Schoonheid op aarde
Charles-Ferdinand Ramuz
Charles-Ferdinand Ramuz (Auteur), Rokus Hofstede (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : RAMU |
Christophe Van Gerrewey
rt/aa/08 m
In het hart van Europa, grotendeels op neutraal terrein, bevindt zich een natuurgebied dat zich waarschijnlijk nooit zal laten volbouwen of verstedelijken: de Alpen. Deze bergketen staat centraal in De grote angst in de bergen van de Zwitser Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947), oorspronkelijk verschenen in 1926. Van Ramuz, die in het Frans schreef, is nauwelijks iets in het Nederlands vertaald, hoewel zijn romans in twee delen werden verzameld in de Bibliothèque de la Pléiade.
Hij woonde van 1903 tot 1914 in Parijs en keerde voor de Eerste Wereldoorlog voorgoed terug naar zijn geboorteland. De spanning tussen stad en platteland, en tussen moderniteit en traditie, is zijn hoofdthema, en het lijkt dat Ramuz nooit tussen beide heeft kunnen kiezen. In Paris. Notes d'un vaudois uit 1939 (Ramuz kwam uit het kanton Vaud) verzamelde hij herinneringen aan zijn jeugdig grootstadsleven. Enerzijds was hij ervan overtuigd dat 'de stad het platteland voorgoed zal verdrijven'; anderzijds schreef hij dat 'de grote jaren van Parijs naar het schijnt voorbij zijn, en daar hoeft niemand om te treuren'.
Ramp
De grote angst in de bergen van 1926 gaat, zoals vaker bij Ramuz, over een boerengemeenschap. Hogerop in de bergen bevindt zich een alpenweide waarvan het gras uitzonderlijk mals en groen is. Een beroepsvereniging - de lokale boerenbond - wil dat 'mooi gras niet laten verpieteren': er zouden een zomer lang zeventig koeien kunnen grazen. Twintig jaar eerder heeft er echter een mysterieuze ramp plaatsgevonden op deze weide, waardoor de oudere generatie zich tegen dat plan verzet. Naar Zwitserse gewoonte wordt er een minireferendum gehouden: het financieel belang primeert, en de bergexpeditie gaat van start. Een van de mannen die meegaat is Joseph: hij wil geld verzamelen om na de zomer te trouwen.
Het verhaal dat volgt is eenvoudig: het loopt vreselijk fout. De koeien worden ziek, de temperatuur in de bergen neemt abnormaal toe, en de niet bepaald goed voorbereide seizoenarbeiders worden half krankzinnig. Joseph gaat zo'n zes keer over en weer van het dorp terug naar de weide, op zoek naar zijn vriendin, die is omgekomen terwijl zij naar hem onderweg was. De bergen beginnen zich te roeren, en 'het is alsof de gletsjer hoest'.
Het verhaal, en ook de letterlijk verpletterende finale, is een beetje schematisch, en het is niet de voornaamste reden om dit boek te lezen. De stijl is belangrijker en betekenisvol: Ramuz is geen schoonschrijver, maar de angst en de onzekerheid van zijn personages liggen gevat in zijn moderne, hortende zinnen. Zoals in deze passage, in de indrukwekkende vertaling van Rokus Hofstede, over de dorpsbewoners die beseffen dat er onheil op til is. 'Praten zo, allemaal door elkaar heen, dan de een na de ander in de gelagkamer, en nog veel later, in de regenbui; waren groepsgewijs naar buiten gegaan, stonden in groepjes op straat; stonden in groepjes voor de huizen, op de trappen, in de regen - dan wilde de slaap niet echt komen.' Walter Benjamin schreef terecht dat de herhalingen en de variaties in de zinnen van Ramuz niet zozeer doen denken aan een man die een nagel in het hout slaat, als wel aan 'de tred van een individu dat voortdurend op zijn stappen terugkeert - zoals neurotici die, wanneer ze thuis weggaan, geobsedeerd zijn door het idee de kraan te hebben laten lopen of het gas niet te hebben uitgedraaid'.
Obsessie
De obsessie in De grote angst in de bergen is actueel, zoals ook Hofstede aangeeft in zijn nawoord. Kunnen we de aarde verder blijven misbruiken omdat we nu eenmaal het geld nodig hebben? Krijgen boeren voorrang op klimaatbetogers? Betekent ecologisch redeneren automatisch verarmen? En waar zal dat allemaal eindigen? 'De bergen hebben zo hun eigen wil', wordt door een oude wijze een paar keer herhaald in dit boek. Daarin schuilt het idee van immanente gerechtigheid, zoals dat in de theologie heet: de aarde straft omdat we te ver zijn gegaan. Of de aarde ons zal vergeven, en weer normaal zal gaan doen nadat we onze straf hebben ondergaan, dat laat ook Charles-Ferdinand Ramuz in het midden.
Vertaald door Rokus Hofstede, Van Oorschot, 192 blz., 21,50 € (e-boek 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'La grande peur dans la montagne'.
Wineke De Boer
il/pr/13 a
Wat een ontdekking, De grote angst in de bergen van de Zwitserse schrijver Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947). Om te beginnen is er het verhaal zelf, dat bloedstollend spannend is en waarvan je al op de eerste bladzijde begrijpt dat het niet goed zal aflopen. Het gaat over een alm met sappig gras, hoog in de bergen. En over de voorzitter van de dorpsraad die graag wil dat die in gebruik wordt genomen, zodat het vee uit het dorp daar 's zomers kan grazen. Op de alm hebben zich twintig jaar eerder raadselachtige toestanden afgespeeld. Van degenen die er toen bij waren, heeft maar één man het er levend van afgebracht. De ouderen in de raad zijn tegen het plan van de voorzitter, maar de jongeren zijn in de meerderheid: de hut op de alm wordt opgeknapt, er wordt volk geworven en op een feestelijke junidag doen de dorpsbewoners de kudde vrolijk uitgeleide. Ze brengen de zeventig koeien, waarvan de hoorns zijn versierd met bloemenkransen, de berg op, een wandeltocht van een paar uur. Eenmaal boven op de weide rusten ze uit en vieren ze feest. 'Er werd gedanst, er werd gedronken tussen het dansen door; de jongens en de meisjes dansten en dronken, de mannen dronken.'
Dan is er die buitengewone stijl van Ramuz, waar aan het begin van de 20ste eeuw veel om te doen is geweest. Ramuz komt uit de Vaud, een kanton in het zuidwesten van Franstalig Zwitserland. Voor zijn romans ontwikkelt hij een gestileerde versie van de streektaal, een 'geschreven openluchtfrans'. Geen plattelandsdialect met aanhalingstekens, maar een stijl waarin hij het ritme van het Vaudois gebruikt voor zijn eigen esthetiek. In Parijs, waar hij tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zo'n twaalf jaar heeft gewoond, is niet iedereen daarvan gecharmeerd. Collega's en critici verwijten hem met opzet slecht te schrijven, ze zien het als een belediging van 'het goede Frans'. Zijn boeken worden weggezet als streekromans. Maar andere schrijvers die ook breken met de heersende opvattingen, onder wie Louis-Ferdinand Céline, vinden hem juist origineel. Céline voorspelt dat naast zijn eigen werk en dat van twee anderen alleen Ramuz nog zal worden gelezen in het jaar 2000.
Wat betreft Ramuz heeft hij gelijk gekregen. In 2005 is zijn complete oeuvre opgenomen in de Pléiade-reeks; een literaire zaligverklaring. In het Nederlands was er lange tijd niets van hem in druk, maar daar komt met deze vertaling van Rokus Hofstede verandering in.
Wat meteen opvalt, zijn de herhalingen, die de zinnen een bepaalde cadans geven. Ook wisselt het perspectief: soms verwijst 'wij' naar de dorpsgemeenschap als geheel, soms naar een stille getuige van de gebeurtenissen. Daardoor ben je als lezer soms deelgenoot, dan weer kijk je toe vanaf grote hoogte. Een vergelijkbaar effect bereikt Ramuz door de werkwoordstijden steeds af te wisselen. In het Frans heeft hij een heel arsenaal aan tijden tot zijn beschikking. Zijn vertaler houdt het bij twee, wat doeltreffend genoeg is. De onvoltooid verleden tijd weerspiegelt de eeuwigheid van de bergen, maakt het verhaal tot een tijdloze mythe, terwijl je met de tegenwoordige tijd opeens weer midden in de actie zit.
Met deze procedés versterkt Ramuz de rol van het landschap: een verticaal, boosaardig landschap, waarin personages plotseling kunnen opduiken, maar ook uit het zicht verdwijnen op de bochtige wegen, tussen de hoge pieken, de menshoge rotsblokken en dennenstammen, in de mist en de sneeuw. 'Hoe hoger hij kwam, des te dieper zonk het onderste deel van de gletsjer. Meer en meer zakte de gletsjer langs een van zijn uiteinden in en tegelijk was hij op gelijke hoogte van Joseph, hij was evengoed boven als onder hem. En hijzelf werd ondertussen steeds kleiner, je had hem kunnen zien stijgen en tegelijk verdwijnen - als er iemand was geweest om hem te zien. De lucht was grijs en bleek, de rotsen hadden dezelfde kleur als de lucht en de hemel, terwijl alles in een soort van warme nevel vermengd raakte. Joseph zet behoedzaam zijn voet in lawinegangen die voor de helft gevuld zijn met fijnkorrelig kiezelgrind dat meegaf onder je zolen.'
De Joseph op de gletsjer is een van de zes mannen die voor drie maanden met het vee op de alm zouden blijven. Dit is op ruim tweederde van het boek, de catastrofe die de dorpelingen vergelijken met de tien plagen van Egypte, is zich aan het voltrekken. De ouderen hebben ervoor gewaarschuwd: op sommige plekken dulden de bergen geen indringers. Ze straffen de hoogmoedige maar nietige mens voor zijn drang om te heersen over wat sterker is dan hijzelf. Er zijn zaken die de mens niet kan begrijpen, en daar kan hij zich maar beter bij neerleggen, wil Ramuz zeggen. Zo is deze roman van minder dan 200 pagina's over eenvoudige mensen een epos van bijbelse proporties.
*****
Uit het Frans vertaald door Rokus Hofstede. Van Oorschot; 190 pagina's; € 21,50.
G. Boomsma
Het onheil, dat wil zeggen ziekte en gekte en dood, op een alpenweide kondigt Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947) subtiel aan. Enkele mannen, onder wie Joseph, trekken in de zomer met zeventig koeien naar een hoge alpenweide en krijgen tegenslag te verduren: koeienziekte, malende mensen. Wat betekenen de voetstappen op het dak van hun hut? Waarom schrijft Joseph' vriendin Victorine niet vanuit het dal? Twintig jaar lang lag de alpenweide braak omdat er toen ook onheil was. Nu gaat het weer van kwaad tot erger. Is het de onbewogen natuur die mensen en dieren de das omdoet of zijn het de mensen die de natuur verpesten? Dat laatste suggereert het nawoord. Maar om dit boeiende verhaal anno 1926 een ecologische roman te noemen gaat te ver: een gletsjer hoest door kogelinslagen. De Zwitserse Stravinsky-librettist en auteur is als romancier hier vrijwel onbekend. Zijn alpenweidevertelling fascineert doordat natuur en mensen in elkaar opgaan.
Ger Leppers
il/pr/13 a
Als u al eens van de Zwitserse schrijver Charles-Ferdinand Ramuz heeft gehoord, dan is dat vermoedelijk omdat hij de tekstschrijver is van Igor Strawinsky's meesterlijke 'Histoire du Soldat' uit 1918. Het is een van de eigenzinnigste werken voor het muziektheater uit de vorige eeuw, waarvan de tekst in 1930 briljant in het Nederlands werd vertaald door Martinus Nijhof.
'De grote angst in de bergen' is de bekendste van Ramuz' tientallen andere werken, en is zojuist - eindelijk! - in het Nederlands uitgekomen. De pantomime 'Geschiedenis van de soldaat' en de roman, die zich grotendeels afspeelt op een hoge, verlaten alm in Zwitserland, hebben een paar verrassende kenmerken gemeen. In beide werken staat een verstoring van de traditionele orde centraal. Net als in het theaterstuk speelt in de roman het Boze, het Kwaad, een belangrijke rol, onder meer geïncarneerd in het eenogige, louche personage Clou, dat zich afzijdig houdt van de dorpsgemeenschap. De twee werken waren in hun dagen naar de vorm heel vernieuwend, maar ze hebben - dat is al bijzonderder - beide vandaag de dag nog niets aan frisheid ingeboet.
'De grote angst in de bergen' is het verhaal van de ondergang van een besloten dorpsgemeenschap. Ver weg, hoog in de Alpen, ligt een wei die al twintig jaar ongebruikt is gebleven, nadat er indertijd onder de koeien een vreselijke ziekte is uitgebroken. Ook de veehoeders zijn toen op mysterieuze wijze om het leven gekomen. Maar de jonge voorzitter van de dorpsraad vindt dat inmiddels de tijd gekomen is om die grote wei, met zijn prachtige gras, opnieuw te verpachten. De gemeentekas kan de inkomsten goed gebruiken. De jongeren van het dorp zijn dat met hem eens, de ouderen, die zich de gebeurtenissen van twintig jaar geleden nog goed kunnen herinneren, waarschuwen voor onheil, maar zij zijn in de minderheid, en verliezen de stemming.
De weide wordt dus opnieuw in gebruik genomen. Het is een lange klim naar de hooggelegen alm, en het landschap wordt allengs ongenaakbaarder: "nu kwam het slechte land, dat akelig en griezelig is om aan te zien. Het ligt boven de bloemen, de warmte, het gras, alle goede dingen, boven het zingen van de vogels, want de vogels hierboven kunnen alleen nog krassen (...) en verder is er hier niets en niemand meer, omdat je boven het goede leven bent, boven de mensen - intussen kwam de zon op en trof hen alle vijf tegelijk in hun linkerzij - en het jaar duurt hier twee maanden, drie maanden op zijn hoogst." Prachtig zijn in het hele boek de natuurbeschrijvingen. Het landschap groeit al snel uit tot een volwaardig personage, met menselijke trekken: de gletsjer 'hoest', en aan het einde hoort één van de veehoeders de berg, die op het punt staat hem te verzwelgen, lachen. De natuur - en dat aspect van het verhaal is in onze tijd weer uitgegroeid tot een modern element van het boek - wreekt zich op wie zich aan haar vergrijpt. Eén van de ouderen had al gewaarschuwd: "er zijn plaatsen die de bergen voor zichzelf willen houden, er zijn plaatsen waar ze geen indringers dulden".
Dat dit niet goed zal aflopen is van meet af aan duidelijk. En inderdaad, 'de ziekte' breekt opnieuw uit onder de koeien, die achter elkaar wegkwijnen. De zeven veehoeders moeten in quarantaine boven blijven. Ze zijn tot elkaars gezelschap veroordeeld als drenkelingen op een vlot en kunnen het isolement moeilijk verdragen - vooral de jonge Joseph, die verliefd is en met zijn verloofde herenigd wil worden. De oude Barthélémy wilde wel mee naar boven. Hij wist zich beschermd door zijn talisman, een papier dat drie keer in wijwater was gedoopt, maar die verliest hij - met het te voorziene gevolg. Het boek eindigt met de apocalyptisch beschreven ondergang van het dorp.
Het verloop van het verhaal is dus nogal voorspelbaar. Maar dat blijkt allerminst een bezwaar. Het is zoals Victor van Vriesland ooit schreef in NRC : bij de romans van Ramuz is het niet het wat maar het hoe dat de eigenlijke waarde van het werk uitmaakt: "Deze taal is beeldend zonder in het minst breedsprakig te zijn. Zij is naakt en direct, maar door de manier van uitlezing en groepering der materie van ongemeen poëtische kracht." Nu uitstekend vertaald door Rokus Hofstede die in een nawoord op een ook voor de leek boeiende wijze verantwoording aflegt hoe hij Ramuz' bijzondere Frans in levendig Nederlands omzette.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.