lachen met zoveel ongeluk, bij gebrek aan beter en omdat het anders niet te harden zou zijn. Al die fragmenten haalt Verpale al schrijvend door de mangel van zijn zwarte romantiek, om ze te verheffen tot een verhaal, tot literatuur, om er een zin, desgevallend troost aan te ontlenen.
'Een mens maakt wat mede', zucht Verpale, 'en ik maak alles twee keer mee: één keer in het echt, en één keer wanneer ik al die verhalen opteken.' Hij voegt daaraan toe: 'Ik ken leukere bezigheden', maar hij kan niet anders.
31/12/2000
Dertien jaar, van oktober '85 tot augustus '98, heeft Eriek Verpale op de wijk 'De Katte' gewoond in Fabrieksdorp Zelzate. Zonder zich verder nog nadrukkelijk te bekommeren om het strakke tijdskader dat hem door zijn verblijf op die (toch wel aparte) wijk wordt gedicteerd, beweegt Verpale zich in zijn "Katse nachten" los en ongedwongen in zijn rijk gestoffeerd universum van de herinneringen. Juist die ongedwongenheid maakt dat de lezer zich driehonderd bladzijden lang laat inpalmen door het wel en (vooral) het vele wee van de auteur. Verpale heeft ongetwijfeld hard gewerkt aan de compositie van zijn 'Katse nachten'. Een enkele keer wordt het raamwerk ook echt duidelijk: het boek opent met zijn aankomst op 'De Katte', het eindigt met zijn aangekondigde vertrek. Maar verder is de grootste verdienste van het boek dat je als lezer de indruk krijgt dat alles er zomaar staat, en niet uitgerekend op dat moment op die bepaalde plaats.
Verpale mag dan nog over zichzelf schrijven dat hij het, als enige zowat van zijn vroegere klasgenoten, werkelijk tot niets heeft gebracht ("cum laude mislukt"), nooit vervalt hij in zijn terugblik op drammerig zelfbeklag. De overheersende toon is er een van relativerende afstandelijkheid die ontegenzeglijk de geloofwaardigheid en meteen ook de leesbaarheid ten goede komt. In hun onderlinge samenhang tekenen de verhalen een herkenbaar, zij het steeds even persoonlijk gekleurd beeld van het rijke Vlaamse Volksleven van pakweg de jaren '50 tot nu.
Ergens schrijft Verpale dat het leven altijd afscheid nemen is. Wie zijn in 1990 verschenen verhalenbundel "Alles in het klein" heeft gelezen, ontmoet in de "Katse nachten" de figuren over wie hij schijnbaar altijd weer op een of andere manier moet blijven schrijven: de Gewezen Huisgenote, het meisje Boes, het gestorven zusje. En vooral is er Luuk Gruwez, met wie Verpale in 1977 een indrukwekkende correspondentie opzette die uiteindelijk zou leiden tot zijn vernieuwd debuut in de literatuur. Even nadrukkelijk als vroeger verwijst Verpale ten slotte naar zijn Jiddische roots en zijn belangstelling voor de Jiddische literatuur.
"Hier zal ik schrijven", neemt Verpale zich voor als hij op 'De Katte' gaat wonen: schrijven uit noodzaak, schrijven om het eigen ik in kaart te brengen. Voor de brieven die hij schrijft, doet de bestemmeling in wezen niet ter zake. Zo richt hij zich in zijn eenzaamheid op zeker moment tot zijn poes Madonna. De brieven zijn de spiegel waarin hij naar zichzelf kijkt en terugkijkt op zijn verleden. Geen makkelijke opdracht alvast: "Het boek vordert niet, en wil je weten waarom? Niet omdat ik niet vlijtig ben, of ongedisciplineerd, maar wel omdat ik geen greintje fantasie heb. Ik moet putten uit mijn verleden, en op die manier mag ik gratis en voor niets alle vroegere ellende opnieuw beleven." [Jooris Van Hulle]
Redactie
Eriek Verpale debuteerde in 1975 op 23-jarige leeftijd met 'De rabbi en andere verhalen' en heeft sindsdien dichtbundels, romans, autobiografische notities, een theatermonoloog en een brievenbundel gepubliceerd. Dit boek, dat zijn titel ontleend aan de wijk De Katte van zijn geboortedorp Zelzate waar hij bijna 13 jaar heeft gewoond, is een potpourri van genres: brieven aan zijn kunstbroeder Luuk Gruwez, dagboekaantekeningen, essays over jiddische literatuur (Verpale had een joodse grootmoeder), tot verhalen omgevormde jeugdherinneringen en losse invallen. Er is veel miserie in zijn bestaan, daarvan getuigt bijvoorbeeld het stuk "Wereldberoemd en strontrijk" waarin hij uitgebreid verslag doet van zijn persoonlijke ervaringen op het gebied van het schrijversoptreden. Het is zo in en in treurig dat je er als lezer gewoon van opknapt: misschien gaat het met mij niet zo goed, maar in vergelijking met hem heb ik absoluut niet te klagen. Zoals bij dit soort auteurs gebruikelijk is er ook veel getob over het schrijven zelf. Dat weet hij echter zo onder woorden te brengen dat het weer een genot om te lezen is. Op het omslag een foto van een meisje van ca. 10 jaar met loshangende haren, een viool en een strijkstok. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.