De laatste zomer van de rede
Tahar Djaout
Tahar Djaout (Auteur), Hester Tollenaar (Vertaler), Asis Aynan (Nawoord)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij Jurgen Maas, 2024 |
VERDIEPING 3 : NIEUW DUIZENDZINNEN : DJAO |
Emilia Menkveld
il/pr/27 a
'Wat zo beangstigend is aan de nieuwe generatie toegewijde kwezels,' laat Tahar Djaout zijn hoofdpersoon denken in De wachters, 'is dat ze geen enkel plezier dulden, geen enkele andere mening accepteren en niets liever willen dan de wereld onderwerpen aan een compleet onbuigzame geloofsleer.'
Deze Algerijnse klassieker, nu vertaald door Hester Tollenaar, verscheen oorspronkelijk in 1991. Twee jaar later werd Djaout vermoord door toegewijde kwezels. Een van de vermeende schutters verklaarde later op televisie dat de schrijver dood moest omdat hij "een angstaanjagend goede pen" had die moslims van hun geloof zou afbrengen.
Bloedige strijd
De burgeroorlog waarvan Djaout het slachtoffer werd, is in De wachters nog niet begonnen. Over die bloedige strijd tussen moslimextremisten en de Algerijnse overheid zou hij pas schrijven in zijn postuum verschenen (en ook al vertaalde) roman De laatste zomer van de rede.
De wachters speelt in de nasleep van de vorige oorlog, tegen de Fransen. Het is misschien wel zijn dierbaarste roman, schrijft Asis Aynan in zijn mooie nawoord: Djaout is erin geslaagd over alles te schrijven wat er mis was in zijn land.
Wat heeft twintig jaar onafhankelijkheid gebracht? Hevige repressie, verstikkende bureaucratie, angst en wantrouwen alom. Djaout beschrijft het, inderdaad, met scherpe pen in een overzichtelijk, bijna schematisch verhaal. De personages vormen een kenschets van de Algerijnse maatschappij: de vrijheidsstrijder op leeftijd, de intellectueel in het nauw, de geradicaliseerde moslim, de berekenende bureaucraat.
De plot is snel verteld. De oude Menouar Ziada had twintig jaar geleden 'het geluk de juiste kant te kiezen', niet door enige vorm van vaderlandsliefde, maar omdat hij doodsbang was voor de militairen die het land kwamen bevrijden. Het leverde hem aanzien op, een fijn appartement en een prima pensioen. Als hij 's nachts licht ziet branden in een verlaten timmerwerkplaats, deelt hij met een kennis zijn verdenking dat zich daar opstandelingen schuilhouden.
Het perspectief verschuift naar Mahfoudh Lemdjad, de arme stakker die de ruimte had gehuurd. Hij blijkt een uitvinder die in alle rust aan zijn nieuwste ontwerp wil knutselen: een weefgetouw op klein formaat waarmee hij een eeuwenoud gebruik wil behouden en zijn grootmoeder wil eren. Als kind was Mahfoudh al gefascineerd door haar betoverende handelingen, 'de bewegingen van de lange houten balken die op en neer gingen terwijl het tapijt in lengte toenam en de geometrische figuren tevoorschijn kwamen'. Menouars vage verdachtmaking brengt hem in grote problemen.
Vrouwen staan in deze maatschappij en dit verhaal vanzelfsprekend aan de zijlijn. Menouar heeft geen goed woord over voor zijn echtgenote, een oude zuurpruim wier aanwezigheid niet meer in hem losmaakt dan die 'van een kruk of een koffer'. Ze is een 'versleten meubelstuk tussen ander meubilair dat klaar is om de deur uit te doen'.
Ook hier zet Djaout het contrast sterk aan: Lemdjad neemt zijn vriendin wél serieus en wijdt zelfs al zijn tijd en aandacht aan een 'apparaat voor oude vrouwen'.
Dit alles wil niet zeggen dat De wachters oppervlakkig is, of karikaturaal. Wel is het bij vlagen diep ironisch. Zo trekt de schrijver vijf pagina's uit voor een zenuwslopende paspoortcontrole, en nog eens tien voor het ophalen van een belangrijk pakket in de haven, met onbegrijpelijke aanvraagformulieren, gesloten poorten en norse douaniers, waarbij het personage geen idee heeft of hij zal worden gearresteerd, of geholpen. 'En meneer denkt dat ik zijn cheque ga accepteren?' (De term 'kafkaësk' dringt zich op, maar afgezien van het bureaucratische gedonder heeft Kafka met Djaouts meanderende, vaak dromerige proza weinig te maken.)
Invoelbaar
In de loop van het boek geeft de gelaagdheid zich prijs: net als je denkt te weten hoe het zit, wie goed is en wie fout, laat de schrijver alles kantelen. Hij had nog best wat mogen snoeien in de flashbacks en zijsprongetjes, juist in een verhaal dat duidelijk zo emblematisch wil zijn. Maar het is vooral knap hoe Djaout de angst en de onzekerheid van zijn hoofdpersonen - allebei zijn hoofdpersonen - invoelbaar weet te maken: zo moet het zijn om te leven onder een bewind dat je niet kunt vertrouwen, om elk moment aan kille willekeur ten prooi te kunnen vallen.
De onvolprezen eenmansuitgeverij Jurgen Maas heeft wederom een bijzondere vondst gedaan.
Emilia Menkveld
il/pr/20 a
'Wat zo beangstigend is aan de nieuwe generatie toegewijde kwezels', laat Tahar Djaout zijn hoofdpersoon denken in De wachters, 'is dat ze geen enkel plezier dulden, geen enkele andere mening accepteren en niets liever willen dan de wereld onderwerpen aan een compleet onbuigzame geloofsleer.'
Deze Algerijnse klassieker, nu vertaald door Hester Tollenaar, verscheen oorspronkelijk in 1991. Twee jaar later werd Djaout vermoord door toegewijde kwezels. Een van de vermeende schutters verklaarde later op televisie dat de schrijver dood moest omdat hij 'een angstaanjagend goede pen' had die moslims van hun geloof zou afbrengen.
De burgeroorlog waarvan Djaout het slachtoffer werd, is in De wachters nog niet begonnen. Over die bloedige strijd tussen moslimextremisten en de Algerijnse overheid zou hij pas schrijven in zijn postuum verschenen (en ook al vertaalde) roman De laatste zomer van de rede.
De wachters speelt in de nasleep van de vorige oorlog, tegen de Fransen. Het is misschien wel zijn dierbaarste roman, schrijft Asis Aynan in zijn mooie nawoord: Djaout is erin geslaagd over alles te schrijven wat er mis was in zijn land.
Wat heeft twintig jaar onafhankelijkheid gebracht? Hevige repressie, verstikkende bureaucratie, angst en wantrouwen alom. Djaout beschrijft het, inderdaad, met scherpe pen in een overzichtelijk, bijna schematisch verhaal. De personages vormen een kenschets van de Algerijnse maatschappij: de vrijheidsstrijder op leeftijd, de intellectueel in het nauw, de geradicaliseerde moslim, de berekenende bureaucraat.
De plot is snel verteld. De oude Menouar Ziada had twintig jaar geleden 'het geluk de juiste kant te kiezen', niet door enige vorm van vaderlandsliefde, maar omdat hij doodsbang was voor de militairen die het land kwamen bevrijden. Het leverde hem aanzien op, een fijn appartement en een prima pensioen. Als hij 's nachts licht ziet branden in een verlaten timmerwerkplaats, deelt hij met een kennis zijn verdenking dat zich daar opstandelingen schuilhouden.
Het perspectief verschuift naar Mahfoudh Lemdjad, de arme stakker die de ruimte had gehuurd. Hij blijkt een uitvinder die in alle rust aan zijn nieuwste ontwerp wil knutselen: een weefgetouw op klein formaat waarmee hij een eeuwenoud gebruik wil behouden en zijn grootmoeder wil eren. Als kind was Mahfoudh al gefascineerd door haar betoverende handelingen, 'de bewegingen van de lange houten balken die op en neer gingen terwijl het tapijt in lengte toenam en de geometrische figuren tevoorschijn kwamen'. Menouars vage verdachtmaking brengt hem in grote problemen.
Vrouwen staan in deze maatschappij en dit verhaal vanzelfsprekend aan de zijlijn. Menouar heeft geen goed woord over voor zijn echtgenote, een oude zuurpruim wier aanwezigheid niet meer in hem losmaakt dan die 'van een kruk of een koffer'. Ze is een 'versleten meubelstuk tussen ander meubilair dat klaar is om de deur uit te doen'.
Ook hier zet Djaout het contrast sterk aan: Lemdjad neemt zijn vriendin (!) wél serieus en wijdt zelfs al zijn tijd en aandacht aan een 'apparaat voor oude vrouwen'.
Dit alles wil niet zeggen dat De wachters oppervlakkig is, of karikaturaal. Wel is het bij vlagen diep ironisch. Zo trekt de schrijver vijf pagina's uit voor een zenuwslopende paspoortcontrole, en nog eens tien voor het ophalen van een belangrijk pakket in de haven, met onbegrijpelijke aanvraagformulieren, gesloten poorten en norse douaniers, waarbij het personage geen idee heeft of hij zal worden gearresteerd, of geholpen. 'En meneer denkt dat ik zijn cheque ga accepteren?' (De term 'kafkaësk' dringt zich op, maar afgezien van het bureaucratische gedonder heeft Kafka met Djaouts meanderende, vaak dromerige proza weinig te maken.)
In de loop van het boek geeft de gelaagdheid zich prijs: net als je denkt te weten hoe het zit, wie goed is en wie fout, laat de schrijver alles kantelen. Hij had nog best wat mogen snoeien in de flashbacks en zijsprongetjes, juist in een verhaal dat duidelijk zo emblematisch wil zijn. Maar het is vooral knap hoe Djaout de angst en de onzekerheid van zijn hoofdpersonen - allebei zijn hoofdpersonen - invoelbaar weet te maken: zo moet het zijn om te leven onder een bewind dat je niet kunt vertrouwen, om elk moment aan kille willekeur ten prooi te kunnen vallen.
De onvolprezen eenmansuitgeverij Jurgen Maas heeft wederom een bijzondere vondst gedaan.
Uit het Frans vertaald door Hester Tollenaar. Jurgen Maas; 192 pagina's; € 22,95.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.