Elizabeth Costello
J.M. Coetzee
J.M. Coetzee (Auteur), Peter Bergsma (Vertaler), Arabella Kurtz (Auteur), Joost Poort (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, cop. 2015 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : ENGELS 851.6 COETZEE |
Daan Heerma Van Voss
ru/eb/25 f
J.M. Coetzee (°1940) is een schrijver die zich van nature bezighoudt met de raakgebieden - niet: de grens - tussen werkelijkheid en fictie. Of een personage nu Robinson Crusoe heet of J.M. Coetzee: in zijn romans schildert Coetzee de waarheid af als iets wat gemaakt wordt, niet als iets wat is. Daarbij zijn schaamte en schuld geëigende motieven in zijn werk. Het summum hiervan vormt natuurlijk In ongenade.
Eigenlijk mag het daarom geen verrassing heten dat, wanneer Coetzee en psychotherapeut/hoogleraar Arabella Kurtz in 2011 in gesprek raken, de inzet verhalen is. Hun gesprek raakt een van de belangrijkste kwesties in de postreligieuze wereld waarin we leven: in welke verhalen geloven we? Welke verhalen verzinnen we voor en over onszelf?
Een correspondentie is naast een samenspel een duel. En een duel moet gelijkwaardige tegenstrevers hebben om interessant te zijn voor anderen. Het duel tussen Coetzee en Paul Auster, die in 2012 hun briefwisseling in boekvorm publiceerden, was niet gelijkwaardig. Coetzee toonde zich een helderder denker dan de Amerikaanse schrijver, en een begenadigder stilist.
Onontkoombaar verleden
De correspondentie tussen Coetzee en Kurtz, die nadrukkelijk de dialoogvorm aanhoudt in plaats van de briefvorm, is daarentegen spannend en vloeiend. De auteurs zijn tegen elkaar opgewassen. In Het goede verhaal passeren verschillende deelonderwerpen de revue - een greep: groepsgedrag, het luisteren naar klassieke muziek, Freud, de aard van therapie, empathie en projectie -, maar het hoofdthema van het boek is even helder als veelomvattend: wat betekent waarheid?
In het voorwoord benoemen de twee auteurs de overeenkomsten tussen de therapeut en de romanschrijver: beiden houden zich bezig met mensen en hoe zij hun leven bezien, hun leven vertellen. Het gesprek is op zijn levendigst wanneer Kurtz schrijft over patiënten en Coetzee schrijft over romans, waarna beiden zich erover kunnen verbazen hoe groot de rol van fictie in het dagelijkse leven is.
Ieder mens is de auteur van zijn levensverhaal, wat de vraag opwerpt hoe ver men daarin mag gaan. Wanneer iemand een beeld van zichzelf heeft gevormd, herinnert hij zich de feiten die dit beeld ondersteunen eerder dan de feiten die het beeld ontkrachten of tegenspreken. Levensverhalen stollen, de waarheid - zo die er is - raakt steeds verder uit zicht.
Een voorbeeld van een kleine herinnering die problematisch blijkt: Coetzee heeft een littekentje op zijn rechterdij. Zijn enige herinnering aan het ontstaan hiervan betreft het verhaal van zijn moeder: in 1942 raakte de jonge Coetzee betrokken bij een klein ongeluk, waaraan hij enkele hechtingen overhield. Hij herinnert zich de exacte woorden van zijn moeder: 'En je was heel dapper. Je hebt niet gehuild.' De oude Coetzee kan er met geen mogelijkheid achter komen of hij werkelijk dapper is geweest, of zijn moeder dit inderdaad heeft gezegd, of ze het meende, wat dit voorval zegt over het verhaal van zijn jeugd.
Toch mag men ook weer geen al te wezenlijke veranderingen aanbrengen aan zijn geschiedenis. Wie dat wel doet, is immers een fantast. Al is dat in de literatuur weer geen misdaad, zo schrijft Coetzee terecht. Emma Bovary is toch zeker een fantast? Of anders Don Quichot wel?
Aan de andere kant zijn er ook tal van verhalen die stellen dat men niet kan weglopen voor zijn verleden. Als voorbeeld noemt Coetzee de werken van Dostojevski en Thomas Hardy, of Sophocles' Oedipus Rex. De reden dat die verhalen zo aangrijpend zijn voor ons als lezers, zegt Coetzee, is dat we niet willen toegeven dat het verleden ons achtervolgt. Op het moment dat we ons verhaal niet meer kunnen aanpassen, lijken we aan te voelen, beginnen we met sterven.
Wat is waar?
Verhalen veranderen, zowel in de therapiekamer als daarbuiten. Kurtz memoreert een patiënt die telkens wanneer hij op vakantie is zijn echtgenote slecht behandelt. Zijn eerste verhaal is: op vakantie maakt zij me agressief. Maar na verloop van tijd verandert dit verhaal in: op vakantie voel ik me afgewezen door mijn therapeut, die ik dan niet mag bellen, waardoor ik extreem afhankelijk raak van mijn echtgenote. Ik word overweldigd door deze gevoelens en begin me af te reageren.
Volgens Kurtz is dit een voorbeeld van een zinvolle therapeutische dialoog: de waarheid is ermee niet achterhaald, maar de volgende vakantie zal allicht beter zijn.
Een goed voorbeeld van een veranderd levensverhaal vormt Sebalds Austerlitz, zo vinden zowel Coetzee als Kurtz. Alles wat we over de onkenbare en onberekenbare hoofdpersoon Jacques Austerlitz (niet zijn echte naam) te weten komen, is via een verteller. Austerlitz is als Joods jongetje met het kindertransport naar Tsjecho-Slowakije gestuurd, en opgevoed in Wales, als David Elias. In Oxford krijgt hij de naam Austerlitz, verwijzend naar de slag bij Austerlitz, die plaatsvond tijdens de napoleontische oorlogen.
Docent Hilary moedigt hem in woord en gebaar aan zijn leven te reconstrueren. Austerlitz' leven wordt gekenmerkt door een permanente zoektocht naar wie hij werkelijk is aan de ene kant en de fysieke gevolgen van geheugenverlies-door-verdringing aan de andere kant. Hij leert zijn levensverhaal telkens opnieuw te vertellen, en nooit komt de lezer erachter met wie hij nu echt van doen heeft.
In Het goede verhaal komt één groot verschil in inzicht tussen beide auteurs naar boven, en dat betreft de aard van de waarheid. Het valt het beste uit te leggen via hun lezing van de moraal van Sebalds boek. Kurtz schrijft: 'Wellicht is het opmerkelijke niet dat onze blik beperkt is, maar dat we überhaupt ergens inzicht in hebben.' Terwijl Coetzee meent dat Hilary, Austerlitz' docent aan Oxford, hem misleidt, dat hij hem 'de onjuiste geschiedenis leert'.
Terwijl Kurtz de waarheid beschouwt als permanent veranderlijk, blijft Coetzee vasthouden aan het idee dat er wel degelijk een echte waarheid is, los van alle ficties, al is die waarheid niet te achterhalen. Coetzee maakt een fundamenteel onderscheid tussen dingen die wel echt gebeurd zijn en dingen die niet echt gebeurd zijn. De beroemde filosofenboom die valt zonder dat iemand het ziet, valt wel degelijk. Er spreekt een welhaast nostalgisch verlangen uit naar een eenduidiger wereld.
'Ik zou graag willen geloven dat het universum rechtvaardig is', schrijft hij op pagina 44. Het gaat hier niet om een weeklacht of een aanklacht, zoals bij Hermans met zijn sadistisch universum, maar om een behoefte, een behoefte aan duidelijkheid. Het is alsof Coetzee uiteindelijk toch niet kan verkroppen dat bepaalde onvervreemdbare categorieën, zoals waarheid of moraal, relatief zijn of zijn gebleken.
Hij toont zich hiermee kwetsbaarder dan in zijn romans, waarin kwetsbaarheid altijd in een nadrukkelijke narratieve vorm gegoten is. De schrijver analyseert zichzelf: 'Is het niet eerder zo dat er iets mankeert aan mij en mijn manier van denken, dat ik op een al te teergevoelige manier weiger te accepteren dat de opvattingen over goed en kwaad mettertijd veranderen, dat moraliteit is wat de etymologie van het woord suggereert: alleen maar een reeks mores, traditionele denkwijzen?'
Voor Kurtz doet een pure, externe realiteit - 'een plek waarop een gebeurtenis plaatsvindt en [sic] die een op zichzelf staande gebeurtenis is' - even geforceerd als volstrekt abstract aan. Voor haar is een gebeurtenis zonder bijbehorende ervaring onmogelijk.
Fatalisme
'Uit wat ik schrijf moet je kunnen opmaken dat ik niet veel respect heb voor de werkelijkheid', beweert Coetzee. 'In mijn eigen ogen gebruik ik de werkelijkheid eerder in mijn fictie dan dat ik haar weerspiegel.'
Maar in weerwil van wat hij zelf beweert, heeft Coetzee niet te weinig respect voor de waarheid, maar te veel. Coetzee beschrijft zichzelf als een fantasierijk kind, dat liever verhalen verzon dan speelde met andere kinderen. Het kind groeide op met een sterke vrees - wellicht werd deze vrees versterkt door de plaats van opgroeien: het calvinistische Zuid-Afrika - voor de dag dat hij door een almachtige instantie de rekening gepresenteerd zou krijgen voor zijn 'aandoening', de 'aangeboren kwaal waarmee ik gedoemd was door het leven te gaan'.
Dergelijk fatalisme is Kurtz vreemd. Zij gelooft, blijft geloven, in een zinvolle dialoog, die zowel de therapeut als de patiënt nieuwe waarheden kan bieden, of ten minste nieuw licht kan werpen op oude waarheden.
En na dit boek kan ik niet anders dan het met haar eens zijn. Het goede verhaal is een ode aan de waarde van dialoog. Zowel het geven en ondergaan van therapie als het schrijven van fictie zijn creatieve processen, die kracht kosten en kracht opleveren. Processen waarin waarheid zichzelf kan vermommen als leugen, en leugen zich kan vermommen als waarheid.
Het boek geeft geen antwoord op de impliciete vragen die de titel opwerpt: bestaat er zoiets als het goede verhaal? Is het goede verhaal hetzelfde als het ware verhaal, of is het eerder op te vatten als het verhaal dat zijn verteller het meeste baat brengt? Maar een boek dat op deze vragen het antwoord pretendeert te weten, en daarmee beweert een profetische kracht te hebben, is even vals als oninteressant. Het goede verhaal is een welgemeende zoektocht, een poging om de verwarring tegen te gaan.
Het is zijn oprechte leugenachtigheid, zijn vermogen de waarheid zelf te scheppen en te vernietigen, die de mens tot een studieobject maakt dat nooit gaat vervelen. De belangrijkste overeenkomst tussen de therapeut en de schrijver volgt op de laatste pagina van het boek: beiden hebben er belang bij dat de werkelijkheid niet is wat ze lijkt te zijn.
J.M. Coetzee en Arabella Kurtz, Het goede verhaal, Cossee, 256 p., 22,90 euro. Het boek ligt vanaf 1 maart in de boekhandel.
DAAN HEERMA VAN VOSS ■
Frans Peterse
Dit uitermate boeiende boek gaat over wat waarheid en fictie is. In een briefwisseling tussen een Nobelprijswinnaar voor literatuur en een psychonanalytische psychotherapeute zoeken dezen samen vanuit hun eigen achtergrond en discipline naar wat waarheid is. De analyticus luistert naar het verhaal, schrijvers en hun problematische ideeën over fictie en waarheid. Wat zijn de eigenschappen van een goed verhaal? Bij de psychoanalyse wordt de diepste waarheid verteld bij het analyseren van de weerstand. Wat is historische waarheid, wat is filosofische waarheid, wat is wetenschappelijke waarheid of berust waarheid op emoties? Bij psychotherapie gaat het om innerlijke waarheid. Maar waarheid is intersubjectief, waarheid berust op herinnering en interpretatie. Dus wat is werkelijk waar? Een boek voor hen die graag in deze discussie mee willen gaan. Voorkennis van wetenschappelijke begrippen en theorieën is nodig.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.