De laatste zomer van de rede
Tahar Djaout
Tahar Djaout (Auteur), Hester Tollenaar (Vertaler), Abdelkader Benali (Inleider)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4205 |
31/01/2013
Veel van de Noordafrikaanse emigranten die naar Europa kwamen zijn Berbers (of beter gezegd: Amazighen, wat zoveel betekent als ‘vrije mannen’). In België en Nederland leeft een grote Berbergemeenschap waarvan de meerderheid zijn wortels heeft in het Marokkaanse Rifgebied. Historisch gezien zijn de berbergemeenschappen over het algemeen opstandige gemeenschappen die steeds op gespannen voet stonden en nog steeds staan met de centrale overheid. Denk aan Kabylië in Algerije of de Rif in Marokko. Sinds enkele decennia eisen de berbers erkenning voor hun taal en cultuur, en krijgen die ook meer en meer. Omdat de berbergemeenschappen zich vooral in de Europese diaspora bewust zijn geworden van hun culturele eigenheid en in die expressie ook gesteund werden, is het geen toeval dat in Europa heel wat initiatieven tot stand kwamen. De Berberbibliotheek, een initatief van schrijver Asis Aynan en vertaalster Hester Tollenaar, heeft tot doel een tiental boeken van schrijvers met en berberse achtergrond in het Nederlands te vertalen. Tot nog toe verschenen er twee romans: De bottenzoekers van de Algerijnse schrijver Tahar Djaout en Leven en legende van Agoun’Chich van de Marokkaanse schrijver Mohammed Khaïr-Eddine. Beide omans werden oorspronkelijk in het Frans geschreven. Mohammed Khaïr-Eddine (1941-1995) trok in het midden van de jaren zestig naar Frankrijk om daar te schrijven. In 1979 keerde hij naar Marokko terug. Uit die confrontatie ontstond de roman Leven en legende van Agoun’Chich, waarin hij mythische verhalen vermengt met een diep besef van de moderniteit die de tradities voorgoed zal vernielen. In een interview zei Khaïr-Eddine met rimbaudiaans pathos: 'Je suis le descendant d’une race oubliée, mais j’apporte dans mes mains les débris de leur feu.' Het is wellicht geen toeval dat zijn roman opent met een enigszins geïdealiseerde antropologische beschrijving van de Berbercultuur. Het besef dat er iets onherroepelijk aan het verdwijnen is, is hier heel sterk aanwezig: 'de eeuwenoude schoonheid van de dingen wordt langzaam weggeknaagd door de modernisering.' Het verhaal van Agoun’Chich speelt zich af in het zuiden van Marokko. Het vertelt over een man die wraak wil nemen voor de moord op zijn zuster. Agoun’Chich is een boef waarmee de lezer uiteindelijk gaat sympathiseren. Zijn tocht door Marokko wordt het kader voor een bij momenten losse aaneenschakeling van berberverhalen- en legendes om uit te monden in een beschrijving van de Franse kolonisatie en het definitieve einde van een tijdperk. Ook De bottenzoekers is het verhaal van een reis die uiteindelijk een metafoor wordt voor de zoektocht naar een nieuwe identiteit. Meer dan Khaïr-Eddine legt Djaout de naduk op de frustraties en de vrijheidsbeperkingen door de traditionele samenlevingen, waaronder vooral de jongeren gebukt gaan. Tahar Djaout (1954-1993) vertelt over een jonge man uit Kabylië die met zijn achteroom op zoek gaat naar de beenderen van zijn broer, die is omgekomen tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Het is een nobele taak, maar de jongen zal ontdekken dat ook in dit geval de revolutie haar eigen kinderen zal opeten. De overwinnaars van de onafhankelijkheidsoorlog zullen de kleine man en de idealen van de strijd snel vergeten. De roman eindigt behoorlijk somber. Misschien had de schrijver in 1984 (toen de roman oorspronkelijk verscheen) een voorvoelen van het geweld dat Algerije te wachten stond. In 1993 is Tahar Djaout een van de eerste intellectuelen in Algerije die door moslimfundamentalisten wordt doodgeschoten. Hoe verschillend ook, beide romans zijn literaire hoogstaand. Zowel Djaout als Khaïr-Eddine duwen de berberlegendes en de berbercultuur met succes door de filter van een moderne existentiële literatuur.
[Erwin Jans]
Jos Damen
De Algerijnse schrijver Tahar Djaout (*1952) werd in 1993 door moslimfundamentalisten vermoord. In het voorwoord van zijn tweede in het Nederlands verschenen roman trekt Abdelkader Benali de vergelijking tussen literatuur en werkelijkheid: ook in deze roman 'strekt de macht van de doden zich uit over de levenden'. Djaout vertelt in deze roman het verhaal van de jaren vlak na de Franse aftocht uit Algerije, begin jaren zestig. Op zoek naar tastbare helden worden overal in het land de botten van vrijheidsstrijders opgegraven en teruggebracht naar hun geboortedorp. De auteur laat een 14-jarige jongen met zijn metgezel de botten van zijn gesneuvelde broer zoeken. Het lijkt ongelofelijk, maar vanuit dat gegeven maakt hij een sprankelende roman. Dat doet hij door de jongeman zelf met verwondering rond te laten kijken, door humoristische beschrijvingen (bv. van zijn boerenmetgezel) en door zijn knisperend poëtisch taalgebruik ('de paarden die uit het kader van de bladzijden springen'). Mede door de Berber-connectie voor bredere doelgroep aantrekkelijk. Kleine druk. Vanaf ca. 16 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.